ECLI:NL:RBNHO:2025:9778

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
C/15/338018 / HA ZA 23-170
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwgeschil tussen eigenaar woning en aannemer over gebreken en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een bouwgeschil tussen de eigenaar van een vrijstaande woning en de aannemer, Botman Bouw B.V. De rechtbank heeft op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil dat voortkwam uit gebreken aan de kelder, het dak en de gevels van de woning, vastgesteld na deskundigenonderzoek. De deskundige concludeerde dat er gebreken waren in de werkzaamheden van Botman Bouw, wat leidde tot een schadevergoeding van € 15.000,- voor de eigenaar, te vermeerderen met rente. Daarnaast was de eigenaar nog twee openstaande facturen van in totaal € 21.300,- verschuldigd aan Botman Bouw. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de eigenaar tot schadevergoeding toewijsbaar was, terwijl de vordering van Botman Bouw tot betaling van de openstaande facturen ook werd toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/338018 / HA ZA 23-170
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen (in enkelvoud): [eisers] ,
advocaat: mr. J. Veenis,
tegen
BOTMAN BOUW B.V.,
te Wervershoof,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Botman Bouw,
advocaat: mr. R. van der Hooft.
De zaak in het kort
In het tussenvonnis van 31 juli 2024 heeft de rechtbank een (bouw)deskundige benoemd. De deskundige heeft zijn onderzoeksbevindingen neergelegd in een deskundigenbericht waarop partijen hebben gereageerd. De deskundige concludeert in zijn deskundigenbericht dat er gebreken zijn wat betreft de door Botman Bouw verrichte werkzaamheden aan de kelder, het dak en de gevels van de woning van [eisers] . De rechtbank volgt de deskundige in zijn conclusies, met uitzondering van zijn begroting van de kosten om de gebreken te herstellen. De rechtbank schat deze kosten (als schadevergoeding) op een bedrag van € 15.000,- (inclusief btw). De rechtbank oordeelt dat Botman Bouw dit bedrag, te vermeerderen met rente, vanwege haar wanprestatie moet betalen aan [eisers] . Op zijn beurt is [eisers] nog twee openstaande facturen voor een totaalbedrag van € 21.300,- (inclusief btw), te vermeerderen met rente, verschuldigd aan Botman Bouw. De overige vorderingen over en weer worden afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 31 juli 2024;
- het deskundigenbericht van 10 maart 2025;
- de conclusie na deskundigenbericht van [eisers] ;
- de conclusie na deskundigenbericht van Botman Bouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
2.1.
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in haar tussenvonnissen van 20 maart 2024 en 31 juli 2024 heeft overwogen en beslist. In haar tussenvonnis van 20 maart 2024 heeft de rechtbank een aantal bindende eindbeslissingen genomen. De rechtbank heeft, kort gezegd, de vordering van [eisers] wegens minderwerk en de vordering van Botman Bouw wegens meerwerk afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat [eisers] half oktober 2021, toen hij zich beriep op een opschortingsrecht, niet in verzuim was met betaling van de facturen voor termijnen 8 en 9. De vraag of het opschortingsrecht van [eisers] gegrond was kon de rechtbank nog niet beantwoorden, omdat zij behoefte had aan voorlichting door een bouwdeskundige over de aard en omvang van de gestelde gebreken wat betreft het werk van Botman Bouw. In haar tussenvonnis van 31 juli 2024 heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek bevolen. De door de rechtbank benoemde bouwdeskundige ing. J.C. Kok (hierna: de deskundige) heeft op 10 maart 2025 rapport uitgebracht. Partijen hebben vervolgens op het deskundigenrapport kunnen reageren.
Het deskundigenonderzoek
2.2.
De deskundige heeft de hieronder vermelde vragen van de rechtbank - voor zover van belang - als volgt beantwoord:
1. In hoeverre voldoet de door Botman Bouw gerealiseerde kelder op het perceel [adres] te [woonplaats] aan de eisen van goed en deugdelijk werk (mede bezien in het licht van de overeenkomst van opdracht van 26 maart 2020 en de onderzoeksrapporten van Winder, BKS en McLarens)?
De door [eisers] geuite klachten ten aanzien van de door Botman Bouw gerealiseerde kelder zijn in hoofdstuk 3 beoordeeld onder de klachten A t/m J. Voor zover deze klachten als gebreken zijn aangemerkt voldoet het werk niet aan eisen van goed en deugdelijk werk. Dit geldt voor klacht G. Missende Isolatie kelder, waarbij het volgende gebrek wordt omschreven: Isolatie aan buitenzijde mist deels, en waarbij als locatie wordt genoemd: rondom metselneus.
