ECLI:NL:RBNHO:2025:970

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
10572926 \ CV FORM 23-3863
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagier voor vertraagde vlucht en verweer van vervoerder op basis van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft een passagier compensatie aangevraagd van de vervoerder, Air France, vanwege een vertraagde vlucht van Nairobi naar Parijs, die resulteerde in een gemiste aansluitende vlucht naar Amsterdam. De passagier claimde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij vertragingen van meer dan drie uur. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk onverwachte eisen van de Keniaanse overheid aan de reisdocumenten van passagiers. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging niet inherent was aan zijn bedrijfsvoering en dat hij geen invloed had op de omstandigheden die de vertraging veroorzaakten. De rechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en wees het verzoek van de passagier af. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ongelijk kreeg in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10572926 \ CV FORM 23-3863
Uitspraakdatum: 15 januari 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air France
gevestigd te Roissy, Frankrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)
De zaak in het kort
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk onverwachte eisen van de Keniaanse overheid aan de reisdocumenten van de passagiers bij de voorgaande vlucht, waardoor deze documenten nog geprint moesten worden. Het verweer van de vervoerder slaagt en het verzoek van de passagier wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A);
  • het antwoordformulier (formulier C) en het verweerschrift.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hem op 28 juni 2021 vervoeren van Jomo Kenyatta International Airport, Nairobi, Kenia, via Charles De Gaulle Airport, Parijs, Frankrijk, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vluchtcombinatie AF813 en KL1224.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AF813 van Nairobi naar Parijs (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft de aansluitende vlucht gemist en is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
- € 90,75 dan wel 54,45 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 300,00. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [3]
4.3.
Volgens de vervoerder was de vlucht in kwestie onderdeel van de rotatievlucht Parijs – Nairobi – Parijs (vluchtnummers AF814 en AF813). De rotatievlucht werd uitgevoerd tijdens de coronapandemie. Enkele dagen voorafgaand aan beide vluchten werd door de overheid van Kenia bekendgemaakt dat alle reizigers naar Kenia een extra formulier in moesten vullen. Dit moesten zij naast hun andere reisdocumenten op de luchthaven laten zien. Op de dag van de vlucht deelden de autoriteiten de vervoerder telefonisch mee dat zij dit formulier ook uit moesten printen. Sommige passagiers van vlucht AF814 van Parijs naar Nairobi hadden dit formulier echter alleen digitaal bij zich. Daarom heeft de vervoerder hen in de gelegenheid gesteld om dit bij zijn servicebalie te printen. Hierdoor moest hij wel op hen wachten om vlucht AF814 uit te voeren. Uiteindelijk is vlucht AF814 hierdoor met 2 uur en 34 minuten vertraging uitgevoerd. Daardoor liep ook de vlucht in kwestie vertraging op. De vlucht in kwestie 2 uur en 7 minuten later dan gepland vertrokken en met 1 uur en 45 minuten vertraging aangekomen in Parijs. Daardoor miste de passagier de aansluitende vlucht, aldus de vervoerder.
4.4.
De passagier betwist dit. Volgens hem had de vervoerder onvoldoende overstaptijd ingepland. De minimale overstaptijd (MCT) op de route bedroeg 90 minuten. De vervoerder had echter slechts 75 minuten overstaptijd ingepland. Daarmee zou de passagier de aansluitende vlucht al bij voorbaat hebben gemist. Daarnaast was het ook mogelijk om zonder de passagiers te vertrekken die geen toereikende reisdocumenten hadden. Daarom had de vervoerder zelf invloed op de duur van de vertraging, aldus de passagier.
4.5.
De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat de minimumoverstaptijd op de luchthaven van Parijs voor deze vluchtcombinatie van gate 2E naar 2F slechts 50 tot 60 minuten bedraagt. Deze minimumoverstaptijd wordt – na de vaststelling daarvan – in de reserveringssystemen van de luchtvaartmaatschappijen ingevoerd. Hierdoor is het technisch niet mogelijk om een vluchtcombinatie te boeken met een overstaptijd die korter is dan de minimumoverstaptijd. De vervoerder heeft er ook geen belang bij om vluchtcombinaties te verkopen waarin de geplande overstap bij voorbaat niet haalbaar is. Daarnaast stelt hij dat de bagage van de passagiers die nog niet aan boord waren, al was ingeladen. Het is niet toegestaan om te vertrekken met bagage aan boord van passagiers die niet meevliegen. Het zoeken en uitladen van de bagage van de passagiers die niet tijdig aan boord waren, zou een vergelijkbare vertraging hebben veroorzaakt als het wachten op die passagiers, aldus de vervoerder.
4.6.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hiermee voldoende heeft toegelicht dat hij voor de vluchtcombinatie van de passagier voldoende overstaptijd had ingepland en dat de overstap dus niet al bij voorbaat onmogelijk was. De vervoerder heeft met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop eveneens voldoende onderbouwd dat de vertraging van vlucht AF814 het gevolg was van het moeten wachten op passagiers vanwege onverwachte extra eisen aan de reisdocumenten van de passagiers door de Keniaanse autoriteiten. Dit is niet inherent aan de uitvoering van de bedrijfsactiviteit van de vervoerder. Hij heeft ook het betoog van de passagiers dat hij de vertraging had kunnen voorkomen door niet op de betreffende passagiers te wachten, gemotiveerd weersproken. Daarmee heeft hij eveneens voldoende onderbouwd dat hij geen invloed op deze vertraging kon uitoefenen. Daarom was de vertraging van vlucht AF814 het gevolg van buitengewone omstandigheden. Ten slotte heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat deze vertraging doorwerkte op de vlucht in kwestie en dat de passagier hierdoor de aansluitende vlucht naar de eindbestemming heeft gemist. Dit betekent dat de vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
4.7.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen of te beperken. De vervoerder stelt in dit verband dat hij de vlucht uiteindelijk zo snel mogelijk heeft uitgevoerd en de passagier vervolgens heeft omgeboekt naar de snelst mogelijke alternatieve vlucht naar de eindbestemming.
4.8.
Het verweer van de vervoerder slaagt. Niet valt in te zien wat er onder deze omstandigheden nog meer of anders van de vervoerder mocht worden verwacht. De passagier heeft in dit verband ook niets aangevoerd. Daarom heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen getroffen en zal het verzoek van de passagier worden afgewezen.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, als betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 82,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 41,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking;
5.3.
verklaart deze beschikking – wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.