ECLI:NL:RBNHO:2025:9753

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
365919 JU RK 25-776
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 22 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in een zitting met gesloten deuren, waarbij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de GI) aanwezig was. De ouders van [de minderjarige], de moeder en de vader, waren niet aanwezig, waarbij de moeder om gezondheidsredenen afwezig was en de vader zonder afmelding niet ter zitting verscheen. De kinderrechter heeft de ontwikkeling van [de minderjarige] als ernstig bedreigd beoordeeld, gezien de aanhoudende zorgen en het gebrek aan contact tussen [de minderjarige] en de vader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de nodige zorg en stabiliteit te bieden, en dat de GI betrokken moet blijven om de situatie te monitoren en de regie te voeren. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar, tot 8 augustus 2026, en ook de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor dezelfde periode. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/365919 / JU RK 25-776
Datum uitspraak: 22 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclasseringte Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
in de Basisregistratie Personen per [datum] geregistreerd als niet ingezetene vanwege emigratie,
hierna samen ook te noemen: de ouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van 26 mei 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 3 juni 2025;
  • de toetsing van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 15 juli 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het e-mailbericht van de GI van 15 juli 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 juli 2025. Daarbij was aanwezig:
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
De vader is, zonder afmeldbericht, niet ter zitting verschenen. De GI heeft ter zitting aangegeven dat de moeder vanwege gezondheidsredenen niet ter zitting kon verschijnen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. In haar e-mailbericht van 15 juli 2025 heeft de GI aangegeven dat [de minderjarige] niet naar de zitting komt vanwege de grote reistijd, waarbij hij afhankelijk is van begeleiding. In 2024 heeft [de minderjarige] zijn mening al kenbaar gemaakt aan de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] .
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 8 juni 2015 is de beslissing van de kinderrechter van 5 juni 2015 om [de minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden vastgelegd. Bij beschikking van de kinderrechter van 18 juni 2015 is [de minderjarige] vervolgens definitief onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling daarna steeds is verlengd en heeft geduurd tot 18 juni 2020.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 8 augustus 2023 is [de minderjarige] opnieuw onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling daarna steeds is verlengd en nu nog duurt tot 8 augustus 2025.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 8 juni 2015 is de beslissing van de kinderrechter van 5 juni 2015 om een spoedmachtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen bij pleegouders voor de duur van vier weken vastgelegd. Bij beschikking van de kinderrechter van 18 juni 2015 is vervolgens een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 18 september 2015.
2.6.
Bij beschikking van de kinderrechter van 20 april 2017 is opnieuw een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen bij pleegouders, welke machtiging bij beschikking van de kinderrechter van 22 december 2017 is gewijzigd naar een spoedmachtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken. Bij beschikking van de kinderrechter van 5 januari 2018 is vervolgens een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, welke machtiging daarna steeds is verlengd en heeft geduurd tot 18 juni 2020.
2.7.
Bij beschikking van de kinderrechter van 8 augustus 2023 is opnieuw een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, welke machtiging daarna is verlengd en nu nog duurt tot 8 augustus 2025.

3.Het verzoek en advies van de Raad

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft het verzoek als volgt toegelicht. Er is een perspectiefbesluit genomen waar de ouders achter staan, dus de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn nog steeds nodig. Als de vader onbereikbaar blijft en er moet een beslissing over [de minderjarige] worden genomen, moet de GI namelijk de mogelijkheid hebben om een verzoek tot vervangende toestemming in te dienen bij de rechtbank. Bovendien moet de plaatsing van [de minderjarige] bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] geborgd en gemonitord worden. Er is nog altijd geen sprake van omgang tussen [de minderjarige] en de vader, terwijl [de minderjarige] dat wel graag wil. Het is lastig om afspraken te maken met de vader, hij is moeilijk bereikbaar voor de GI en hij is vaak niet bereikbaar op de afgesproken belmomenten met [de minderjarige] . Als de vader wel bereikbaar is, doet hij [de minderjarige] vaak beloftes die hij niet nakomt. De omgang tussen [de minderjarige] en de moeder verloopt op dit moment goed en het is belangrijk dat de GI dit blijft monitoren.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hieraan toegevoegd dat de verzochte kinderbeschermingsmaatregelen vooral nodig zijn voor het waarborgen van de veiligheid van [de minderjarige] tijdens de omgangsmomenten bij de moeder. De moeder ervaart ook veel gezondheidsproblemen, waardoor zij soms moet worden opgenomen in het ziekenhuis. Als aan [de minderjarige] wordt uitgelegd waarom hij niet bij de moeder kan wonen, begrijpt hij dat. Er wordt op dit moment wel geprobeerd om de omgangsmomenten tussen [de minderjarige] en de moeder met één overnachting uit te breiden. Tussen de ouders is nauwelijks sprake van contact. Desgevraagd heeft de GI aangegeven intern te hebben gesproken over de mogelijkheid van gezagsbeëindiging van de vader, al ervaart [de minderjarige] nu weinig problemen als gevolg van de beperkte bereikbaarheid van de vader.
3.4.
De Raad heeft geadviseerd in te stemmen met het voorgenomen besluit om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] na 2 jaar te verlengen, omdat de Raad meent dat deze maatregelen het meest bijdragen om ervoor te zorgen dat het goed blijft gaan met [de minderjarige] .

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
4.2.
De ontwikkeling van [de minderjarige] wordt nog steeds ernstig bedreigd, omdat de zorgen zoals genoemd in de beschikkingen van de kinderrechter van 6 augustus 2024 en 18 november 2024 nog altijd aanwezig zijn. Ondanks de wens van [de minderjarige] daartoe, is er nog steeds (bijna) geen sprake van contact tussen [de minderjarige] en de vader. De vader werkt ook niet mee om daarin verandering te brengen. De omgang tussen [de minderjarige] en de moeder verloopt goed, maar het is vooral voor de veiligheid van [de minderjarige] van belang dat de GI dit blijft monitoren. De ouders zijn niet in staat om belangrijke zaken voor [de minderjarige] te regelen. De moeder heeft vanwege haar persoonlijke problematiek namelijk een beperkte belastbaarheid en de vader is onbereikbaar, zowel voor de moeder en [de minderjarige] als voor de hulpverlening. Het is daarom van belang dat de GI betrokken blijft om de regie te voeren, de situatie stabiel te houden en te monitoren. Op momenten dat er belangrijke beslissingen moeten worden genomen over [de minderjarige] en de vader onbereikbaar is of niet meewerkt, moet de GI de mogelijkheid behouden om zich tot de rechtbank te richten met een verzoek tot vervangende toestemming.
4.3.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van één jaar.
4.4.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding [2] . De ouders kunnen [de minderjarige] niet de nodige zorg, rust, regelmaat en veiligheid bieden. [de minderjarige] verblijft daarom al meerdere jaren bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] , waar het goed met hem gaat. Ook is er een perspectiefbesluit genomen om niet meer toe te werken naar een thuisplaatsing van [de minderjarige] en [de minderjarige] tot zijn meerderjarigheid bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] te laten verblijven. Bij beschikking van de kinderrechter van 18 november 2024 is dit perspectiefbesluit door de rechtbank onderschreven. Het is dan ook belangrijk dat de plaatsing van [de minderjarige] bij [accommodatie van een jeugdhulpaanbieder] geborgd wordt.
4.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige]tot 8 augustus 2026;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 8 augustus 2026;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025 door mr. M.C.A Onderwater, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. F.G. van der Erve als griffier, en op schrift gesteld op 30 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.