Het ontbreken van isolatie ter hoogte van deze betonnen metselneus is als gebrek aan te merken. Op dit punt voldoet de kelder niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk.
Voor het overige zijn de door [eisers] benoemde klachten ten aanzien van de kelder niet als gebrek aan te merken en voldoet de kelder daarmee voor het overige aan eisen van goed en deugdelijk werk.
2. Indien u van oordeel bent dat de kelder niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk, welke gebreken constateert u en wat is daarvan de oorzaak?
Het ontbreken van isolatie ter hoogte van deze betonnen metselneus, zoals in hoofdstuk 3 genoemd onder klacht G, is als gebrek aan te merken. De oorzaak dat dit als gebrek is aan te merken is gelegen in het feit dat Botman Bouw heeft aangeboden de kelder rondom te voorzien van isolatie met een Rc-waarde van 5,0. Over het betreffende gedeelte van de kelder (de betonnen neus) is hieraan niet voldaan.
3. Indien u gebreken aan de kelder heeft geconstateerd, welk herstel moet plaatsvinden om de door u geconstateerde gebreken te verhelpen en wat zijn de daarmee gemoeide kosten?
Het uit te voeren herstel bestaat uit het rondom aanbrengen van isolatie langs de betonneus, met een dikte van minimaal 180 mm, uitgaande van XPS-isolatie met een lambda waarde van 0,036 W/mK. Totaal hoeveelheid bedraagt ca. 50 m1. De kosten die met dit herstel gemoeid zijn worden geraamd op een bedrag van € 2.178,00 inclusief btw.
4. Voldoet het overige werk van Botman Bouw als overeengekomen in de overeenkomst van 26 maart 2020 aan de eisen van goed en deugdelijk werk (mede bezien in het licht van de overeenkomst van opdracht van 26 maart 2020 en de onderzoeksrapporten van Winder, BKS en McLarens)?
De door [eisers] geuite klachten ten aanzien van het overige door Botman Bouw uit te voeren werkzaamheden, te weten werkzaamheden aan dak en gevel, zijn eveneens beoordeeld. De bevindingen en beoordeling daarover zijn weergegeven in hoofdstuk 3 onder de klachten K t/m R (t.a.v. het dak) en S t/m BB (t.a.v. de gevel). Voor zover deze klachten als gebreken zijn aangemerkt voldoet het werk niet aan eisen van goed en deugdelijk werk.
Wat betreft de werkzaamheden aan het dak zijn er gebreken geconstateerd ten aanzien van de klachten L, M en N.
Wat betreft de werkzaamheden aan de gevels zijn er gebreken geconstateerd ten aanzien van de klachten T, U, W, X en BB gebreken geconstateerd.
Voor het overige voldoen de werkzaamheden aan eisen van goed en deugdelijk werk.
5. Indien u vraag d.(bedoeld is vraag 4, toev. rb)ontkennend beantwoordt, welke gebreken constateert u en wat is daarvan de oorzaak?
(…) Wat betreft de werkzaamheden aan het dak zijn er gebreken geconstateerd ten aanzien van de klachten L, M en N. Het gaat om de volgende gebreken:
- De uitvoeringen van het pannendak vertoont plaatselijk tekortkomingen ten aanzien van de vlakheid van het leggen van de pannen (klacht L en M).
- Daarnaast zijn de vogelschroten onvoldoende bevestigd en hangen deze daardoor door en komen onder de pannen uit (klacht N).
De oorzaak van deze beide gebreken is te herleiden tot een onvoldoende zorgvuldige uitvoering op de genoemde punten.
Wat betreft de werkzaamheden aan de gevels zijn er gebreken geconstateerd ten aanzien van de klachten T, U, W, X en BB. Onderstaand worden deze gebreken nader aangeduid met vermelding van de oorzaak ervan:
- Wijd openstaande voegen onder twee raamdorpels in de achtergevel (klacht T). De oorzaak van de openstaande voegen kan gelegen zijn in een gebrekkige uitvoering van de ondersteuning van de dorpel. Een andere mogelijke oorzaak is het binnendringen van water tot onder de dorpels door het ontbreken van een kitafdichting (zie klacht BB) in combinatie met vorst, waardoor het water uitzet en de dorpel ophoog gedrukt is.
