ECLI:NL:RBNHO:2025:9459

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
15/116158-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afdreiging en computervredebreuk met gevangenisstraf

Op 12 augustus 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afdreiging en computervredebreuk. De zaak werd behandeld in Haarlem door een meervoudige strafkamer. De verdachte werd beschuldigd van het dreigen met openbaarmaking van vertrouwelijke gegevens van zijn voormalig werkgever, [bedrijfsnaam A], tenzij er een bedrag van 50.000 euro in bitcoin werd betaald. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij zonder toestemming toegang had verkregen tot de servers van [provider A]/[provider B] en klantgegevens had gekopieerd. Tijdens de zitting op 29 juli 2025 heeft de verdachte bekend, wat leidde tot een bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verklaarde ook dat bepaalde in beslag genomen goederen verbeurd werden verklaard, terwijl andere aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/116158-23 (P)
Uitspraakdatum: 12 augustus 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juli 2025 in de zaak tegen:
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] (Ethiopië),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.A. Boheur, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. F.J. ten Seldam, advocaat te Limmen, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te Purmerend, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [ bedrijfsnaam A] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van 50.000 euro in de vorm van bitcoins, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [ bedrijfsnaam A] toebehoorde, althans aan een ander, immers heeft verdachte [ bedrijfsnaam A], althans medewerker [personeelslid], een mail gestuurd en daarin:
o aangegeven dat verdachte gegevens heeft van [bedrijfsnaam B] en/of [ bedrijfsnaam A] en/of
o gedreigd om gegevens openbaar te maken en/of te verkopen als niet betaald zou worden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 21 januari tot en met 15 november 2021 te Haarlem en/of te Purmerend, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de server van [provider A]/[provider B] is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten door (telkens) onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord om in te loggen op
(de Citrix-omgeving van) de server van [provider A]/[provider B] en/of zich toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van [provider A]/[provider B] waarop informatie was geplaatst met (telkens) een ander doel dan waarvoor hem,verdachte, die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stonden en/of waarvoor hem die toegang was toegestaan en/of (vervolgens) gegevens die waren opgeslagen en/of verwerkt en/of overgedragen door middel van (delen van) dat geautomatiseerde werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of (een) ander(en) (niet gerechtigde) over te nemen en/of af te tappen en/of op te nemen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2021 tot en met 15 november 2021 te Haarlem en/of te Purmerend, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk niet-openbare gegevens, te weten klantgegevens van [provider A]/[provider B], ter beschikking gesteld aan [ bedrijfsnaam A], die waren opgeslagen door middel van een geautomatiseerd werk, te weten de server van [provider A]/[provider B], voor zichzelf en/of voor een ander heeft overgenomen en/of heeft doorgegeven, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen;

