ECLI:NL:RBNHO:2025:9591

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
24/7365
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven na letsel bij arrestatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 23 juni 2025, wordt de afwijzing van een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven behandeld. Eiser, die letsel heeft opgelopen tijdens zijn arrestatie op 14 maart 2014, is het niet eens met de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van eiser en komt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser heeft onvoldoende objectieve gegevens kunnen aanleveren om aan te tonen dat hij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De rechtbank stelt vast dat, hoewel eiser letsel heeft opgelopen, er geen bewijs is dat het geweld door de politie opzettelijk en disproportioneel was. De rechtbank wijst erop dat eiser in bewijsnood verkeert, omdat relevante gegevens bij de politie niet meer beschikbaar zijn. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de aanvraag om een uitkering terecht is geweigerd. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/7365

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.M. Diesfeldt),
en

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C.M. van de Weerd).

Samenvatting

1.1
Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser. Eiser heeft een uitkering aangevraagd op grond van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.2
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder de aanvraag onder de gegeven omstandigheden heeft kunnen afwijzen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.1
Eiser heeft een aanvraag ingediend om een uitkering op grond van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 30 mei 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 oktober 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.2
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Toetsingskader3. De aanvrager dient aannemelijk te maken dat hij slachtoffer werd van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Daarbij is in de eerste plaats een feitelijke geweldshandeling van belang en daarnaast moeten de toedracht en aanleiding van het geweldsmisdrijf duidelijk zijn, en de omstandigheden waaronder het geweldsincident plaatsvond. Uitgangspunt is dat het slachtoffer verantwoordelijk is voor het onderbouwen van de aanvraag met voldoende objectieve aanwijzingen.
Feiten en omstandigheden4. Eiser heeft de aanvraag eind 2023 ingediend omdat hij bij een arrestatie op 14 maart 2014 letsel heeft opgelopen. Op deze dag is eiser door de politie aangehouden in zijn woning naar aanleiding van (wat achteraf bleek) een valse aangifte van zijn ex-vrouw. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser ten onrechte als verdachte is aangehouden.

Beoordeling door de rechtbank

Is het voldoende aannemelijk dat eiser slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf?
5.1
Eiser stelt dat het arrestatieteam (AT), terwijl zij op de hoogte waren van eerdere valse aangiften van zijn ex-vrouw, bij de aanhouding disproportioneel geweld heeft gebruikt. Hierbij heeft eiser een gebroken neus opgelopen en diverse kneuzingen, onder andere in zijn gezicht. Eiser legt een verklaring van de forensisch arts over van 18 maart 2014, waaruit blijkt dat eiser letsel heeft gemeld na de aanhouding. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij ook naar het ziekenhuis is geweest na de aanhouding, maar dat er geen fracturen zijn geconstateerd. Eiser stelt dat hij na de aanhouding aangifte heeft gedaan tegen de politie. Eiser stelt dat hij tot op de dag van vandaag lijdt aan PTSS. Steeds als hij politie op straat ziet ervaart hij een herbeleving. Eiser heeft verklaard dat hij tot op heden nog niet in staat is geweest daar (EMDR) therapie voor te volgen.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de beschikbare informatie onvoldoende naar voren komt dat het de bedoeling was van degene die valse aangifte deed of dat diegene bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat eiser letsel op zou lopen. Verweerder beschikt alleen over de eigen verklaring van eiser daarover. Eiser heeft ten tijde van het incident een klacht ingediend bij Team Veiligheid, Integriteit en Klachten van de politie. Verweerder heeft geprobeerd te achterhalen wat er met deze klacht gebeurd is, maar de politie heeft laten weten dat er niets over deze klacht is terug te vinden. Waarschijnlijk zijn de systemen conform de wet geschoond. Bij zijn aanvraag om een uitkering eind 2023 heeft eiser een verkeerde incidentdatum genoemd, waardoor de zoekslag destijds logischerwijs niets opleverde. Eerst in mei 2024 kon het onderzoek met de juiste datum worden verricht, maar er is geen informatie meer aangetroffen aan de hand waarvan de inzet van het AT en de daarop betrekking hebbende processen-verbaal kon worden beoordeeld. Ook is geen informatie bekend over de aangifte van eiser. Daardoor kan verweerder niet beoordelen of het geweld van de politie disproportioneel was en of het vervolgens als een met opzet tegen eiser gepleegd geweldsmisdrijf moet worden aangemerkt.
5.3.1
De rechtbank oordeelt als volgt. Het staat niet ter discussie dat eiser, mede gezien de verklaring van de forensisch arts van 18 maart 2014, letsel heeft opgelopen bij zijn arrestatie. Eiser heeft verklaard tot op heden PTSS-klachten te ervaren.
Om voor de aangevraagde uitkering in aanmerking te komen dient te worden vastgesteld of in dit geval door het AT opzettelijk disproportioneel geweld is gebruikt tegen eiser. Dat moet aan de hand van objectieve informatie worden vastgesteld. Door eiser is aangevoerd dat door de politie in 2014 ten onrechte geen rekening is gehouden met eerdere valse aangiften van zijn ex-vrouw, als ook dat het inzetten van het AT gelet op de geweldsinstructie als disproportioneel moet worden aangemerkt. Echter, de enkele stelling daartoe is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat door de politie onrechtmatig is gehandeld door het AT in te zetten bij de arrestatie, als ook onvoldoende om vast te stellen dat het AT opzettelijk disproportioneel geweld heeft gebruikt. Niet kan worden vastgesteld wat er heeft plaatsgevonden. Om dit te kunnen beoordelen zijn stukken benodigd, zoals bijvoorbeeld de beslissing tot de inzet van het AT en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, alsmede processen-verbaal van aanhouding en bevindingen van de politie en/of het resultaat van het onderzoek naar aanleiding van de aangifte/klacht van eiser.
5.3.2
De rechtbank begrijpt dat eiser thans in bewijsnood verkeert, omdat de gegevens bij de politie – tien jaar na het incident – niet meer beschikbaar zijn, maar dit kan niet aan verweerder worden tegengeworpen. Eiser is destijds bijgestaan door een advocaat en de huidige gemachtigde is naar eigen zeggen in 2019 ingeschakeld. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom er destijds geen aanleiding is gezien om de gegevens veilig te stellen, terwijl er wel een aangifte/klacht is ingediend. Evenmin is duidelijk geworden waarom eerst in november 2023 de onderhavige aanvraag bij verweerder is ingediend.
Wat daar verder van zij, het voorgaande maakt niet dat er reden is tot een omkering van de bewijslast.
5.3.3
Het voorgaande betekent dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat niet aan de hand van objectieve gegevens kan worden vastgesteld dat eiser het slachtoffer werd van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder onder de gegeven omstandigheden de aanvraag van eiser afwijzen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag om een uitkering terecht heeft geweigerd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.