- De breuk in een raamdorpel in de achtergevel (klacht U). De oorzaak van deze breuk is te herleiden tot een gebrekkige ondersteuning van de raamdorpel.
- Overmatige specieresten en cementsluiter over een deel van het metselwerk, geschat op ca. 20% van het oppervlak (klacht W). De oorzaak van deze specieresten en cementsluier is een onvoldoende reiniging na uitvoering van het metselwerk.
- Het ontbreken van een vulling in de dilatatievoeg in de achtergevel (klacht X). Het werk is op dit punt niet deugdelijk afgerond.
- Het ontbreken van kitafdichting op de uiteinden van de 27 dorpels onder de gevelkozijnen (klacht BB). Het werk is op dit punt niet deugdelijk afgerond.
6. Welke herstel moet plaatsvinden om de door u eventueel onder e.(bedoeld is vraag 5, toev. rb)bedoelde gebreken te verhelpen en wat zijn de daarmee gemoeide kosten?
(…)
7. Geeft uw onderzoek aanleiding tot het maken van aanvullende op- en aanmerkingen en, zo ja, welke zijn dat?
Nee, de van belang geachte opmerkingen zijn in het voorgaande reeds verwerkt.”
De standpunten van partijen
2.3.
Botman Bouw maakt in haar conclusie na deskundigenbericht geen bezwaar tegen de wijze van totstandkoming of de inhoud van het deskundigenrapport. Botman Bouw voert in haar conclusie ter afdoening van de zaak, samengevat en voor zover van belang, het volgende aan.
Gelet op het deskundigenrapport moet worden geconcludeerd dat [eisers] nakoming heeft gevorderd van verplichtingen die niet bestonden, te weten voor een bedrag van meer dan € 220.000,-. Niet Botman Bouw, maar [eisers] was in verzuim door het niet stellen van zekerheid voor de verschuldigde termijnen. Botman Bouw heeft daarom bevoegdelijk de aanneemovereenkomst beëindigd. In dat geval geldt dat er afgerekend moet worden volgens paragraaf 14 lid 10 van de UAV 2012, welke algemene voorwaarden op de aanneemovereenkomst tussen partijen van toepassing zijn verklaard. Dit betekent dat op de resterende aanneemsom van € 21.300,- (termijnen 8 en 9) de posten T t/m BB uit het deskundigenrapport als besparingen (voor een bedrag van € 2.850,- exclusief btw) in mindering strekken. [eisers] heeft dus geen vordering op Botman Bouw, maar Botman Bouw heeft een vordering op [eisers] ter grootte van € 21.300,- (inclusief btw) minus de besparing van € 2.850,- = € 18.450,- (inclusief btw), te vermeerderen met rente. Hierbij geldt dat de mededeling van [eisers] dat hij zich beroept op vervangende schadevergoeding in plaats van correcte nakoming aangemerkt moet worden als een opzegging van de overeenkomst in de zin van artikel 7:764 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtsgevolgen daarvan zijn gelijk aan de beëindiging van de overeenkomst door Botman Bouw. De vordering van [eisers] moet dan ook worden afgewezen, met veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure en het deskundigenonderzoek, omdat [eisers] in overwegende mate in het ongelijk is gesteld, aldus Botman Bouw.
2.4.
[eisers] stelt in zijn conclusie na deskundigenbericht, samengevat, dat het deskundigenrapport ondeugdelijk en ongeschikt is om als betrouwbare basis te dienen voor de verdere beoordeling van het geschil. Het deskundigenrapport voldoet volgens [eisers] niet aan de eisen die aan een deskundigenonderzoek mogen worden gesteld, zowel wat betreft de reikwijdte en diepgang van het onderzoek als de objectiviteit en consistentie van de bevindingen. Naar de mening van [eisers] is de deskundige buiten de grenzen van zijn opdracht getreden, heeft hij onvoldoende technische onderbouwing gegeven voor zijn conclusies, heeft hij selectief informatie verwerkt en nagelaten essentiële onderzoeksmaatregelen te nemen. Bovendien zijn relevante stukken genegeerd, wat het rapport onvolledig en eenzijdig maakt. [eisers] concludeert daarom dat van de conclusies van de deskundige moet worden afgeweken. Op grond van artikel 194 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verzoekt hij de rechtbank om een nieuw deskundigenonderzoek te gelasten, uit te voeren door een andere, nog te benoemen onafhankelijk deskundige.