2.Voorvragen

2.1
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard voor wat betreft de zinsneden ‘over te nemen’ (feit 2 primair) en ‘heeft overgenomen’ (feit 2 subsidiair), nu deze onderdelen van de tenlastelegging onvoldoende feitelijk zijn gespecificeerd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat noch de wet noch de jurisprudentie nopen tot een nadere specificering van bovengenoemde onderdelen van de tenlastelegging. Bovendien moet de tekst van de tenlastelegging mede worden bezien in samenhang met de inhoud van het dossier. De rechtbank is van oordeel dat het op basis van het onderliggende strafdossier voor de verdachte voldoende duidelijk moet zijn welk verwijt hem in de tenlastelegging wordt gemaakt. Ter zitting is ook niet gebleken dat de verdachte niet zou weten waartegen hij zich moet verdedigen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is.
2.2
Overige voorvragen
De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen, nu de verdachte deze feiten heeft bekend.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de onder bewezen verklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 1 mei 2023 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim [ bedrijfsnaam A] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van 50.000 euro in de vorm van bitcoins, dat aan [ bedrijfsnaam A] toebehoorde, immers heeft verdachte [ bedrijfsnaam A] een mail gestuurd en daarin:
o aangegeven dat verdachte gegevens heeft van [bedrijfsnaam B] en/of [ bedrijfsnaam A] en
o gedreigd om gegevens openbaar te maken en te verkopen als niet betaald zou worden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2 primair
hij in de periode van 26 januari
2021tot en met 15 november 2021 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk, te weten de server van [provider A]/[provider B] is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord om in te loggen op de server van [provider A]/[provider B] en zich toegang te verschaffen tot delen van de servers van [provider A]/[provider B] waarop informatie was geplaatst met een ander doel dan waarvoor hem, verdachte, die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan en vervolgens gegevens die waren opgeslagen door middel van dat geautomatiseerde werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of een ander over te nemen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
poging tot afdreiging.
Feit 2 primair
computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de bekennende verklaring van de verdachte en met een overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou betekenen dat de verdachte zijn baan en huurwoning dreigt te verliezen. De raadsman heeft daarom verzocht aan de verdachte de maximale taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daarbij de geadviseerde bijzondere voorwaarden over te nemen. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Hij heeft tijdens zijn dienstverband bij [ bedrijfsnaam A] de persoonsgegevens van 39.307 klanten van [provider A]/[provider B] gekopieerd en opgeslagen op zijn privételefoon en -laptop. Het verzamelen van de gegevens is niet op een enkel moment gebeurd, maar vond constant en tijdens vrijwel zijn gehele dienstverband plaats. Vervolgens heeft de verdachte – ruim anderhalf jaar na beëindiging van zijn dienstverband bij [ bedrijfsnaam A] – een mail gestuurd naar zijn voormalig werkgever waarin hij dreigde met openbaarmaking van deze gegevens, tenzij €50.000 in bitcoin aan hem zou worden betaald. Hoewel de verdachte herhaaldelijk de gelegenheid heeft gehad zijn handelen te staken, heeft hij zijn voornemen om de persoonsgegevens van klanten van [provider A]/[provider B] te verzamelen en zijn ex-werkgever daarmee af te dreigen gedurende langere tijd voortgezet.
Op de gegevensdragers van de verdachte zijn in overgrote meerderheid persoonsgegevens van klanten van [provider A]/[provider B] aangetroffen van personen met een leeftijd van 50 jaar of ouder. De bestanden waarin deze gegevens waren opgeslagen waren onder andere gesorteerd op en vernoemd naar de bank waarvan de betreffende klant gebruik maakte en de leeftijdscategorie waartoe de klant zich bevond. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte die specifieke gegevens doelbewust heeft verzameld en op deze wijze heeft geordend. Het is de rechtbank bekend dat dergelijke gegevens van personen boven de 50 jaar op grote schaal worden gebruikt bij verschillende vormen van (online) fraude, zoals bankhelpdeskfraude of vriend-in-nood fraude. De rechtbank leidt uit de verzamelende persoonsgegevens, de manier van ordenen en het feit dat een door de verdachte aangemaakt bestand met persoonsgegevens daadwerkelijk is aangetroffen in een dossier betreffende bankhelpdeskfraude, af dat de door de verdachte aangemaakte bestanden met persoonsgegevens ook bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding ten behoeve van criminele activiteiten.
De verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen dat eenieder moet kunnen stellen in de integere en zorgvuldige omgang met persoonsgegevens door bedrijven in hoge mate geschaad. De gevolgen van dergelijke grootschalige cyberdiefstallen zijn enorm en raken zowel de betrokken bedrijven als alle personen van wie persoonsgegevens gelekt zijn. Het ondermijnt het maatschappelijk vertrouwen op ernstige wijze als de vele slachtoffers niet weten wie over hun persoonsgegevens beschikt en wat er met die gegevens gebeurt. Ook ondermijnt dit het vertrouwen in instituties als banken, omdat met behulp van gelekte persoonsgegevens op grote schaal mensen worden opgelicht die zich per email, sms of telefoon voordoen als bankmedewerker. Het wegvallen van dat vertrouwen kan het maatschappelijk verkeer ernstig ontwrichten. Daarnaast heeft de verdachte het vertrouwen dat [ bedrijfsnaam A] in hun werknemer mocht hebben aangetast. Hij heeft zijn eigen financiële gewin voorop gesteld, zonder daarbij stil te staan bij de gevolgen van zijn handelen voor zijn voormalig werkgever en de betrokken klanten van [provider A]/[provider B]. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 18 juni 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 27 oktober 2023. Hoewel de reclassering het risico op recidive inschat als laag adviseert zij een straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden. De reclassering acht het zorgelijk dat de verdachte – ondanks een financieel stabiele situatie – ogenschijnlijk makkelijk is overgegaan tot het plegen van een ernstig delict ten behoeve van financieel gewin en is van oordeel dat interventie vanuit de reclassering een preventieve werking kan hebben.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten van oordeel dat daarop uitsluitend kan worden gereageerd met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank volgt de raadsman dan ook niet in zijn verzoek een taakstraf op te leggen.
De rechtbank acht in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.
Redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de
Mens en de fundamentele vrijheden is het recht van iedere verdachte gewaarborgd
om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van zodanige bijzondere omstandigheden is in deze zaak niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen
op 5 mei 2023, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld. Het eindvonnis wordt op 12 augustus 2025 gewezen. De rechtbank stelt de duur van de overschrijding van de redelijke termijn daarom vast op drie maanden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De rechtbank betrekt de overschrijding van de redelijke termijn daarom in strafmatigende zin bij de strafoplegging, in die zin dat het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf wordt verhoogd met één maand.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden aan de verdachte moet worden opgelegd, waarvan een gedeelte van drie maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht het opleggen van bijzondere voorwaarden, gelet op het tijdsverloop in deze zaak en de omstandigheid dat het recidiverisico door de reclassering (in het inmiddels ruim anderhalf jaar oude rapport) als laag wordt ingeschat, in dit geval niet passend en zal deze daarom niet opleggen.
7. Beslag
Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
4. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: pl1100-NHRAA23010-770854, groen, merk: Apple)
5. 1 STK Computer (Omschrijving: pl1100-NHRAA23010-770855, zilver, merk: Acer)
6. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: pl1100-NHRAA23010-770856, zwart, merk: Apple)
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle in beslag genomen en niet teruggegeven goederen verbeurd worden verklaard.
De raadsman heeft verzocht om teruggave van de onder nummer 4 in beslag genomen telefoon (een groene Apple iPhone 13 PRO).
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen onder nummer 5 en 6 (een computer en een zwarte Apple iPhone 7) dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp onder nummer 4 (een groene Apple iPhone 13 PRO), dient te worden teruggegeven aan de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat er een verband bestaat tussen dit voorwerp en de bewezen verklaarde feiten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 57, 138ab en 318 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd:
5. 1 STK Computer (Omschrijving: pl1100-NHRAA23010-770855, zilver, merk: Acer);
6. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: pl1100-NHRAA23010-770856, zwart, merk: Apple);
gelast de teruggave aan de verdachte van:
4. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: pl1100-NHRAA23010-770854, groen, merk: Apple).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.A. Hesselink, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. I.A. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.L.J. Smittenaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 augustus 2025.