ECLI:NL:RBNHO:2025:9427

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
15/053291-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen, handel in cocaïne, wapenbezit en XTC-pillen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 5 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende meerdere jaren schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van meer dan twee miljoen euro, de handel in grote hoeveelheden cocaïne, het voorhanden hebben van een wapen met bijbehorende munitie en het voorhanden hebben van ruim vier kilo XTC-pillen. De verdachte is op 22 juli 2025 gehoord in een openbare terechtzitting, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging. De tenlastelegging omvatte zeven feiten, waaronder het medeplegen van witwassen en het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van feit 5, maar de overige feiten zijn bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 76 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in het criminele circuit en de gemaakte procesafspraken. De verdachte heeft zich vrijwillig en met voldoende informatie aan de procesafspraken gehouden, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar oordeel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/053291-23
Uitspraakdatum: 5 augustus 2025
Tegenspraak
verkort strafvonnis(artikel 138b van het Wetboek van Strafvordering (Sv))
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 juli 2025 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.W.A. Dekens, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
feit 1:het medeplegen van gewoontewitwassen van meerdere geldbedragen in de periode van 22 augustus 2020 tot en met 25 februari 2021;
feit 2:het medeplegen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 22 januari 2021 tot en met 16 februari 2021;
feit 3:het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van cocaïne op of omstreeks 2 maart 2021;
feit 4:het medeplegen van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 4 april 2023 tot en met 6 april 2023;
feit 5:het voorhanden hebben van een wapen van categorie II en een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie in de periode van 18 april 2023 tot en met 20 december 2023;
feit 6:het voorhanden hebben van een wapen van categorie III onder I en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie op of omstreeks 28 mei 2024;
feit 7:het opzettelijk aanwezig hebben van 4.484 gram MDMA (XTC-pillen) op of omstreeks 28 mei 2024.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

2.Procesafspraken

Op 28 februari 2025 heeft de rechtbank een afschrift ontvangen van een raamovereenkomst met procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging. Deze overeenkomst is ondertekend door de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsvrouw. Ook heeft de rechtbank ter terechtzitting van 22 juli 2025 een schikkingsovereenkomst op grond van artikel 511c Sv in het kader van de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ontvangen.
De raamovereenkomst omvat, kort samengevat, de volgende afspraken:
- het Openbaar Ministerie zal rekwireren tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten en kwalificatie van de feiten zoals in de overeenkomst is weergegeven;
- het Openbaar Ministerie zal rekwireren tot een strafoplegging zoals hierna onder 8.1 weergegeven;
- de verdachte zal aanwezig zijn bij iedere behandeling van de strafzaak;
- de verdachte hoeft geen nadere verklaring af te leggen;
- de verdachte ziet af van het indienen van onderzoekswensen;
- de verdediging zal geen bewijsverweren voeren;
- het Openbaar Ministerie zal afzien van het aankondigen of indienen van een ontnemingsvordering mits de verdachte tijdig opvolging geeft aan de inhoud van de schikkingsovereenkomst ex artikel 511c Sv;
- de verdediging zal geen aanhoudings- of schorsingsverzoeken doen, met uitzondering van een eenmalige schorsing gedurende de voorlopige hechtenis;
- de verdediging en het Openbaar Ministerie zullen geen hoger beroep instellen indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de gemaakte afspraken;
- het Openbaar Ministerie zal geen andere vervolging instellen ter zake eventuele andere soortgelijke feiten voor zover deze zien op chatberichten uit de datasets zoals die zijn beschreven in onderhavig procesdossier over de aan de verdachte toegeschreven Sky-ECC accounts in de periode waarin deze accounts werden gebruikt;
- de verdachte onttrekt zich niet aan de tenuitvoerlegging van zijn straf;
- de verdachte doet afstand van de onder hem in beslag genomen goederen, te weten een Glock met twee patroonhouders (met patronen), verdovende middelen (aangetroffen in de woning aan de [adres]), een Google Pixel telefoon en een imitatie Rolex horloge.
Op de zitting van 22 juli 2025 heeft de rechtbank de procesafspraken en het afdoeningsvoorstel, zoals deze zijn weergegeven in de raamovereenkomst, met de partijen besproken. Daarbij is gebleken dat tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging overeenstemming bestaat dat de verdachte tijdig opvolging heeft gegeven aan de inhoud van de schikkingsovereenkomst ex artikel 511c Sv. Op enkele punten heeft de rechtbank een nadere toelichting gevraagd en gekregen. De rechtbank heeft de gevolgen van de procesafspraken besproken en de rechtspositie van de verdachte aan de orde gesteld. De verdachte heeft verklaard goed te hebben begrepen wat de gemaakte procesafspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Ook heeft hij kenbaar gemaakt volledig achter die afspraken te staan en de overeenkomst vrijwillig te zijn aangegaan. De rechtbank heeft begrepen dat de verdachte zich vrij voelde om zelf te beslissen en zich niet onder druk gezet heeft gevoeld om de procesafspraken met het Openbaar Ministerie te maken. Verder is duidelijk geworden dat de verdachte bij het hele proces om tot procesafspraken te komen rechtsbijstand van zijn raadsvrouw heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte vrijwillig en op basis van voor hem voldoende en duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in die overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt. In het licht van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat zij bij de beoordeling van de strafzaak tegen de verdachte acht kan slaan op de tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gemaakte procesafspraken.