De beoordeling van het deskundigenbericht
2.5.
Uitgangspunt is dat partijen gebonden zijn aan de inhoud van een deskundigenbericht van een door de rechtbank benoemde deskundige, tenzij er zwaarwegende en steekhoudende bezwaren bestaan over de wijze van totstandkoming of de inhoud van het desbetreffende deskundigenrapport.
2.5.1.
Van zwaarwegende bezwaren kan sprake zijn als een uitgebrachte deskundigenbericht niet voldoet aan de elementaire eisen van deugdelijkheid of als een deskundigenbericht niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, (interne) consistentie, inzichtelijkheid en logica, daarin zonder grond en/of om onduidelijke redenen relevante beschikbare informatie wordt genegeerd of dat daarin niet wordt gereageerd op door partijen gestelde vragen. De enkele omstandigheid dat een deskundige zijn beoordeling naar de mening van een partij niet genoegzaam heeft toegelicht of gemotiveerd, is een onvoldoende grond om het deskundigenbericht terzijde te schuiven.
2.5.2.
Voor de rechter geldt een beperkte motiveringsplicht ten aanzien van zijn beslissing om de bevindingen van een door hem benoemde deskundige al dan niet te volgen. De rechter hoeft zijn beslissing om de zienswijze van een door hem benoemde deskundige te volgen in het algemeen niet verder te motiveren dan door te overwegen dat de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Wel zal de rechter moeten ingaan op specifieke bezwaren van partijen tegen de zienswijze van een door de rechter benoemde deskundige, indien deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van deze zienswijze.
2.5.3.
Bij dit laatste moet het volgende in aanmerking worden genomen. Bezwaren tegen (een deel van) de conclusie van een deskundige die worden onderbouwd met de eigen visie van een partij, die geen bijzondere deskundigheid bezit op het vakgebied waarop het deskundigenadvies is uitgebracht, en die erop neer komen dat die partij het niet eens is met een deskundigenadvies, vormen in het algemeen een kale betwisting van het deskundigenadvies. Dat soort bezwaren kan de rechtbank naast zich neerleggen. Dit geldt te meer als die bezwaren al in de fase van het concept-deskundigenbericht zijn aangevoerd en niet tot enige wijziging in het standpunt van deskundige hebben geleid.
2.5.4.
Tegen deze achtergrond zal de rechtbank de door de deskundige beantwoorde vragen, mede aan de hand van de specifieke bezwaren die [eisers] daartegen heeft, bespreken.
Bezwaren van [eisers]
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat uit het deskundigenbericht blijkt dat de deskundige een zorgvuldig eigen onderzoek heeft uitgevoerd, in overeenstemming met de aan hem verstrekte opdracht. Dat de deskundige een te beperkte lezing heeft gegeven van zijn taak en teveel een (juridisch) oordeel heeft gegeven over de inhoud en omvang van de aanneemovereenkomst, zoals [eisers] stelt, volgt de rechtbank niet. De deskundige heeft bij de beantwoording van de vragen van de rechtbank terecht acht geslagen, conform het tussenvonnis van 31 juli 2024, op de afbakening van het geschil zoals die volgt uit de overeenkomst van opdracht van 26 maart 2020 en de onderzoeksrapporten van Winder, BKS en McLarens. Het overeengekomen werk betreft, kort gezegd, het realiseren van de kelder van de woning, het metselwerk en het aanbrengen van dakpannen. Anders dan [eisers] stelt, is Botman Bouw dus niet verantwoordelijk voor de gehele woning: de deskundige miskent de verantwoordelijkheid van Botman Bouw niet. De deskundige heeft feitelijk onderzocht of hij gebreken constateert in het door Botman Bouw uitgevoerde werk aan de kelder, het dak en de gevel van de woning. Daarbij is de deskundige blijkens hoofdstuk 3 van zijn rapport uitgegaan van het overzicht van klachten uit het rapport van McLarens waarin ook de klachten uit de eerdere rapporten van Winder terugkomen: die afzonderlijke klachten zijn door de deskundige beoordeeld. Dat is in lijn met de opdracht van de rechtbank. Voor zover [eisers] heeft aangevoerd dat de kelder per definitie gebrekkig is, omdat deze niet conform de aanneemovereenkomst is uitgevoerd omdat Botman Bouw is afgeweken van de door firma Boon voorgestelde constructie en van haar constructietekeningen, neemt [eisers] een standpunt in dat hij niet eerder in de procedure (concreet) heeft ingenomen. Daaraan mocht de deskundige voorbij gaan. Net als dat de rechtbank dat doet.
