ECLI:NL:RBNHO:2025:9573

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
C/15/367903 / JU RK 25-1034
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige gedragsproblematiek

Op 1 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren op [geboortedatum] in [plaats]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door zelfbepalend, grensoverschrijdend en destructief gedrag. Dit gedrag heeft geleid tot een onttrekking aan de hulpverlening en betrokkenheid bij criminaliteit. De ouders zijn niet in staat om de minderjarige te begeleiden en de hulpverlening in het vrijwillige kader heeft onvoldoende effect gehad. De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en een machtiging te verlenen voor gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders en de Raad voor de Kinderbescherming hebben hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de ouders een langere gesloten plaatsing wensen. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en de noodzaak van intensieve hulpverlening benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/367903 / JU RK 25-1034
Datum uitspraak: 1 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de Raad,
gevestigd te Haarlem,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. M.J. Bouwman, kantoorhoudende te Zaandam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Alkmaar.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de Raad van 27 juli 2025, ontvangen op 28 juli 2025;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 29 juli 2025, ontvangen op 30 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] , bijgestaan door mr. M.J. Bouwman, in aanwezigheid van mr. Y. Finani en mr. M.A. Dijk;
  • de ouders (via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding);
  • [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
[de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting, in het bijzijn van zijn advocaat, apart gesproken met de kinderrechter. [de minderjarige] was ook aanwezig bij de uitspraak van de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woonde tot 6 januari 2025 bij de ouders. [de minderjarige] verblijft sinds 24 juli 2025 in de Justitiële Jeugdinstelling [plaats] (hierna te noemen: JJI [plaats] ).

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ook verzoekt de Raad een machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
3.2.
De Raad heeft ter onderbouwing van de verzoeken schriftelijk het volgende naar voren gebracht.
De ondertoezichtstelling
3.3.
[de minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. [de minderjarige] toont in elke situatie zelfbepalend, grensoverschrijdend en destructief gedrag. Er zijn zorgen over het toenemende delictgedrag, het middelengebruik, het anti-sociale netwerk en de schoolgang van [de minderjarige] . De situatie escaleerde toen [de minderjarige] zich in de nacht van 11 op 12 januari 2025 onttrok aan de hulpverlening bij Embrace The Future, afreisde naar [land] , daar betrokken raakte bij een misdrijf en vervolgens enkele maanden in detentie verbleef in [land] . Het gedrag van [de minderjarige] heeft een negatieve invloed op de relatie met zijn familieleden en hulpverleners. De ouders en hulpverleners zijn handelingsverlegen en niet in staat om het gedrag van [de minderjarige] te begrenzen, aangezien hij zich niet aan hun gezag conformeert. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk nu is gebleken dat de hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende effect heeft gehad. Tijdens de ondertoezichtstelling moet de hulpverlening voorgezet worden, zodat een gedragsverandering gerealiseerd kan worden.
De machtiging gesloten jeugdhulp
3.4.
Een plaatsing van [de minderjarige] bij een gesloten jeugdhulpaanbieder is noodzakelijk om hem structuur, veiligheid en intensieve hulpverlening te bieden en te kunnen blijven bieden. Het is – gelet op de ernst van de situatie en de gedragsproblematiek van [de minderjarige] – niet mogelijk om een minder ingrijpend middel in te zetten om de bedreigingen weg te nemen. Het gedrag van [de minderjarige] brengt onveiligheid voor hemzelf, zijn gezinsleden en anderen mee.
Het is niet mogelijk dat [de minderjarige] weer bij zijn ouders kan gaan wonen. De relatie tussen de ouders en [de minderjarige] is ernstig verstoord geraakt door het zelfbepalende, destructieve en grensoverschrijdende gedrag dat hij toont. Het lukt de ouders niet om het gedrag van [de minderjarige] te veranderen, omdat [de minderjarige] zich niet laat begrenzen. De ouders zijn angstig over de mogelijke gevolgen die het gedrag van [de minderjarige] voor het gezin heeft kunnen veroorzaken.
Een plaatsing op een open woongroep is ook niet passend in de situatie van [de minderjarige] . De ernstige gedragsproblematiek van [de minderjarige] , in combinatie met het weglopen uit een open jeugdhulpinstelling, het contact met antisociale jongeren en mogelijk volwassenen uit het criminele circuit, vraagt om intensievere hulpverlening waarbij veiligheid wordt geboden en het voor [de minderjarige] niet mogelijk is zich aan de hulpverlening te onttrekken.
3.5.
De Raad heeft op de zitting het volgende naar voren gebracht. De gedragswetenschapper heeft in een instemmingsverklaring geadviseerd om [de minderjarige] gesloten te plaatsen voor de duur van drie maanden. De Raad wijzigt daarom het verzoek en verzoekt om [de minderjarige] te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden en het resterende deel van het verzoek aan te houden. Binnen een termijn van drie maanden moet er een plan van aanpak en perspectiefplan gereed zijn. De verwachting bestaat dat een gesloten plaatsing ook na de eerste drie maanden noodzakelijk zal zijn.
De problematiek is dermate groot en complex, dat het wellicht nodig zal zijn om in de toekomst te onderzoeken of gezagsbeëindiging van de ouders passend is. Dit speelt echter nu nog niet.