3.Beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv

De rechtbank stelt bij de beoordeling van deze strafzaak voorop, ook gelet op het arrest van de Hoge Raad van 27 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1252), dat de rechtbank geen partij is bij de tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gemaakte procesafspraken en daaraan dus ook niet is gebonden. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid om te waarborgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke regeling, in het bijzonder de artikelen 348 en 350 Sv, en de eisen van een eerlijk proces. Dat betekent dat de rechtbank de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv in dit vonnis zelfstandig zal beantwoorden.

4.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Beoordeling van het bewijs

5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar de procesafspraken, gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 5 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten.
5.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar de procesafspraken, geen bewijsverweren gevoerd en heeft verzocht de zaak af te doen zoals in de procesafspraken is overeengekomen.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
5.3.1.
Vrijspraak van feit 5
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
5.3.2.
Bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3, 4, 6 en 7
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
5.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat
Feit 1
hij in de periode van 22 augustus 2020 tot en met 25 februari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, voorwerpen te weten:
(op of omstreeks 22 augustus 2020) een geldbedrag van 1.000.000 euro en
(op of omstreeks 25 september 2020) een geldbedrag van 250.000 euro en
(op of omstreeks 19 januari 2021) een geldbedrag van 207.500 euro en
(op of omstreeks 28 januari 2021) een geldbedrag van 182.005 euro en
(op of omstreeks 29 januari 2021) een geldbedrag van 254.200 euro en
(op of omstreeks 9 februari 2021) een geldbedrag van 200.000 euro en
(op of omstreeks 25 februari 2021) een geldbedrag van 30.000 euro
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de verplaatsing verborgen, terwijl hij wist dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf;
Feit 2
hij in de periode van 22 januari 2021 tot en met 16 februari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, cocaïne, te weten:
- ( op of omstreeks 22 januari 2021) een hoeveelheid cocaïne en
- ( op of omstreeks 16 februari 2021) 150 kilo cocaïne;
Feit 3
hij op 2 maart 2021 in Nederland en Belgíë tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, cocaïne;
Feit 4
hij in de periode van 4 april 2023 tot en met 6 april 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 40 blokken cocaïne;
Feit 6
hij op 28 mei 2024 te Bloemendaal,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, type 19, kaliber 9x19mm en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten (scherpe) kogelpatronen van het kaliber 9x19mm
voorhanden heeft gehad;
Feit 7
hij op 28 mei 2024 te Bloemendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4484 gram XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken
feit 2:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 3:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de
Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod
feit 4:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod
feit 6:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
feit 7:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
8. Motivering van de sanctie
8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar de gemaakte procesafspraken, gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 76 maanden met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar de procesafspraken, verzocht de zaak af te doen zoals in de procesafspraken is overeengekomen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren (samen met anderen) schuldig gemaakt aan het gewoontewitwassen van in totaal ruim twee miljoen euro, het verhandelen, uitvoeren en voorhanden hebben van grote hoeveelheden cocaïne, het voorhanden hebben van een wapen met bijbehorende munitie en het voorhanden hebben van ruim vier kilo xtc-pillen. Naar het oordeel van de rechtbank vervulde de verdachte bij de bewezen verklaarde feiten een belangrijke rol en zat hij diep ingebed in het criminele circuit. Dit blijkt uit het versluierde berichtenverkeer tussen hem en zijn contacten. In de vele chatberichten hebben de verdachte en zijn contacten onder meer gesproken over hoeveelheden over te dragen geldbedragen en blokken cocaïne, over waar en wanneer de overdrachten zullen plaatsvinden en worden er over en weer tokens gestuurd die de daadwerkelijke overdrachten bevestigen. Bij die overdrachten is de verdachte steeds ook zelf daadwerkelijk aanwezig geweest.
De rechtbank acht de bewezen verklaarde feiten zeer ernstig. Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie en de belastingdienst te onttrekken, wordt het plegen van criminele activiteiten in stand gehouden en indirect ook bevorderd. De verdachte heeft hier met zijn handelen aan bijgedragen. Ook is algemeen bekend dat harddrugs schadelijk zijn en daarmee een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. De verspreiding van en handel in drugs gaan bovendien gepaard met andere vormen van zware criminaliteit, waaronder levensdelicten. De verdachte heeft een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale netwerk van de handel in cocaïne. Bovendien had de verdachte in zijn woning, waar ook zijn partner en kinderen wonen, een aanzienlijke hoeveelheid xtc-pillen liggen en in de auto van zijn partner een vuurwapen met munitie. De verdachte heeft zich bij het plegen van de feiten kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder wegens soortgelijke feiten tot een lange gevangenisstraf is veroordeeld. Omdat deze veroordeling van langere tijd geleden is, weegt de rechtbank dit niet in het nadeel van de verdachte mee.
