In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 21 augustus 2025, wordt het verzoek van de gemachtigde van verzoeker om een proceskostenveroordeling afgewezen. Verzoeker had eerder een beroep ingesteld tegen het vermeend niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem op zijn aanvraag om maatschappelijke opvang, ingediend op 14 mei 2025. Na het indienen van het beroep heeft het college op 27 mei 2025 alsnog een besluit genomen, waardoor verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het college heeft dit geweigerd en gemotiveerd waarom zij niet wilde betalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van verzoeker een voorwaardelijk beroep heeft ingesteld, wat niet is toegestaan volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft benadrukt dat het aan de gemachtigde is om ondubbelzinnig aan te geven of er beroep wordt ingesteld. Aangezien de gemachtigde dit niet heeft gedaan, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Hierdoor is er geen aanleiding voor een proceskostenverdeling na de intrekking van het beroep, en heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten als kennelijk ongegrond afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025. Partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak en hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.