ECLI:NL:RBNHO:2025:975

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
11274556 \ CV FORM 24-5932
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de verplichtingen van de vervoerder

In deze zaak heeft een passagier compensatie aangevraagd van de vervoerder, EasyJet Europe Airline GmbH, voor een geannuleerde vlucht van Copenhagen naar Amsterdam op 24 augustus 2023. De vervoerder stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar het verweer werd verworpen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de passagier te compenseren. De vervoerder had de passagier niet omgeboekt naar een alternatieve vlucht en had niet onderbouwd waarom dit niet mogelijk was. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder, ongeacht de reden van annulering, verplicht was om de passagier te compenseren. De passagier kreeg de gevraagde hoofdsom van € 250,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan de vervoerder opgelegd. De beschikking werd gegeven door kantonrechter M.W. Koenis en is openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11274556 \ CV FORM 24-5932
Uitspraakdatum: 15 januari 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. C.E. Dupain (ProBe-ASP B.V., handelende onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
EasyJet Europe Airline GmbH
gevestigd te Wenen, Oostenrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht voor een geannuleerde vlucht. Volgens de vervoerder was de annulering van de vlucht het gevolg van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Het verweer van de vervoerder slaagt niet. Hij heeft de passagier niet omgeboekt naar een alternatieve vlucht en ook niet gesteld waarom dit niet mogelijk was. Dit mocht wel van hem worden verwacht. Daarom heeft hij niet alle redelijke maatregelen getroffen. Het verzoek van de passagier wordt toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A);
  • het verweerschrift.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hem op 24 augustus 2023 vervoeren van Copenhagen Airport, Denemarken, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EC7940 dan wel EJU7640 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 250,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2023 tot aan de dag van de betaling;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als hij kan aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat, ongeacht of de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat bij annulering van een luchtvaartmaatschappij mag worden verwacht dat zij alle middelen aanwendt om bij eerste gelegenheid en onder bevredigende voorwaarden redelijk alternatief vervoer voor de passagiers beschikbaar te stellen. [3]
4.4.
Als onbetwist staat vast dat de vervoerder de passagier na de annulering geen alternatieve vlucht naar de eindbestemming heeft aangeboden en dat de passagier op eigen initiatief alternatief vervoer naar de eindbestemming heeft geboekt. De vervoerder heeft in het geheel niet gesteld of toegelicht waarom het niet mogelijk was om de passagier om te boeken naar een alternatieve vlucht naar de eindbestemming. Daarom heeft hij onvoldoende onderbouwd dat hij alle middelen heeft aangewend om alternatief vervoer beschikbaar te stellen. Dit had wel op zijn weg gelegen. De enkele stelling dat vervoer per bus of boot langer zou hebben geduurd, is daarvoor onvoldoende. Daarom heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen.
4.5.
Dit betekent dat, ook als de annulering het gevolg zou zijn geweest van buitengewone omstandigheden, de vervoerder de passagier moet compenseren. Daarom zal de door de passagier verzochte hoofdsom worden toegewezen. De over de hoofdsom verzochte wettelijke rente is als overigens onbetwist eveneens toewijsbaar.
4.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Omdat het verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De passagier heeft voldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hij hiervoor kosten heeft gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
4.8.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015, aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 290,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,00 vanaf 24 augustus 2023 tot aan de dag van de betaling;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 87,00 aan griffierecht en € 82,00 aan salaris gemachtigde,
en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 41,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.