Op te leggen straf
De aard, ernst en hoeveelheid van de feiten maken dat de rechtbank een lange gevangenisstraf passend en geboden vindt. De rechtbank houdt bij het bepalen van de duur daarvan rekening met straffen die rechters in vergelijkbare zaken hebben opgelegd. Ook heeft de rechtbank gelet op de inhoud van de raamovereenkomst met betrekking tot de schikking op grond van artikel 511c Sv in het kader van de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de voordelen die gepaard gaan met afdoening overeenkomstig de procesafspraken. Uit de raamovereenkomst volgt dat de officier van justitie zonder procesafspraken een gevangenisstraf van 114 maanden zou hebben gevorderd.
De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat de verdachte vanaf een vroeg stadium heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de procesafspraken. Het in de raamovereenkomst opgenomen afdoeningsvoorstel dient een efficiënte en voortvarende behandeling en een effectieve afdoening van de zaak. Als de rechtbank in overeenstemming met het afdoeningsvoorstel oordeelt, wordt een mogelijk lang proces in eerste aanleg voorkomen en vloeit daaruit in beginsel ook voort dat het belang bij een behandeling van de zaak in hoger beroep ontbreekt. De op te leggen straf kan onmiddellijk ten uitvoer worden gelegd. Het afdoeningsvoorstel doet daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.
Alles afwegende komt de rechtbank tot een strafoplegging die in overeenstemming is met het afdoeningsvoorstel en zoals ter terechtzitting door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 76 maanden met aftrek van het voorarrest. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet;
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 5 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 5.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 6. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
76 (zesenzeventig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mr. P.A. Hesselink en mr. J.F. van Halderen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2025.
Bijlage – De tenlastelegging
Feit 1
[ PV AMB-003 16821490 PV chat's 9D9145 en 9T6YVQ + PV AMB-060 PVB Sky-Chats [naam verdachte] m.b.t. handel Vedomi ]
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 22 augustus 2020 tot en met 25 februari 2021 te Bloemendaal en/of Rotterdam en/of Amstelveen en/of Wateringen en/of Amsterdam en/of Nieuw-Vennep en/of Barendrecht althans (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte (telkens) (een) voorwerp(en) te weten:
(op of omstreeks 22 augustus 2020) een geldbedrag van 1.000.000 euro en/of
(op of omstreeks 25 september 2020) een geldbedrag van 250.000 euro en/of
(op of omstreeks 19 januari 2021) een geldbedrag van 207.500 euro en/of
(op of omstreeks 28 januari 2021) een geldbedrag van 182.005 euro en/of
(op of omstreeks 29 januari 2021) een geldbedrag van 254.200 euro en/of
(op of omstreeks 9 februari 2021) een geldbedrag van 200.000 euro en/of
(op of omstreeks 25 februari 2021) een geldbedrag van 30.000 euro
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van (een) voorwerp(en) (te weten voornoemde geldbedragen), gebruik gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/ waren uit enig misdrijf;
Feit 2
[ PV AMB-060 PVB Sky-Chats [naam verdachte] m.b.t. handel Vedomi ]
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 22 januari 2021 tot en met 16 februari 2021 te IJmuiden en/of te Bloemendaal en/of te Roosendaal, in elk geval (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, te weten:
- ( op of omstreeks 22 januari 2021) 18 blokken, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ( op of omstreeks 16 februari 2021) 150 kilo (“stuks”), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3
[ PV AMB-060 PVB Sky-Chats [naam verdachte] m.b.t. handel Vedomi ]
hij op of omstreeks 2 maart 2021 in Nederland en/of Belgíë tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 30 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 4
[ PV AMB-062 19246186 PV Tijdlijn 4, 5 en 6 april 2023 en AMB-076 19502186 PV vergelijking goederen doorzoeking [adres] met AMB062 ]
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 4 april 2023 tot en met 6 april 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 40 blokken, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 5
[ PV AMB-069 19423595 PV bevindingen [naam verdachte] en vuurwapens ]
hij (op een of meerdere tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 18 april 2023 tot en met 20 december 2023 te Assendelft en/of te Santpoort-Zuid en/of IJmuiden, in ieder geval in Nederland
- ( op of omstreeks 18 april 2023) (een) wapen(s) van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, van het merk Heckler & Koch, type MP5 zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
- ( in of omstreeks de periode van 19 december 2023 tot en met 20 december 2023) een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Glock, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
Feit 6
[ PV AMB-072 PV Aantreffen vuurwapen in mini [naam A] + PV AMB-073 PV determinatie vuurwapen WME ]
hij op of omstreeks 28 mei 2024 te Bloemendaal, in ieder geval in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, type 19, kaliber 9x19mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere (scherpe) kogelpatronen van het kaliber 9x19mm
voorhanden heeft gehad;
Feit 7
[ PV AMB-074 19502218 PVB gewicht aangetroffen tabletten ]
hij op of omstreeks 28 mei 2024 te Bloemendaal, in ieder geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4484 gram (XTC-pillen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.