ECLI:NL:RBNHO:2025:9757

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
C/15/366347 / JU RK 25-841
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 22 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak werd behandeld in Haarlem, waar de kinderrechter de verzoeken van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, in overweging nam. De ouders van de kinderen, de moeder en de vader, waren aanwezig bij de zitting, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. P.J. van de Pol.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarigen ernstig wordt bedreigd door een onveilige en onvoorspelbare opvoedomgeving. Ondanks positieve stappen van de vader, die samen met hulpverlening van Philadelphia werkt aan zijn opvoedvaardigheden, blijft er zorg over de stabiliteit van de situatie. De moeder heeft ook hulpverlening ingeschakeld, maar haar betrokkenheid en pedagogische vaardigheden zijn nog onvoldoende om de kinderen de nodige stabiliteit te bieden.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van één jaar, tot 5 augustus 2026, en ook de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader met gezag te verlengen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter benadrukte het belang van een goede samenwerking tussen de ouders en de hulpverlening om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/366347 / JU RK 25-841
Datum uitspraak: 22 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclasseringte Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
hierna samen ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. P.J. van de Pol, kantoorhoudende in Haarlem,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
hierna samen ook te noemen: de ouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift, met bijlagen 1, 2, 4 tot en met 7, van 22 mei 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 13 juni 2025;
  • bijlage 3 bij het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 17 juni 2025;
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken, maar hiervan heeft zij geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de vader en er is wekelijks sprake van begeleide omgang met de moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 5 augustus 2020 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling daarna steeds is verlengd en nu nog duurt tot 5 augustus 2025.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 29 oktober 2020 is een machtiging verleend om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uit huis te plaatsen bij de grootouders vaderszijde (vz) tot 29 april 2021. Bij beschikking van de kinderrechter van 5 november 2021 (gehandhaafd bij beschikking van de kinderrechter van 15 november 2021) is de beslissing van de kinderrechter van 3 november 2021 om een spoedmachtiging te verlenen om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uit huis te plaatsen in een crisispleeggezin voor de duur van vier weken vastgelegd.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 23 augustus 2023 is een machtiging verleend om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uit huis te plaatsen in een pleeggezin tot 5 augustus 2024.
2.6.
Bij beschikking van de kinderrechter van 11 februari 2025 is (opnieuw) een machtiging verleend om [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uit huis te plaatsen bij de vader met gezag tot 5 augustus 2025. Bij deze beschikking is ook een zorgregeling vastgesteld waarbij de moeder:
- op dinsdagmiddag van 15.00 tot 17.00 uur omgang heeft met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij
de moeder thuis, begeleid door Philadelphia;
- [de minderjarige 2] op dinsdag om 14.30 uur onbegeleid ophaalt van school;
- tijdens de zwemlessen van [de minderjarige 1] aanwezig is, waarbij de grootvader (vz) ook
aanwezig is,
