ECLI:NL:RBNHO:2025:973

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
11016857 \ CV FORM 24-2054
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers voor vertraagde vlucht tegen vervoerder Air Malta plc

In deze zaak hebben de passagiers compensatie van de vervoerder Air Malta plc verzocht vanwege een vertraagde vlucht op 28 oktober 2023 van Amsterdam-Schiphol naar Malta. De passagiers zijn met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aangekomen en hebben daarom een verzoek ingediend voor compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft echter gesteld dat hij deze compensatie al in april 2024 heeft betaald, maar de passagiers betwisten dit en stellen dat zij de compensatie nooit hebben ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder geen ander verweer heeft gevoerd en dat de interne betalingsbevestiging niet voldoende bewijs levert dat de compensatie daadwerkelijk is betaald aan de passagiers. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek van de passagiers toegewezen en de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.417,80, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De beslissing is genomen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11016857 \ CV FORM 24-2054
Uitspraakdatum: 15 januari 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1], wonende te [plaats 1]

2. [verzoeker 2]

3. [verzoeker 3]

beiden wonende te [plaats 2]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: B.W. Floris (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air Malta plc
gevestigd te Luqa, Malta
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder stelt dat hij deze compensatie al betaald heeft. De passagiers hebben dit echter betwist, waardoor dit niet vast staat. Omdat de vervoerder geen ander verweer heeft gevoerd, wordt het verzoek van de passagiers toegewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A);
  • het verweer.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest
de vervoerder hen op 28 oktober 2023 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Malta International Airport, Malta, met vlucht KM395 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2023 tot van de betaling;
- € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,00 per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat hij de verzochte compensatie al betaald heeft.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder stelt dat hij de verzochte compensatie al in april 2024 aan de passagiers heeft betaald. Hij verwijst hierbij naar een interne betalingsbevestiging. De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat zij de compensatie nooit hebben ontvangen, ondanks de toezegging daarvan door de vervoerder.
4.3.
Het verweer van de vervoer slaagt niet. De passagiers hebben de ontvangst van de compensatie betwist. Daarom staat niet vast dat hij dit bedrag al heeft betaald. De interne betalingsbevestiging is daarvoor onvoldoende. Hieruit blijkt immers niet dat het bedrag daadwerkelijk aan de passagiers is overgemaakt. Omdat hij geen ander verweer tegen het verzoek heeft gevoerd, zal de compensatie worden toegewezen. De daarover verzochte wettelijke rente en de verzochte buitengerechtelijke incassokosten zijn als onbetwist eveneens toewijsbaar.
4.4.
De verzochte rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van het indienen van het verzoekschrift. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De verzochte rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.6.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015, aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.417,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 28 oktober 2023 en over
€ 217,80 vanaf 19 maart 2024, tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 218,00 aan griffierecht en € 204,00 aan salaris gemachtigde,
en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt,
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Kleij, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.