2.7.
De rechtbank verwerpt verder het bezwaar van [eisers] dat de deskundige selectief te werk is gegaan en zich partijdig, in het voordeel van Botman Bouw, heeft gedragen. De rechtbank ziet geen concrete aanknopingspunten die erop wijzen dat het deskundigenrapport op partijdige wijze tot stand is gekomen. Beide partijen waren bij het deskundigenonderzoek betrokken en hebben een toelichting kunnen geven, vragen kunnen stellen en aanvullende gegevens verstrekt aan de deskundige. De deskundige heeft daaraan voldoende aandacht besteed in het deskundigenrapport. Daarnaast is de deskundige in de bladzijden 35-47 van zijn rapport zeer uitvoerig ingegaan op de kritiekpunten die [eisers] op het conceptrapport heeft gegeven. Anders dan [eisers] stelt, heeft de deskundige geen verklaringen van derden-deskundigen, die [eisers] ter beschikking heeft gesteld naar aanleiding van het conceptrapport, genegeerd en buiten beschouwing gelaten. De deskundige heeft in zijn rapport vermeld kennis te hebben genomen van de rapporten van T. van Velzen en ing. R.P.H. Boom. De deskundige heeft deze betrokken bij zijn uitvoerige reactie op de opmerkingen van [eisers] - die aan beide rapporten ontleend zijn - en ook de door [eisers] overgelegde foto’s in zijn beoordeling meegenomen. De opmerkingen van [eisers] hebben deels geleid tot aanpassingen ten opzichte van het conceptrapport, in het voordeel van [eisers] .
2.8.
De kritiekpunten die [eisers] verder in zijn conclusie na deskundigenbericht naar voren heeft gebracht zijn grotendeels een herhaling van het commentaar dat hij op het conceptrapport van de deskundige heeft gegeven. Daarop heeft de deskundige in het deskundigenrapport adequaat gereageerd. Zo heeft de deskundige naar het oordeel van de rechtbank, onder andere, voldoende gemotiveerd waarom hij voorbij is gegaan aan de vraag of wapening al dan niet in de betonconstructie aanwezig is. Dit gestelde gebrek komt niet voor in de rapporten van Winder, BKS en McLarens. Volgens de deskundige kan op grond van de overgelegde gegevens bovendien niet met zekerheid worden vastgesteld dat er onvoldoende wapening aanwezig is. Er zijn geen concrete aanwijzingen voor gebreken zoals vervormingen en/of scheurvorming die in verband gebracht kunnen worden met ontoereikende wapening, aldus de deskundige.
2.9.
Dat de deskundige bepaalde keuzes bij het verrichten van zijn onderzoek heeft gemaakt, door bijvoorbeeld geen constructieve beoordeling of vochtmeting te (laten) doen of andere (volgens [eisers] benodigde) onderzoeksmaatregelen te treffen, betekent niet dat het deskundigenonderzoek als onvolledig moet worden bestempeld. Die keuze is gebaseerd op de kennis, ervaring en intuïtie van de deskundige. Dit geldt ook voor het oordeel van deskundige dat zichtbare onregelmatigheden in het gevelmetselwerk én uitstekende (ongelijke) stenen niet als gebreken zijn aan te merken. Dit wordt door de deskundige gezien als eigenschap van het toegepaste materiaal respectievelijk een esthetisch aspect. De enkele stelling van [eisers] dat sprake is van onderwaardering van schade en esthetiek door de deskundige levert naar het oordeel van de rechtbank geen voldoende gemotiveerde betwisting van het deskundigenrapport op.
2.10.
De rechtbank gaat ook voorbij aan het bezwaar van [eisers] over het ontbreken van een windberekening van het pannendak. De rechtbank vindt dit niet steekhoudend, gelet op het volgens de deskundige in het werk gevolgde (algemeen gangbare) uitvoeringsprincipe waarbij de pannen langs de rand volledig verankerd worden en de overige vlakken dambordsgewijs. Ook de andere bezwaren van [eisers] tegen de bevindingen van de deskundige, zoals op de onderdelen dak, scheefstand van de kelderwanden, scheur in de kelderwand en doorvoeren, zijn door de deskundige voldoende weerlegd. De reacties van [eisers] op het deskundigenbericht geven de rechtbank dan ook geen aanleiding af te wijken van de conclusies van de deskundige.
