ECLI:NL:RBNHO:2025:968

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
8816280 \ CV EXPL 20-8578
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Stichting Achmea Rechtsbijstand, namens een passagier, compensatie gevorderd van Lot Polish Airlines vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding. Achmea betwistte dit en voerde aan dat de vervoerder zelf een latere vertrektijd had aangevraagd. De vervoerder heeft dit gemotiveerd weersproken en aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat hij niet verantwoordelijk was voor de vertraging. Daarom werd de vordering van Achmea afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8816280 \ CV EXPL 20-8578
Uitspraakdatum: 15 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Stichting Achmea Rechtsbijstandgevestigd te Tilburg
eiseres
hierna te noemen: Achmea
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
Lot Polish Airlines Polskie Linie Lotnicze “Lot”gevestigd te Warschau, Polen
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. J.I.J. van Pelt (Van Traa Advocaten)
De zaak in het kort
Achmea heeft namens een passagier compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding op de vlucht in kwestie en op voorgaande vluchten. Achmea betwist dit en voert aan dat de vervoerder zelf een latere vertrektijd bij de luchtverkeersleiding heeft aangevraagd. De vervoerder heeft dit gemotiveerd weersproken. Ook heeft hij voldoende onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen en te beperken. Daarom slaagt het verweer van de vervoerder en wordt de vordering van Achmea afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eiser.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hem op 27 juli 2018 vervoeren van Kiev-Borispol Airport, Oekraïne, via Frederic Chopin Airport, Warschau, Polen, met de vluchtcombinatie LO754 en LO269.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht LO754 van Kiev naar Warschau (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft zijn eventuele vorderingsrecht overgedragen aan Achmea.
2.4.
Achmea heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
Achmea vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 juli 2018, althans vanaf de datum van ingebrekestelling dan wel de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag van de betaling;
- € 90,75 dan wel € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Achmea baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Achmea stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de vertraging van de vlucht gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Uit vaste rechtspraak van het Hof volgt dat een omstandigheid buitengewoon is als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar geen invloed op kon uitoefenen. [3]
4.3.
Volgens de vervoerder was de vlucht onderdeel van de rotatievlucht Dubrovnik – Warschau – Kiev – Warschau (vluchtnummers LO564, LO753 en LO754). Vlucht LO564 van Dubrovnik naar Warschau werd met 22 minuten vertraging uitgevoerd omdat deze niet op de geplande vertrektijd mocht opstijgen van de luchtverkeersleiding. Deze vertraging werkte door op vlucht LO753 van Warschau naar Kiev. Vanwege deze eerdere vertraging en vanwege slecht weer legde de luchtverkeersleiding in Warschau ook meerdere keren een latere vertrektijd op aan vlucht LO753. Daardoor is vlucht LO753 met 1 uur en 7 minuten later vertrokken en uiteindelijk met 1 uur en 10 minuten vertraging aangekomen.
4.4.
Deze vertraging werkte weer door op de vlucht in kwestie. Vervolgens werd ook de vlucht in kwestie vertraagd door beperkingen van de luchtverkeersleiding. Uiteindelijk is de vlucht in kwestie met 1 uur en 4 minuten vertraging uitgevoerd. Daardoor miste de passagier de aansluitende vlucht naar de eindbestemming. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar vluchtrapporten en berichten van de luchtverkeersleiding.
4.5.
Achmea betwist dit. Volgens haar blijkt uit het vluchtrapport van vlucht LO564 dat slechts 17 minuten van de vertraging van vlucht LO564 het gevolg waren van beperkingen van de luchtverkeersleiding (dit wordt aangegeven met de vertragingscode 89). De overige vertraging komt doordat ook de vlucht voorafgaand aan vlucht LO564 ook al vertraagd was uitgevoerd (code 93). Daarnaast blijkt uit de door de vervoerder overgelegde rapporten dat de vervoerder meermaals zelf een latere gewenste vertrektijd (EOBT) aan de luchtverkeersleiding heeft doorgegeven voor vlucht LO753. Uiteindelijk mocht het toestel slechts vier minuten later dan de laatste gewenste vertrektijd vertrekken van de luchtverkeersleiding. Daarom is er geen sprake van beperkingen van de luchtverkeersleiding die hebben geleid tot deze vertraging. Hetzelfde geldt voor de vlucht in kwestie, aldus Achmea.
4.6.
De vervoerder weerspreekt dit. Hij erkent dat hij een latere gewenste vertrektijd heeft doorgegeven voor vlucht LO753, maar stelt dat dit nodig was vanwege de eerder opgelopen vertraging van vlucht LO564. Daarom kon de aanvankelijk opgelegde vertrektijd niet gehaald worden. Als gevolg daarvan heeft de luchtverkeersleiding een latere vertrektijd opgelegd, waardoor de vertraging verder is opgelopen. Ditzelfde geldt voor de vlucht in kwestie, aldus de vervoerder.
4.7.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vanwege de gemotiveerde betwisting van Achmea, staat niet vast dat een gedeelte van de vertraging van vlucht LO564 het gevolg was van beslissingen van de luchtverkeersleiding. Achmea heeft echter erkend dat 17 minuten van de vertraging van vlucht LO564 het gevolg was van beslissingen van de luchtverkeersleiding, zodat dit vast staat. Als de luchtverkeersleiding een latere vertrektijd oplegt aan een vlucht, kan het toestel niet eerder vertrekken. De instructies van de luchtverkeersleiding moeten namelijk altijd worden opgevolgd. Deze vertraging is niet inherent aan de uitoefening van de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij kan daar ook geen invloed op uitoefenen. Daarom was de vertraging van vlucht LO564 voor de duur van 17 minuten het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.8.
De vervoerder heeft eveneens voldoende onderbouwd dat deze vertraging doorwerkte op vlucht LO753 en dat deze vertraging nog verder is opgelopen door een latere opgelegde vertrektijd door de luchtverkeersleiding. Ten slotte heeft de vervoerder ook voldoende toegelicht dat deze vertraging weer doorwerkte op de vlucht in kwestie. Dit betekent dat het grootste gedeelte van de vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
4.9.
De vervoerder stelt dat de passagier als gevolg van deze vertraging zijn aansluitende vlucht heeft gemist. Achmea heeft dit niet weersproken. Daarom was de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.10.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen of te beperken. De vervoerder stelt dat hij geen invloed kon uitoefenen op de beslissingen van de luchtverkeersleiding maar hij de passagier na aankomst wel heeft omgeboekt op het snelste alternatief naar de eindbestemming.
4.11.
Het verweer van de vervoerder slaagt. Niet valt in te zien wat er onder deze omstandigheden meer of anders van hem konden verwacht. Achmea heeft hier ook niets anders over aangevoerd. Daarom heeft hij alle redelijke maatregelen getroffen. Dit betekent dat de vordering van Achmea zal worden afgewezen.
4.12.
Achmea zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, als betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Achmea tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt Achmea tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis.
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.