ECLI:NL:RBNHO:2025:9458

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
11572223 CV EXPL 25-847
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens tekortkoming huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonwaard Noord-Kennemerland en de bewindvoerder van een onderbewindgestelde huurder. De kern van de zaak betreft de vraag of de huurovereenkomst van de onderbewindgestelde moet worden ontbonden en of zij moet worden veroordeeld tot ontruiming van de gehuurde woning. De kantonrechter oordeelt dat de huurder tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, omdat in de bij de woning behorende berging drugs, een wapenonderdeel en munitie zijn aangetroffen. De huurovereenkomst wordt ontbonden en de huurder wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning. De kantonrechter overweegt dat de buitengerechtelijke ontbinding door de verhuurder niet rechtsgeldig was, maar dat de kantonrechter zelf de bevoegdheid heeft om de huurovereenkomst te ontbinden op basis van de tekortkoming van de huurder. De kantonrechter wijst op de ernst van de overtredingen en de impact daarvan op de omgeving, en concludeert dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De ontruiming wordt bepaald op een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11572223 \ CV EXPL 25-847 WD
Vonnis van 3 september 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONWAARD NOORD-KENNEMERLAND,
te Alkmaar,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonwaard,
gemachtigde: mr. M.J. Dekker,
tegen
[bewindvoerder] , handelend onder de naam. SPEJA-BEWINDVOERING, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde],
te Alkmaar,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. F.J.J. Baars.
[bewindvoerder] voornoemd zal hierna worden aangeduid als: De Bewindvoerder q.q.. [onderbewindgestelde] zal hierna worden aangeduid als: [onderbewindgestelde] .
De zaak in het kort
Deze zaak draait om de vraag of de huurovereenkomst moet worden ontbonden en gedaagde moet worden veroordeeld tot ontruiming vanwege een tekortkoming van gedaagde. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde is tekortgeschoten, omdat in de bij het gehuurde behorende berging drugs, een wapenonderdeel en munitie zijn aangetroffen. De huurovereenkomst wordt ontbonden en gedaagde wordt veroordeeld tot ontruiming.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie met producties;
- het tussenvonnis van 16 april 2025;
- de mondelinge behandeling van 5 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[onderbewindgestelde] huurt sinds 4 augustus 2010 een zelfstandige woonruimte (appartement), inclusief de bijbehorende berging van Woonwaard, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna te noemen: het gehuurde).
2.2.
De door [onderbewindgestelde] gehuurde woning maakt deel uit van een complex van gestapelde woningen. De door [onderbewindgestelde] gehuurde woning bevindt zich op de derde woonlaag van het complex. Op de benedenverdieping/ parterre, los van het woningencomplex, bevinden zich de bij de woningen behorende bergingen, waaronder de berging die hoort bij de door [onderbewindgestelde] van Woonwaard gehuurde woning.
2.3.
De Algemene Huurvoorwaarden Zelfstandige Woonruimte d.d. januari 2006 maken deel uit van de huurovereenkomst. In deze algemene voorwaarden is het volgende, voor zover hier van belang, opgenomen:
Artikel 6 De algemene verplichtingen van huurder
(…)
Artikel 6.6
Huurder dient er voor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder,(…) of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.(…)
Artikel 6.7
Het is huurder verboden in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
Artikel 12 De aansprakelijkheid van huurder
(…)
Huurder is jegens verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen, die vanwege huurder het gehuurde gebruiken of zich vanwege huurder daarin bevinden.
2.4.
[onderbewindgestelde] staat sinds 21 september 2016 onder bewind. Sinds 17 september 2021 is [bewindvoerder] h.o.d.n. Speja-Bewindvoering haar bewindvoerder.
2.5.
Op 5 september 2024 is door de politie een inval gedaan in de berging die hoort bij de door [onderbewindgestelde] van Woonwaard gehuurde woning. Tijdens deze inval zijn verboden goederen aangetroffen, waaronder 523 bolletjes heroïne en bolletjes cocaïne, een deel van een vuurwapen en munitie (50x 9 mm patronen). Volgens de bevindingen van de politie heeft [onderbewindgestelde] verklaard dat zij en haar zoon gebruik maken van de berging en in bezit zijn van een sleutel. De doorzoeking van de berging veroorzaakte veel commotie in de wijk. Veel wijkbewoners verklaarden dat zij blij waren dat de politie actie had ondernomen en hoopten dat de overlast nu na al die jaren opgelost was.