4.Het standpunt van [de minderjarige]

4.1.
Door en namens [de minderjarige] is tijdens de zitting naar voren gebracht dat hij kan instemmen met het verzoek van de Raad om hem onder toezicht te stellen. [de minderjarige] stemt echter niet in met een gesloten plaatsing. Hij begrijpt dat een gesloten plaatsing op korte termijn nodig is, maar hij vindt het van belang dat er gezocht wordt naar een alternatief voor gesloten jeugdhulp. Hij zoekt een plek waarbij zijn veiligheid wordt gewaarborgd, terwijl hij niet gesloten geplaatst hoeft te worden. Als een gesloten plaatsing nu noodzakelijk wordt gedacht, dan zou dit slechts voor drie maanden moeten worden opgelegd. Langer is niet aan de orde.

5.De standpunten

Het standpunt van de ouders
5.1.
De moeder brengt naar voren dat zij achter het verzoek van de Raad staat, maar dat de ouders een gesloten plaatsing van drie maanden te kort vinden. [de minderjarige] is manipulatief en kan zich manoeuvreren tussen de hulpverlening door. De moeder ziet een patroon waarbij [de minderjarige] de eerste maanden gewenst gedrag laat zien, maar daarna terugvalt in zijn gedrag. Dat is de reden dat de hulpverlening in het verleden onvoldoende heeft kunnen bereiken. Het gedrag en de contacten van [de minderjarige] zijn al twee jaar – in toenemende mate – zorgelijk. [de minderjarige] is onherkenbaar voor de ouders en de ouders hebben het gevoel dat zij [de minderjarige] kwijt zijn. De ouders vrezen voor hun eigen veiligheid en voor de veiligheid van [de minderjarige] .
De visie van de GI
5.2.
Op de zitting en uit de stukken komt naar voren dat de GI [de minderjarige] heeft aangemeld bij Levvel, zodat hij mogelijk gesloten geplaatst kan worden bij [gesloten locatie] . Het is nog niet duidelijk of daar plek is. De zorg bestaat dat [de minderjarige] het idee heeft dat hij zijn problemen zelf moet oplossen. Zo is [de minderjarige] niet open over het delict en wil hij geen contact meer met zijn ouders en opa. Daarnaast bestaat de zorg dat [de minderjarige] onvoldoende probleembesef heeft. Hij is in de veronderstelling dat hij in veiligheid verkeert, omdat hij een tegenprestatie zou hebben verricht. De GI heeft daarover bedenkingen. Het is van belang dat [de minderjarige] gaat meewerken aan de hulpverlening, gemotiveerd raakt en in gesprek gaat met hulpverleners.
De visie van de gedragswetenschapper
5.3.
De gedragswetenschapper adviseert om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor een termijn van drie maanden. De door de Raad voorgestelde termijn van zes maanden is niet passend, omdat het perspectief van [de minderjarige] nog niet concreet is. Het is belangrijk dat er duidelijkheid is voor [de minderjarige] en dat hij naar een doel kan toewerken. Door geleidelijk naar een open plaatsing te werken, zal [de minderjarige] eerder succeservaringen opdoen en kan onderzocht worden wat een passende behandeling is.
Een termijn van drie maanden geeft de ruimte om een plan van aanpak en een perspectiefplan op te stellen. Het is in het belang van [de minderjarige] dat zijn perspectief op korte termijn duidelijk wordt. [de minderjarige] heeft baat bij nabijheid, duidelijkheid, structuur en externe begrenzing. Een gesloten jeugdhulpaccommodatie kan dit tijdelijk bieden, maar de hulpverlening dient te worden voortgezet in een open setting zodat [de minderjarige] maximaal van de hulpverlening kan profiteren en onder meer kan oefenen met het aanleren van (coping)vaardigheden.

