ECLI:NL:RBNHO:2025:9534

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
C/15/367281 / JU RK 25-954
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling van minderjarigen in een onveilige thuissituatie

Op 23 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, omdat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de onveilige en onrustige thuissituatie. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over hun vermogen om adequaat voor de kinderen te zorgen. De moeder is emotioneel niet beschikbaar en de vader heeft moeite om de verantwoordelijkheid te dragen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende mogelijkheden zijn voor de ouders om de problemen zelf op te lossen en dat hulpverlening noodzakelijk is. De kinderrechter heeft besloten de kinderen onder toezicht te stellen van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, met als doel stabiliteit en rust in de thuissituatie te creëren, diagnostisch onderzoek bij [de minderjarige 1] mogelijk te maken en de ontwikkeling van [de minderjarige 2] te stimuleren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/367281 / JU RK 25-954
Datum uitspraak: 23 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Haarlem,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ( [land] ),
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ( [land] ),
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Velserbroek.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 9 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
De moeder is niet op de zitting verschenen. Door de vader is aangegeven dat de moeder thuis is gebleven om op de kinderen te passen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de Raad -samengevat- naar voren gebracht dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , omdat zij last hebben van de spanningen en ruzies tussen de ouders. [de minderjarige 1] staat hierdoor stil in zijn ontwikkeling en komt op dit moment niet vooruit. Ook zijn er bij [de minderjarige 1] al langere tijd vermoedens van een autismespectrumstoornis (ASS). [de minderjarige 2] loopt achter op het gebied van haar spraak- en taal ontwikkeling. Vanaf mei 2023 wordt er geattendeerd om hier aandacht aan te besteden en [de minderjarige 2] naar het kinderdagverblijf te laten gaan of om naar de logopedist te gaan. Tot op heden gaat [de minderjarige 2] hier nog niet naar toe en hierdoor kan [de minderjarige 2] minder goed tot ontwikkeling komen op het gebied van haar taal en spraak. De Raad maakt zich zorgen of de moeder altijd beschikbaar is voor haar kinderen, omdat de oorlog in [land] haar erg in beslag kan nemen. Het is voor de moeder moeilijk hierover in gesprek te gaan en wat voor effect haar mogelijke trauma’s op de opvoeding en de kinderen heeft. Tevens is een zorg van de Raad dat de ouders het lastig vinden om naar hun eigen aandeel in de zorgen te kijken. De Raad heeft het idee dat de ouders van mening zijn dat zij geen invloed hebben op het gedrag van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en de oorzaak van de problemen bij de kinderen leggen in plaats van te kijken wat zij zelf hierin kunnen doen. De ouders krijgen hulpverlening vanuit Parlan, maar deze hulpverlening verloopt moeizaam.
3.3.
De ouders van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn onvoldoende bereid of in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. De moeder staat niet open voor hulpverlening en de vader wil wel hulpverlening, maar het lukt hem niet om eigen stappen hierin te maken. Daarnaast vinden de ouders het lastig om naar hun eigen aandeel te kijken. De Raad ziet op dit moment onvoldoende mogelijkheden om verder te werken aan de opgestelde doelen in het vrijwillig kader. De verwachting is dat de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] binnen een voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aanvaardbare termijn weer zelf kunnen dragen.
3.4.
In aanvulling op het voorgaande heeft de Raad op de zitting naar voren gebracht dat de ambulante hulpverlening vanuit Parlan is gestagneerd, omdat de ouders niet openstaan voor de hulpverlening. Er is in het verleden al veel hulpverlening vanuit het vrijwillige kader ingezet, maar dit is onvoldoende gebleken. De Raad acht het van groot belang dat de ouders actief begeleid worden bij het zetten van stappen richting het accepteren van hulpverlening. Binnen dit gezin is duidelijk regie vanuit de GI nodig. Door de onrustige thuissituatie stagneren [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in hun ontwikkeling. Daarnaast kan diagnostiek van [de minderjarige 1] pas plaatsvinden als er voldoende rust is gecreëerd in de thuissituatie.