2.6.
Bij brief van 25 november 2024 heeft de gemeente Alkmaar (hierna: de gemeente) aan Woonwaard medegedeeld dat de burgemeester het volgende heeft besloten:
Besluit
De berging behorende bij de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] wordt op dinsdag 3 december 2024 om 15.00 uur gesloten voor 9 maanden.
2.7.
Op 30 december 2024 heeft Woonwaard de huurovereenkomst met De Bewindvoerder q.q. c.q. [onderbewindgestelde] buitengerechtelijk ontbonden. De Bewindvoerder q.q. is niet vertrokken uit de door haar gehuurde woonruimte. Zij woont daar nog steeds.

3.De geschillen

De vordering van Woonwaard3.1. Woonwaard vordert, zoals ter zitting nader is toegelicht, primair ontruiming van het gehuurde met nevenvorderingen.
Woonwaard legt aan deze vordering ten grondslag dat [onderbewindgestelde] zonder recht of titel in het gehuurde verblijft. De huurovereenkomst is op 30 december 2024 buitengerechtelijk ontbonden. Hiertoe was zij gerechtigd, omdat de gemeente op 3 december 2024 de tot het gehuurde behorende berging heeft gesloten.
3.2.
Woonwaard vordert subsidiair ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde met nevenvorderingen.
Woonwaard legt aan deze vordering ten grondslag dat, voor zover Woonwaard de huurovereenkomst niet rechtsgeldig heeft ontbonden, de huurovereenkomst moet worden ontbonden door de kantonrechter wegens een tekortkoming in de nakoming daarvan door [onderbewindgestelde] . De ontbinding van de huurovereenkomst brengt mee dat [onderbewindgestelde] tot ontruiming van het gehuurde moet worden veroordeeld.
3.3.
De Bewindvoerder q.q. voert het volgende verweer. De buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst door Woonwaard is niet rechtsgeldig. De huurovereenkomst duurt nog steeds voort. [onderbewindgestelde] is niet tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Voor zover van een tekortkoming sprake is, rechtvaardigt deze niet de ontbinding van de huurovereenkomst. Niet [onderbewindgestelde] , maar haar meerderjarige zoon is verantwoordelijk voor de illegale activiteiten die hebben plaatsgevonden in en vanuit de berging van het gehuurde. [onderbewindgestelde] wist tot aan de politie-inval niet wat er zich in de berging afspeelde. [onderbewindgestelde] is een kwetsbare vrouw is, die onevenredig hard zal worden geraakt bij een eventueel verlies van haar woonruimte. Sinds de politie-inval is geen sprake meer van illegale activiteiten, overlast voor omwonenden en/of onrust in de buurt. Onder de gegeven omstandigheden komt aan Woonwaard, na een redelijke belangenafweging, geen recht toe op ontbinding van de huurovereenkomst.
De voorwaardelijke tegenvordering van De Bewindvoerder q.q.
3.4.
De Bewindvoerder q.q. vordert voorwaardelijk dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de buitengerechtelijke ontbinding van 30 december 2024 in strijd is met de wet. Woonwaard voert verweer.

4.De beoordeling

De vordering van Woonwaard
buitengerechtelijke ontbinding niet rechtsgeldig
4.1.
De primaire vordering is niet toewijsbaar, omdat Woonwaard de huurovereenkomst op 30 december 2024 niet rechtsgeldig heeft ontbonden. De kantonrechter legt uit waarop zij dit oordeel baseert.
4.2.
Uitgangspunt bij huurovereenkomsten die strekken tot de ver(huur) van woonruimte is dat een ontbinding wegens een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst geschiedt door de kantonrechter [1] . Dit uitgangspunt strekt ertoe om de positie van de huurder te beschermen en moet voorkomen dat de wettelijke opzeggings- en ontruimingsbescherming van de huurder van woonruimte wordt doorkruist. Een uitzondering op dit uitgangspunt wordt gemaakt bij ontbinding wegens een tekortkoming van de huurder voor het geval het bevoegd gezag een (drugs)pand heeft gesloten op grond van een aantal daar genoemde (wettelijke) regelingen [2] .