Tussenconclusie bezwaren
2.11.
De rechtbank overweegt dat de door de deskundige getrokken conclusies over het al dan niet bestaan van gebreken aan de kelder en het overige werk van Botman Bouw (als overeengekomen in de overeenkomst van 26 maart 2020) logisch voortvloeien uit zijn bevindingen. De door de deskundige gebezigde motivering komt de rechtbank overtuigend voor. De deskundige heeft, mede gelet op de bezwaren die [eisers] heeft ingebracht, voldoende inzicht gegeven in de wijze waarop hij zijn onderzoek heeft uitgevoerd, de keuzes die hij daarbij heeft gemaakt en het hoe en waarom van zijn conclusies. De daartegen gerichte bezwaren van [eisers] vindt de rechtbank onvoldoende zwaarwegend en steekhoudend om het deskundigenrapport terzijde te schuiven. De rechtbank neemt daarom de bevindingen van de deskundige over en maakt ze de hare, met uitzondering van de kostenbegroting. [eisers] stelt namelijk terecht dat de deskundige bij zijn kostenbegroting een onjuist uitgangspunt heeft gehanteerd. De rechtbank komt daar hierna op terug.
Tussenconclusie gebreken, verzuim en opschorting
2.12.
Uit het deskundigenbericht blijkt dat de klachten van [eisers] genoemd onder
G (kelder), L, M en N (dak) en T, U, W, X, Y en BB (gevels) terecht zijn. Dit zijn dus gebreken die in rechte zijn komen vast te staan en daarmee tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen van Botman Bouw onder de aanneemovereenkomst. Voor de overige klachten kan [eisers] Botman Bouw niet aanspreken.
2.13.
Botman Bouw is op 1 oktober 2022 in verzuim geraakt. De rechtbank stelt dit vast op basis van de volgende gebeurtenissen:
  • [eisers] heeft in oktober 2021 bij Botman Bouw geklaagd over de uitvoering van het pannendak en over water in de pompput van de kelder.
  • Op 4 november 2021 heeft [eisers] een ‘gebrekenlijst’ toegestuurd naar Botman Bouw waarop gebreken staan die ook de deskundige vaststelt (gebreken L/M/N/W/Y).
  • Bij brief van 16 november 2021 heeft [eisers] Botman Bouw gesommeerd de gebreken binnen veertien dagen te herstellen.
  • Op 2 december 2021 heeft [eisers] nogmaals een termijn van veertien dagen gegeven.
  • Na ontvangst van het rapport van Winder heeft [eisers] per e-mail van 9 februari 2022 Botman Bouw gesommeerd om de in dit rapport genoemde (aanvullende) gebreken, zoals de door de deskundige vastgestelde gebreken G en X, binnen drie weken op te lossen.
  • Bij brief van 23 juni 2022 heeft de advocaat van [eisers] Botman Bouw een laatste hersteltermijn gegeven tot 1 oktober 2022. Daarbij heeft hij meegedeeld dat bij niet-nakoming alle kosten van door een derde te verrichten herstelwerk voor rekening van Botman Bouw komen en dat deze mededeling op voorhand is te beschouwen als een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 lid 1 BW.
Herstel is echter binnen deze redelijk gestelde termijnen uitgebleven, zodat Botman Bouw in verzuim is geraakt. Op 1 oktober 2022 was [eisers] daarom gerechtigd zijn verbintenis tot nakoming van de overeenkomst om te zetten in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.
2.14.
De rechtbank volgt Botman Bouw niet in haar stelling dat [eisers] te laat heeft geklaagd en door het niet betalen van de termijnen 8 en 9 (al) in verzuim was. [eisers] heeft zich immers als eerste (zie het tussenvonnis van 20 maart 2024) én bevoegdelijk beroepen op zijn opschortingsrecht wat betreft de betaling van deze facturen. Daartoe overweegt de rechtbank dat Botman Bouw haar hiertegenover staande verbintenis, te weten herstel en later vervangende schadevergoeding, niet is nagekomen. Aldus is sprake van samenhang tussen de verbintenissen. De vordering van [eisers] tot betaling van vervangende schadevergoeding (zie hierna 2.18) is naar het oordeel van de rechtbank van voldoende omvang om opschorting van zijn betalingsverplichting te rechtvaardigen. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat de opschorting mede dient als pressiemiddel om Botman Bouw tot nakoming te bewegen.