4.De standpunten

Het standpunt van de vader
4.1.
De vader heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij de zorgen van de Raad over [de minderjarige 1] erkent. De vader merkt op dat de psycholoog vanuit school heeft aangegeven dat [de minderjarige 1] mogelijk een vorm van autisme heeft, wat zich uit in gedrag dat soms overeenkomt met dat van een kind van drie jaar. Verder geeft de vader aan dat [de minderjarige 2] in september zal starten op het kinderdagverblijf. De vader ontkent dat de kinderen last hebben van de spanningen tussen de ouders. Hij stelt dat er geen ruzies plaatsvinden in het bijzijn van de kinderen. Verder benadrukt de vader dat hij zich volledig inzet voor de kinderen en altijd meewerkt aan alles wat in hun belang is.
Het standpunt van de GI
4.2.
De GI kan zich vinden in het verzoek van de Raad.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en wat op de zitting is besproken is de kinderrechter van oordeel dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat daarmee is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] groeien op in een onrustige en onveilige thuissituatie, waardoor zij vastlopen in hun ontwikkeling. Sinds februari 2023 zijn er meerdere meldingen vanuit Veilig Thuis gedaan over onveiligheid in de thuissituatie. Het gaat om situaties waarbij er sprake is van spanningen tussen de ouders waarvan de kinderen getuigen zijn. De kinderen hebben hier last van. [de minderjarige 1] laat zorgelijke kindsignalen zien, zoals het onrustig zijn en moeite hebben met eten. Daarnaast is er bij [de minderjarige 1] mogelijk ook sprake van ASS. Bij [de minderjarige 2] zijn er zorgen over een achterstand in haar spraak- en taalontwikkeling. Het gedrag van de kinderen vraagt veel van de ouders, waardoor zij overbelast raken. Daarnaast is de moeder op dit moment niet emotioneel beschikbaar voor de kinderen, omdat zij mogelijk last heeft van onverwerkt trauma. De verminderde beschikbaarheid van de moeder lijkt door vader te worden opgevangen, wat veel van zijn draagkracht vraagt.
Daarnaast stelt de kinderrechter vast dat de ouders zich onvoldoende bewust lijken van de ernst van de situatie en de zorgen over de kinderen lijken te bagatelliseren. Zorgelijk is dat op de zitting duidelijk is geworden dat de ouders de hulpverlening vanuit Parlan hebben verbroken. De kinderrechter stelt vast dat de ouders het beste willen voor de kinderen, maar op dit moment onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen weg te nemen.
5.3.
Gelet op het voorgaande acht de kinderrechter het van belang dat er hulpverlening wordt ingezet om de ouders te ondersteunen in hun opvoedrol en te begeleiden bij het regelen van zaken in het belang van de kinderen. De afgelopen periode is de hulpverlening binnen het vrijwillige kader onvoldoende gebleken om de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen, waardoor de kinderrechter het gedwongen kader noodzakelijk acht. Er dient een gezinsvoogd te worden aangewezen die de hulpverlening vanuit een verplicht kader kan inzetten en erop kan toezien dat de hulpverlening ook doorgang vindt.
5.4.
Het is van belang dat er stabiliteit en rust binnen het gezin komt, zodat er diagnostisch onderzoek bij [de minderjarige 1] kan plaatsvinden en duidelijk wordt wat de oorzaak van zijn gedrag is. Verder dient de moeder hulpverlening aan te gaan voor haar onverwerkt trauma. Positief is dat de aanmelding van [de minderjarige 2] bij het kinderdagverblijf in september doorgang gaat vinden, zodat de ouders ontlast worden. De kinderrechter benadrukt dat het noodzakelijk is dat er op korte termijn hulpverlening voor het gezin wordt ingezet, en deze hulpverlening door de ouders wordt geaccepteerd, om zo een uithuisplaatsing van de kinderen te kunnen voorkomen.
5.5.
De doelen waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling in ieder geval gewerkt moet worden, zijn:
  • [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ervaren rust in de thuissituatie;
  • het plaatsvinden van diagnostisch onderzoek bij [de minderjarige 1] ;
  • [de minderjarige 2] gaat naar de kinderopvang en wordt extra gestimuleerd op het gebied van taal en spraak;
  • de ouders spelen in op de behoeftes van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ;
  • de moeder ontvangt hulp voor haar onverwerkt trauma;
  • de vader zijn draagkracht wordt versterkt.
5.6.
De kinderrechter stelt daarom [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht voor de duur van een jaar. De kinderrechter acht de termijn van een jaar passend gelet op de aard, de ernst en de duur van de problematiek.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt de minderjarigen:
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ( [land] ),
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ( [land] ),
onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met ingang van 23 juli 2025 tot 23 juli 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025 door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. P.M. van der Linden als griffier, en op schrift gesteld op 7 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.