Vanwege het belang voor huurders van woonruimte op effectieve rechtsbescherming dient deze uitzondering met de nodige terughoudendheid te worden toegepast. Dit betekent dat bij de uitleg van de uitzonderingsbepaling het toekennen van een beperkte reikwijdte aan de bepaling voor de hand ligt.
4.3.
Woonwaard baseert haar bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding op het door de gemeente op 25 november 2024 genomen besluit tot sluiting van de tot het gehuurde behorende berging. De kantonrechter stelt vast dat de gemeente niet de tot het gehuurde behorende woning heeft gesloten. Artikel 7: 231 lid 2 BW bepaalt, kort gezegd, dat na sluiting van “het gebouw” op de grond van artikel 13b van de Opiumwet, een verhuurder de huurovereenkomst kan ontbinden. Gelet op de beperkte strekking die aan de uitzonderingsbepaling mag worden toegekend, is de kantonrechter van oordeel dat de enkele sluiting van de berging niet gelijk is te stellen met de sluiting van “het gebouw” als bedoeld in artikel 7: 231 lid 2 BW.
4.4.
Het voorgaande brengt mee dat Woonwaard aan de bestuursrechtelijke sluiting van de berging niet de bevoegdheid heeft kunnen ontlenen om de huurovereenkomst met [onderbewindgestelde] buitengerechtelijk te ontbinden. De buitengerechtelijke ontbinding van 30 december 2024 ontbeert hierom rechtsgevolg. De huurovereenkomst loopt nog steeds door en [onderbewindgestelde] is op grond van de huurovereenkomst tot op heden gerechtigd om gebruik te maken van zowel de woning als de berging. Van gebruik zonder recht of titel is geen sprake.
ontbinding door de kantonrechter
4.5.
De kantonrechter komt daarmee toe aan de beoordeling van de subsidiaire vordering van Woonwaard. De subsidiaire vordering, die ertoe strekt dat de huurovereenkomst alsnog wordt ontbonden, is toewijsbaar. De kantonrechter zal uitleggen waarop zij dit oordeel baseert.
4.6.
Het uitgangspunt is dat [onderbewindgestelde] zich als goed huurder moet gedragen. Dit betekent dat zij zich moet houden aan haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, de algemene voorwaarden en de wet. Indien zij deze verplichtingen niet nakomt (een tekortkoming), kan dit reden zijn om de huurovereenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. [3]
4.7.
De kantonrechter is met Woonwaard van oordeel dat sprake van een tekortkoming. De illegale activiteiten in de gehuurde berging waren in strijd met het in artikel 6.7. van de algemene huurvoorwaarden opgenomen verbod om in strijd te handelen met de Opiumwet. [4] Het gaat om een ernstige schending van het verbod, omdat de aangetroffen hoeveelheid hard drugs in combinatie met het verboden wapentuig duiden op professionele drugshandel. Daarnaast staat als onweersproken vast dat deze activiteiten hebben geleid tot overlast en hinder voor omwonenden, wat een overtreding is het met in artikel 6.6. van de algemene huurvoorwaarden [5] .
4.8.
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van de bewindvoerder dat niet [onderbewindgestelde] maar haar meerderjarige zoon verantwoordelijk is voor de illegale activiteiten ter plaatse. Vast staat immers dat [onderbewindgestelde] een sleutel van de garage aan hem heeft gegeven. Hiermee heeft zij haar zoon de toegang tot de garage verschaft. Dit brengt mee dat [onderbewindgestelde] op grond van artikel 6.12 van de algemene huurvoorwaarden contractueel jegens Woonwaard aansprakelijk is voor de gedragingen van haar zoon [6] .
4.9.
In geval van een tekortkoming is de vordering tot ontbinding in beginsel toewijsbaar. De bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkoming kan daaraan bij wijze van uitzondering in de weg staan [7] . Het is aan De Bewindvoerder q.q. om voldoende feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat deze uitzondering van toepassing is. De door de kantonrechter te maken afweging of de tekortkoming de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, geschiedt aan de hand van alle omstandigheden van het geval.
geen beroep op uitzondering
4.10.