2.15.
Kortom, de financiële afwikkeling van dit geschil moet plaatsvinden naar aanleiding van de omzettingsverklaring van [eisers] en niet naar aanleiding van de beëindiging van de aanneemovereenkomst door Botman Bouw, zoals Botman Bouw stelt. Die beëindiging was immers gegrond op verzuim van [eisers] door het niet stellen van zekerheid voor (onder meer) de verschuldigde termijnen 8 en 9, terwijl [eisers] niet in verzuim was omdat hij die betalingen terecht had opgeschort.
De rechtbank volgt Botman Bouw evenmin in haar stelling dat de aanspraak van [eisers] op vervangende schadevergoeding in plaats van correcte nakoming aangemerkt moet worden als een opzegging als bedoeld in artikel 7:764 BW.
Daarom gaat de rechtbank voorbij aan de door Botman Bouw opgestelde eindafrekening (betaling restant aanneemsom minus besparingen).
Herstelwerkzaamheden en schade
2.16.
Vervolgens is de vraag wat de omvang van de door [eisers] geleden schade is. Om die vraag te kunnen beantwoorden is van belang welke herstelwerkzaamheden moeten plaatsvinden en wat de kosten daarvan zijn.
2.17.
De deskundige heeft in zijn rapport het noodzakelijk uit te voeren herstelwerk per vastgesteld gebrek beschreven. De rechtbank gaat uit van de juistheid hiervan. [eisers] heeft op dit punt ook geen afzonderlijk bezwaar aangevoerd.
2.18.
De deskundige raamt de kosten die gemoeid gaan met herstel van de gebreken (inclusief btw) op: € 2.178,- voor gebrek G, € 2.662,- en € 3.630,- voor gebreken L, M en N, € 303,- voor gebrek T, € 545,- voor gebrek U, € 1.029,- voor gebrek W, € 242,- voor gebrek X, € 484,- voor gebrek Y en € 605,- voor gebrek BB. Daarmee begroot de deskundige de herstelkosten op een totaalbedrag van € 11.678,- inclusief btw.
2.19.
De deskundige gaat er bij zijn schadebegroting vanuit dat Botman Bouw het herstel uitvoert. Korman stelt echter terecht dat dit uitgangspunt onjuist is, omdat [eisers] een omzettingsverklaring heeft uitgebracht en vervangende schadevergoeding vordert. Er moet voor de schadebegroting dan ook worden uitgegaan van de kosten voor herstel door een derde partij. De deskundige bevestigt in zijn rapport dat herstel door een derde partij tot aanzienlijke kostenverhogingen leidt. Welk bedrag daarmee gemoeid is heeft de deskundige echter niet aangegeven. Ook [eisers] heeft daarover niets gesteld. De rechtbank kan de omvang van de herstelkosten als gevolg van de gebreken daarom niet nauwkeurig vaststellen. De rechtbank schat de (herstelkosten als) schade grond van artikel 6:97 BW, rekening houdend met een verhoging voor herstel door een derde, op het redelijk te achten bedrag van € 15.000,- inclusief btw. [eisers] heeft onvoldoende concrete aanknopingspunten gegeven om uit te gaan van een hoger bedrag. Botman Bouw heeft op haar beurt ook geen aanknopingspunten gegeven om uit te gaan van een lager bedrag. Er ontbreekt verder een onderbouwing van [eisers] van de gestelde, al gemaakte kosten van (nood)herstel.
Conclusie vordering tot vervangende schadevergoeding
2.20.
Gelet op het voorgaande is de door [eisers] primair gevorderde vervangende schadevergoeding tot een bedrag van € 15.000,- toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal als onweersproken worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding, zijnde 20 maart 2023, tot de dag van volledige betaling.
2.21.
Hieruit volgt dat de subsidiaire vordering van [eisers] (met nevenvorderingen) om Botman Bouw te veroordelen tot herstel van de in het rapport van Winder geconstateerde gebreken geen bespreking meer behoeft.
Vordering wegens minderwerk
2.22.
De primaire vordering van [eisers] tot betaling van € 25.664,- uit hoofde van teveel betaalde aanneemsom ligt voor afwijzing gereed, gelet op wat de rechtbank eerder heeft beslist (zie 2.1).
Vordering wegens overige schade
2.23.
Primair vordert [eisers] verder nog een totaalbedrag van € 4.480,- uit hoofde van overige geleden schade. [eisers] verwijst naar een als productie 70 overgelegd overzicht van diverse schadeposten, met een daarbij behorende toelichting. Het gaat blijkens dat overzicht om schade door 1) langere verhuur pompinstallatie, 2) uitboren van doorvoeren en afdichten van nieuwe doorvoeren, 3) stagnatie dekvloeren storten, 4) reparatie verharding, 5) vervangen stelkozijn in verband met beschadiging door de heer Botman en
6) beschadiging plat dak door werkzaamheden van Botman Bouw.
2.24.
De rechtbank overweegt dat [eisers] ter onderbouwing van zijn vordering - net als bij het minderwerk - heeft volstaan met een verwijzing naar bovengenoemd overzicht zonder in de processtukken zelf en/of ter zitting stellingen in te nemen over het hoe en waarom van zijn vordering. [eisers] heeft zijn vordering tegenover de gemotiveerde betwisting van Botman Bouw daarom onvoldoende (nader) onderbouwd. Dit betekent dat de primaire vordering van [eisers] wegens overige schade zal worden afgewezen.
Tegenvordering betaling van facturen
2.25.
Botman Bouw heeft tegenvorderingen op [eisers] uit hoofde van de aanneemovereenkomst. Zoals eerder beslist heeft de rechtbank de vordering wegens meerwerk afgewezen. Het gaat nu nog om de betaling van de termijnen 8 (dakpannen en vorsten aangebracht: € 14.910,-) en 9 (oplevering: € 6.390,-) voor een totaalbedrag van € 21.300,- inclusief btw. De rechtbank stelt vast dat [eisers] de verschuldigdheid van deze termijnen niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. In verband hiermee verwijst naar de rechtbank naar rechtsoverweging 4.10 van het tussenvonnis van 20 maart 2024, waarin zij oordeelt dat zij ervan uitgaat dat het werk op 8 februari 2022 is opgeleverd.
De vordering tot betaling van € 21.300,- ligt dan ook voor toewijzing gereed.
2.26.
Botman Bouw vordert daarnaast de over dit bedrag verschuldigde wettelijke rente vanaf het opeisbaar zijn van de vorderingen tot de dag van volledige betaling, vermeerderd met 2% over het verschuldigde (conform paragraaf 45 lid 2 UAV 2012) vanaf veertien dagen na de eerste aanmaning tot aan de dag van volledige betaling.
De rechtbank overweegt dat de wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment van opeisbaarheid van de facturen 8 en 9. Nu [eisers] betaling hiervan eerst terecht heeft opgeschort, is hij niet in verzuim geweest en evenmin de rente verschuldigd zoals gevorderd. In plaats daarvan zal de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de datum van dit vonnis.
Geen verrekening van de vorderingen
2.27.
Om proceseconomische redenen - mede met het oog op de lopende wettelijke rente - zal de rechtbank voorbijgaan aan het beroep op verrekening van [eisers] van enerzijds zijn vordering tot betaling van vervangende schadevergoeding en anderzijds de vordering van Botman Bouw tot betaling van de twee openstaande facturen.
Proceskosten
2.28.
Omdat beide partijen, gelet op het voorgaande, gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Kosten deskundigenonderzoek
2.29.
Gezien de uitkomst in deze zaak, waarin de vordering van [eisers] tot vervangende schadevergoeding wegens tekortkomingen van Botman Bouw wordt toegewezen - zij het maar voor een gering deel -, vindt de rechtbank het redelijk dat de door [eisers] voorgeschoten kosten van het deskundigenonderzoek (€ 5.808,- inclusief btw) voor de helft voor rekening van Botman Bouw komen. De rechtbank zal Botman Bouw daarom veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.904,- aan [eisers] .

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt Botman Bouw tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 15.000,00 aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 20 maart 2023 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Botman Bouw tot betaling aan [eisers] van een bedrag van € 2.904,00 aan kosten van het deskundigenonderzoek,
in reconventie
3.3.
veroordeelt [eisers] tot betaling aan Botman Bouw van een bedrag van € 21.300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 6 augustus 2025, tot de dag van volledige betaling,
in conventie en in reconventie
3.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen voor het overige, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3.1, 3.2 en 3.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.
ST/JG