waarbij de omgang onder regie van de GI kan worden uitgebreid als dit in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt geacht.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de vader met gezag te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft het verzoek als volgt toegelicht. In de afgelopen zes maanden heeft de GI geprobeerd om de in de beschikking van de kinderrechter van 29 juli 2024 genoemde ontwikkelingsbedreigingen van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] af te wenden. Er zijn positieve ontwikkelingen, maar nog niet alle doelen zijn behaald. De vader is samen met Philadelphia actief bezig om zijn opvoedvaardigheden en thuissituatie te verbeteren, waardoor er meer structuur is binnen het gezin. De vader heeft nog wel moeite met het stellen van grenzen, het bekrachtigen van positief gedrag van de kinderen en hen emotioneel steunen. Met name [de minderjarige 1] gaat vaak de grens over, waarvan ook [de minderjarige 2] last heeft. Het is van belang dat de intensieve ondersteuning betrokken blijft, zodat de positieve lijn bij de vader wordt voortgezet. Ook de moeder laat een positieve lijn zien in haar betrokkenheid bij de opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en haar inzet tijdens de begeleide omgangsmomenten. Toch heeft de GI nog zorgen over haar draagkracht, opvoedvaardigheden en rol bij het loyaliteitsconflict van de kinderen. De GI benadrukt verder dat de communicatie tussen de ouders nog (te) negatief verloopt. Ook vindt de GI het zorgelijk dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] signalen vertonen van stress en mogelijk trauma, maar nog altijd niet kunnen starten met traumaverwerking. Hun opgroeisituatie is namelijk nog te onrustig. Dit komt vooral door de problematische schoolgang van [de minderjarige 1] , waarbij het nog steeds niet is gelukt om een geschikte onderwijsplek voor hem te vinden. Vanwege het voorgaande moet er de komende periode verder gewerkt worden aan: 1) het versterken van de opvoedvaardigheden van de ouders, 2) het bieden van rust, structuur en voorspelbaarheid aan de kinderen, 3) het vinden van een passende onderwijsplek voor [de minderjarige 1] , 4) het verbeteren van de samenwerking tussen de ouders en 5) het starten met traumaverwerking voor de kinderen, mits er voldoende stabiliteit is. Hieraan moet worden gewerkt binnen het gedwongen kader, omdat de situatie nog te kwetsbaar is voor het vrijwillig kader.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hieraan toegevoegd dat zij op 21 juli 2025 intern overleg heeft gevoerd over een nieuwe aanpak, die nog met de ouders moet worden besproken. Kenter Jeugdhulp blokkeert de GI namelijk bij het organiseren van diagnostiek voor [de minderjarige 1] en de scholen hebben aangegeven dat [de minderjarige 1] op dit moment geen onderwijs kan volgen. Dit, terwijl het zorgelijk is dat [de minderjarige 1] al ongeveer twee jaar geen onderwijs volgt en achterloopt in zijn ontwikkeling. De GI heeft zich daarom tot haar gedragswetenschapper gericht. [de minderjarige 1] is nu op zomerkamp, maar na de zomervakantie is er (nog) geen dagbesteding voor hem gevonden. [de minderjarige 2] staat op de wachtlijst voor diagnostiek en de GI zet zich ervoor in dat dit snel plaatsvindt. De omgang tussen de moeder, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verloopt nog onvoldoende rustig en stabiel, waarbij de moeder vaak meerdere time-out momenten nodig heeft. De moeder volgt de adviezen van de GI ook niet altijd op, ziet haar eigen rol in de omgang nog onvoldoende in en het lukt haar nog niet om de kinderen voldoende te begrenzen. De GI heeft ook zorgen dat met name [de minderjarige 2] met volwassenenzaken wordt belast. De omgang vindt daarom nog begeleid plaats en wordt iedere zes weken geëvalueerd. Voor de mogelijkheid tot uitbreiding van de omgang tussen de kinderen en de moeder is het van belang dat de moeder aan haar eigen (trauma)problematiek werkt en haar belastbaarheid vergroot. Daarom is het goed dat de moeder met hulpverlening van stichting De Linde zal starten. Een periode van (bijvoorbeeld) zes maanden voor een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is te kort om te werken aan de genoemde verbeterpunten.

4.De standpunten

4.1.
Door de vader is ter zitting naar voren gebracht dat hij het – zoals de kinderrechter begrijpt – eens is met het verzoek. De hulpverlening vanuit Philadelphia helpt de vader en ook zijn familie kan hem helpen bij de zorg voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Het werk van de vader en de zorg voor met name [de minderjarige 1] is redelijk te combineren, al zal dit lastiger worden als [de minderjarige 1] na de zomer van 2025 nog steeds geen dagbesteding heeft.
4.2.
Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat de moeder het eens is met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, maar niet met het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder meent daarom primair dat dat verzoek moet worden afgewezen. Subsidiair stelt de moeder voor, te bepalen dat zij de zorg over één van de kinderen krijgt. Meer subsidiair wil de moeder dat het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing wordt toegewezen voor een kortere periode. De moeder schakelt verschillende vormen van hulpverlening in voor zichzelf, waaronder voor het regelen van praktische zaken, en in augustus 2025 vindt het intakegesprek bij stichting De Linde plaats. Daarnaast krijgt de moeder, net als de vader, hulp vanuit Philadelphia. De moeder heeft zich altijd volop ingezet voor de zorg voor de kinderen en de kinderen geven ook aan haar vaker te willen zien. Daarom voelt het voor de moeder oneerlijk dat zij nu nauwelijks en alleen begeleid contact mag hebben met de kinderen. Bovendien is het voor de vader ook fijn als de moeder een groter deel van de zorg voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op zich neemt. De moeder heeft geen werk, zodat zij na de zomer van 2025 bijvoorbeeld meer voor [de minderjarige 1] kan zorgen. De moeder begrijpt dat er zorgen zijn en dat de GI meent dat er eerst meer hulpverlening nodig is om de (begeleide) omgangsmomenten met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] uit te breiden, maar zij hoopt dat dit sneller kan gaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt nog steeds ernstig bedreigd, omdat hun opvoedomgeving nog onvoldoende stabiel, voorspelbaar en rustig is. De ouders kunnen onvoldoende met elkaar samenwerken en zowel de ouders als de kinderen ervaren spanning door de situatie. In het afgelopen jaar zijn er positieve stappen gezet, maar dit gaat moeizaam. Hoewel het de vader lukt om de kinderen meer structuur te bieden, kan hij lastig grenzen stellen voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en lukt het hem nog onvoldoende om op een passende manier op de kinderen te reageren. Ook de moeder kan de kinderen moeilijk begrenzen en belast hen met volwassenenzaken. De moeder heeft een beperkte belastbaarheid en eigen traumaproblematiek, waarvoor hulpverlening nodig is. Daarbij komt dat vooral [de minderjarige 1] ernstige gedragsproblematiek laat zien, maar nog altijd niet de juiste diagnostiek en hulpverlening krijgt. Hierdoor volgt [de minderjarige 1] al ongeveer twee jaar geen onderwijs, is er geen zicht op een passende onderwijsplek voor hem en komt hij niet toe aan traumaverwerking, wat van negatieve invloed is op zijn ontwikkeling. Ook de nodige diagnostiek en hulpverlening voor [de minderjarige 2] heeft nog niet plaatsgevonden, waardoor ook zij niet toekomt aan traumaverwerking. Het is zeer zorgelijk dat de hulpverlening binnen het kader van de ondertoezichtstelling elkaar lijkt tegen te werken, waardoor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] niet de nodige hulp krijgen om hun ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen. Het is dan ook van belang dat de GI strak de regie blijft voeren binnen het gedwongen kader, zodat de noodzakelijke diagnostiek en hulpverlening thans zo snel mogelijk plaatsvindt en de GI de al ingezette hulpverlening kan borgen en monitoren. Dit kan (nog) niet binnen het vrijwillig kader.
5.3.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor de duur van één jaar.
5.4.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.5.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen sinds februari 2025 volledig bij de vader. De hulpverlening vanuit Philadelphia en de inzet van de vader zorgen ervoor dat de kinderen meer rust en structuur ervaren bij de vader thuis. [de minderjarige 1] laat bij de vader ook rustiger gedrag zien. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben wekelijks beperkte begeleide omgangsmomenten met de moeder. Ter zitting is gebleken dat er volgens de GI op dit moment nog geen ruimte is om deze begeleide omgangsmomenten uit te breiden, vooral vanwege de beperkte belastbaarheid en pedagogische vaardigheden van de moeder. De moeder kan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dan ook nog niet de nodige rust, stabiliteit en regelmaat bieden. Het is daarom in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dat de huidige situatie wordt geborgd. Doordat de moeder niet achter de uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader staat, is verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing nodig. De kinderrechter volgt niet het standpunt van de moeder om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur toe te wijzen, omdat het niet te verwachten is dat de moeder binnen deze periode in staat is om de zorg van (één van) de kinderen te dragen. De kinderrechter gaat ervan uit dat de GI, die ten aanzien hiervan thans de regie heeft, ook in de komende periode aandacht zal schenken aan wat er nodig is om een eventuele uitbreiding van de (begeleide) omgangsmomenten tussen de moeder en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] mogelijk te maken.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]tot 5 augustus 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]bij de vader met gezag tot 5 augustus 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025 door mr. M.C.A. Onderwater, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. F.G. van der Erve als griffier, en op schrift gesteld op 30 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.