De Bewindvoerder q.q. heeft hiertoe aangevoerd dat [onderbewindgestelde] zich in een kwetsbare positie bevindt, omdat zij een toegelaten vluchtelinge is, die moeite heeft om in de voor haar gecompliceerde Nederlandse samenleving een geordend leven op te bouwen. Zij is niet in staat tot deugdelijk financieel beheer, staat daarom al jarenlang onder bewind, beschikt slechts over een minimaal inkomen en wordt door De Bewindvoerder q.q. gebudgetteerd. Daarnaast stelt De Bewindvoerder q.q. dat sinds de politie-inval geen sprake meer is van illegale activiteiten, overlast voor omwonenden en/of onrust in de buurt, zodat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde geen redelijk doel meer dient, aldus De Bewindvoerder q.q..
4.11.
De kantonrechter ziet onder ogen dat [onderbewindgestelde] groot belang heeft bij het behoud van haar woonruimte en dat het eventuele verlies daarvan haar voor grote problemen stelt. Dit brengt echter niet mee dat haar tekortkoming vanwege een bijzondere aard of geringe betekenis de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt. Het illegale bezit van en handel in drugs in het gehuurde is een ernstige tekortkoming, mede gelet op de impact die dat heeft gehad op de omgeving. Niet in geschil is dat de activiteiten ter plaatse structureel voor ernstige overlast voor de omwonenden hebben gezorgd.
Dat [onderbewindgestelde] hiervan niets heeft geweten of ten minste heeft vermoed, is niet aannemelijk. De Bewindvoerder q.q. heeft namelijk erkend dat [onderbewindgestelde] dagelijks, althans regelmatig, van de berging gebruik maakt – onder meer - voor het ophalen en stallen van haar fiets.
De Bewindvoerder q.q. heeft wel aangevoerd dat [onderbewindgestelde] niet was opgewassen tegen de druk van haar zoon, maar van haar kant zijn geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij is gedwongen om haar berging aan haar zoon ter beschikking te stellen.
4.12.
Tegenover het belang van [onderbewindgestelde] staat het belang van Woonwaard om weer over de huurwoning te kunnen beschikken in verband met haar verplichting te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van haar schaarse sociale huurwoningen onder haar doelgroep, financieel minder draagkrachtigen. Daarmee wordt een gewichtig belang van publieke aard gediend, waarmee de illegale activiteiten vanuit een deel van het gehuurde op gespannen voet staan. Daarbij komt dat Woonwaard als verhuurder jegens de omwonenden, waarvan meerderen ook huurder van Woonwaard zullen zijn, gehouden is om te zorgen voor een voldoende veilige woonomgeving. Algemeen bekend is dat dit soort illegale activiteiten leiden tot gevoelens van onveiligheid. Voldoende is gebleken dat de illegale activiteiten ook tot overlast hebben geleid.
4.13.
Gelet op het voorgaande vindt de kantonrechter de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd. De mogelijkheid dat bij voortduring van de huurovereenkomst de problemen zich in de toekomst zullen herhalen, is reëel. De zoon is blijkens de gedingstukken wat bezit en handel in drugs aangaat als recidivist te beschouwen en De Bewindvoerder q.q. heeft niet aannemelijk gemaakt dat [onderbewindgestelde] in de toekomst de druk van haar zoon wel zal kunnen weerstaan. [onderbewindgestelde] heeft ervoor gekozen om niet op de zitting te verschijnen om vragen te beantwoorden. Hierdoor heeft de kantonrechter de gestelde persoonlijke omstandigheden, die verder niet zijn onderbouwd, niet met haar kunnen bespreken. De bewindvoerder q.q. heeft verklaard dat het contact beperkt is.
4.14.
De conclusie is dat de kantonrechter de huurovereenkomst zal ontbinden en De Bewindvoerder q.q. zal worden veroordeeld tot ontruiming. De ontruiming zal worden bepaald op een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter is van oordeel dat dit een redelijke termijn is om aan de veroordeling te voldoen.
4.15
De Bewindvoerder q.q. heeft nog aangeboden om een medewerker van de gemeente ( [medewerker] ) als getuige te laten horen. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. Het bewijsaanbod ziet niet op stellingen die, indien bewezen, tot een andere beslissing leiden.
vonnis uitvoerbaar bij voorraad
4.16.