6.De beoordeling

De ondertoezichtstelling
6.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1]
6.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. [de minderjarige] wordt in ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd, omdat er op dit moment alleen maar zorgen worden gesignaleerd. De zorgen bestaan voornamelijk uit het aanhoudende, zelfbepalende en grensoverschrijdende gedrag van [de minderjarige] tegenover zijn gehele omgeving, waaronder zijn ouders, grootvader en begeleiders, waarbij hij zichzelf en anderen in gevaar brengt.
6.3.
Het gedrag van [de minderjarige] escaleerde in januari van dit jaar, toen hij wegliep van de open groep waar hij geplaatst was. [de minderjarige] is naar [land] gegaan en heeft daar met een vuurwapen een ander beschoten en is daarna zelf beschoten en mishandeld. De kinderrechter stelt vast dat er een hang is naar criminaliteit, waarbij [de minderjarige] geen gevaar- en probleembesef lijkt te hebben en de gevolgen van zijn handelen onvoldoende kan overzien. Dit maakt [de minderjarige] kwetsbaar en vergroot het risico dat hij opnieuw in vergelijkbare situaties terechtkomt. Het is de kinderrechter daarnaast gebleken dat [de minderjarige] geen gezag accepteert van zijn ouders en hulpververleners en dat hij zijn eigen plan trekt. Dit heeft ertoe geleid dat de ouders overbelast zijn en niet meer in staat zijn om zelfstandig de zorg te dragen over [de minderjarige] .
6.4.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening, omdat is gebleken dat het [de minderjarige] en de ouders onder eigen verantwoordelijkheid niet lukt om de situatie te veranderen zodat de zorgen afnemen. Daarentegen zijn de zorgen om [de minderjarige] in het vrijwillig kader enkel toegenomen.
6.5.
De ondertoezichtstelling is daarom in dit geval nodig. De kinderrechter stelt [de minderjarige] onder toezicht voor de duur van een jaar. Deze periode is gelet op de complexe problematiek noodzakelijk.
6.6.
De concrete ontwikkelingsbedreigingen waaraan de komende tijd in ieder geval gewerkt moet worden, zijn:
  • de ontwikkeling van [de minderjarige] op alle gebieden;
  • het gebrek aan een dagbesteding;
  • het gebrek aan (probleem)inzicht bij [de minderjarige] .
De machtiging gesloten jeugdhulp
6.7.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [2]
6.8.
Op grond van de overgelegde stukken en wat op de zitting is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat aan de gronden voor gesloten jeugdhulp is voldaan. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat [de minderjarige] op dit moment niet naar zijn ouders kan, omdat zij, gelet op de complexe problematiek van [de minderjarige] , niet in staat zijn om [de minderjarige] een stabiele en veilige opvoedsituatie te bieden. [de minderjarige] zat enige tijd op een open plek, maar liet daar, ook vóór 11 januari 2025, dermate zorgelijk gedrag zien dat een open plek op dit moment niet meer passend is. [de minderjarige] liet zich niet aansturen door volwassen, accepteerde geen hulp, liep continu weg en onttrok zich aan de hulpverlening. Dit gedrag alleen al rechtvaardigt een gesloten plaatsing. De gebeurtenis van 12 januari 2025 bevestigt temeer dat sprake is van gedragsproblematiek bij [de minderjarige] en dat gerichte ondersteuning en hulpverlening noodzakelijk is.
6.9.
De kinderrechter is van oordeel dat er sprake is van een situatie waarin jeugdhulp noodzakelijk is in verband met de ernstige opgroeiproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. De kinderrechter is van oordeel dat een opname en verblijf bij [gesloten locatie] , of een andere geschikte gesloten locatie, noodzakelijk is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich aan de hulpverlening onttrekt.
6.10.
Gelet op de verklaring van de gedragswetenschapper, en het gewijzigde verzoek van de Raad, zal de kinderrechter het verzoek voor een machtiging gesloten jeugdhulp toewijzen voor de duur van drie maanden en de beslissing op het overige deel van het verzoek aanhouden. De kinderrechter ziet, gelet op de ernstige problematiek, geen aanleiding om de machtiging, zoals verzocht door [de minderjarige] , slechts voor drie maanden toe te wijzen.
6.11.
De kinderrechter verklaart de beslissing om [de minderjarige] onder toezicht te stellen uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
stelt
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers met ingang van 1 augustus 2025 tot 1 augustus 2026;
7.2.
verleent een machtiging om
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 1 augustus 2025 tot 1 november 2025;
7.3.
houdt de behandeling van het overige deel van het verzoek tot machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp aan tot de zitting van
[datum]in het gerechtsgebouw van deze rechtbank aan de Kruseman van Eltenweg 2 in Alkmaar;
7.4.
bepaalt dat de griffier de Raad, de GI, [de minderjarige] , zijn advocaat mr. M.J. Bouwman en de ouders dient op te roepen;
7.5.
bepaalt voorts dat de Raad en de GI uiterlijk twee weken vóór de zitting een korte weergave van de stand van zaken te verstrekken, waarbij de Raad tevens een instemmingsverklaring dient te verstrekken;
7.6.
verklaart de beslissing onder 7.1 uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2025 door mr. A.R.A.R. Sitaldin, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. E.J. Thomas als griffier, en op schrift gesteld op 5 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.
2.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).