Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie met producties;
2.De feiten
3.De geschillen
Woonwaard legt aan deze vordering ten grondslag dat [onderbewindgestelde] zonder recht of titel in het gehuurde verblijft. De huurovereenkomst is op 30 december 2024 buitengerechtelijk ontbonden. Hiertoe was zij gerechtigd, omdat de gemeente op 3 december 2024 de tot het gehuurde behorende berging heeft gesloten.
Woonwaard legt aan deze vordering ten grondslag dat, voor zover Woonwaard de huurovereenkomst niet rechtsgeldig heeft ontbonden, de huurovereenkomst moet worden ontbonden door de kantonrechter wegens een tekortkoming in de nakoming daarvan door [onderbewindgestelde] . De ontbinding van de huurovereenkomst brengt mee dat [onderbewindgestelde] tot ontruiming van het gehuurde moet worden veroordeeld.
4.De beoordeling
Vanwege het belang voor huurders van woonruimte op effectieve rechtsbescherming dient deze uitzondering met de nodige terughoudendheid te worden toegepast. Dit betekent dat bij de uitleg van de uitzonderingsbepaling het toekennen van een beperkte reikwijdte aan de bepaling voor de hand ligt.
Dat [onderbewindgestelde] hiervan niets heeft geweten of ten minste heeft vermoed, is niet aannemelijk. De Bewindvoerder q.q. heeft namelijk erkend dat [onderbewindgestelde] dagelijks, althans regelmatig, van de berging gebruik maakt – onder meer - voor het ophalen en stallen van haar fiets.
De Bewindvoerder q.q. heeft wel aangevoerd dat [onderbewindgestelde] niet was opgewassen tegen de druk van haar zoon, maar van haar kant zijn geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij is gedwongen om haar berging aan haar zoon ter beschikking te stellen.