Anders dan de Bewindvoerder q.q. heeft bepleit zal de kantonrechter het vonnis zoals gevorderd uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat het belang van Woonwaard om het vonnis ten uitvoer te leggen zwaarder weegt dan het belang van De Bewindvoerder q.q. bij behoud van de bestaande toestand tot op een eventueel in te stellen hoger beroep is beslist. De kantonrechter verwijst ter onderbouwing naar hetgeen hiervoor onder 4.11. en 4.12 is overwogen. Dat de ontbinding van de huurovereenkomst en (de executie van) de veroordeling tot ontruiming ingrijpende gevolgen kunnen hebben, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, staat hieraan in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter niet in de weg. [onderbewindgestelde] heeft een meerderjarige dochter met een eigen woning waar ze mogelijk kan verblijven. Dat [onderbewindgestelde] als gevolg van de ontruiming in een acute noodsituatie komt te verkeren is onvoldoende gebleken. Het door de Bewindvoerder q.q. gedane beroep op artikel 7:272 lid 2 is niet van toepassing ingeval van ontbinding van de huurovereenkomst.
afwijzing dwangsommen
4.17.
De gevorderde dwangsommen zullen worden afgewezen, omdat op grond van de wet Woonwaard door middel van het inschakelen van de deurwaarder een ontruiming van een woning mag uitvoeren. [8] Om dezelfde reden zal de gevorderde dwangsom worden afgewezen.
gebruiksvergoeding
4.18.
Woonwaard vordert dat De Bewindvoerder q.q. een gebruiksvergoeding ter hoogte van de overeengekomen huur betaalt, met ingang van 1 maart 2025. De Bewindvoerder q.q. heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen deze vordering. Omdat niet is gesteld noch is gebleken dat er thans sprake is van een achterstand in de betaling van de overeengekomen huurtermijnen, zal de kantonrechter deze veroordeling uitspreken met ingang van 1 september 2025. De over de te betalen bedragen gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar als na te melden, omdat daartegen geen verweer is gevoerd. Wat betreft de ingangsdatum van de wettelijke rente is van belang dat blijkens de overgelegde huurovereenkomst partijen zijn overeengekomen dat de huur maandelijks bij vooruitbetaling moet worden betaald.
proceskosten
4.19
De Bewindvoerder q.q. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonwaard worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
144,48
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
789,48
4.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De voorwaardelijke tegenvordering van De Bewindvoerder q.q.
4.21.
De Bewindvoerder q.q. heeft de tegenvordering ingesteld onder de voorwaarde dat de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is. Deze voorwaarde is vervuld. De kantonrechter komt daarmee toe aan een inhoudelijke beoordeling van de tegenvordering.
4.22.
De vordering ligt voor afwijzing gereed, omdat De Bewindvoerder q.q. geen afzonderlijk belang heeft bij de door haar gevorderde verklaring voor recht.
4.23.q De Bewindvoerder q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Woonwaard worden veroordeeld. De kantonrechter begroot deze kosten op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
De vordering van Woonwaard
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan het adres [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] ,
5.2.
veroordeelt De Bewindvoerder q.q. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Woonwaard zijn, en de sleutels af te geven aan Woonwaard,
5.3.
veroordeelt De Bewindvoerder q.q. tot betaling van een bedrag van € 683,40 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de woning niet is ontruimd, met ingang van 1 september 2025 tot aan de dag van de ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de eerste van de betreffende maand tot aan de dag van betaling,
5.4.
veroordeelt De Bewindvoerder q.q. in de proceskosten van € 789,48, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als De Bewindvoerder q.q. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt De Bewindvoerder q.q. tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af hetgeen anders of meer is gevorderd,
De tegenvordering van De Bewindvoerder q.q.5.8. wijst de vordering af,
5.9.
veroordeelt Woonwaard in de proceskosten die de kantonrechter begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.

Voetnoten

1.Zie artikel 7: 231 lid 1 BW
2.Zie lid 2 van het hiervoor genoemde artikel
3.Artikel 6:265 BW
4.Zie r.o. 2.3.
5.idem
6.idem
7.Zie artikel 6: 265 lid 1 BW
8.Artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv.