ECLI:NL:RBNHO:2025:9793

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
C/15/364207 KG ZA 25-214
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot rookverbod door buren wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak vorderen eisers, buren van gedaagden, een rookverbod voor hun buren vanwege overlast door tabaksrook sinds 2017. De voorzieningenrechter wijst de vordering af, omdat eisers geen spoedeisend belang hebben aangetoond. De rechter oordeelt dat eisers al lange tijd klagen over de overlast, maar pas na een jaar weer juridische stappen ondernemen. Dit wijst erop dat er geen urgentie is voor de gevraagde voorziening. Daarnaast wordt opgemerkt dat eisers misbruik maken van procesrecht door alleen gedaagden te dagvaarden en niet ook andere rokende buren. De rechter wijst erop dat de overlast niet significant zal afnemen door het gevorderde verbod, gezien de opstelling van de woningen. De proceskosten worden toegewezen aan gedaagden, omdat eisers in het ongelijk zijn gesteld. De kosten van de advocaat worden vastgesteld op tweemaal het liquidatietarief voor een complexe zaak, omdat eisers zonder goede reden een kort geding hebben aangespannen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/364207 / KG ZA 25-214
Vonnis in kort geding van 25 augustus 2025
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. G.J.B.C. Maton,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. R.J. van de Leur.
De zaak in het kort
[eisers] vorderen een rookverbod voor hun buren omdat zij daarvan al sinds 2017 overlast hebben. De voorzieningenrechter wijst de vordering af omdat [eisers] daarbij geen spoedeisend belang hebben. [eisers] moeten de proceskosten betalen. De kosten van de advocaat worden daarbij gesteld op tweemaal het liquidatietarief voor een complexe zaak omdat [eisers] met dit kort geding misbruik van procesrecht maken. Niet alleen omdat [eisers] evident geen spoedeisend belang bij hun vordering hebben, maar ook omdat [eisers] er zonder goede reden voor hebben gekozen alleen [gedaagden] te dagvaarden en niet ook de andere rokende buren. Bovendien verwijzen [eisers] ter onderbouwing van het schadelijk karakter van het roken door [gedaagden] naar grafieken met metingen van fijnstof in de lucht waarbij zij concentraties boven de WHO richtlijn zonder meer toeschrijven aan het rookgedrag van [gedaagden] , zonder enige aandacht te besteden aan (evidente) andere mogelijke oorzaken van fijnstofuitstoot.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 augustus 2025 met producties 1 tot en met 6 en diverse grafieken;
- de conclusie van antwoord van 11 augustus 2025 met producties 1 tot en met 6;
- de mondelinge behandeling van 11 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [gedaagden]
1.2.
[eisers] hadden nagezonden producties 8 tot en met 13. De voorzieningenrechter heeft deze tijdens de mondelinge behandeling geweigerd.

2.De uitgangspunten

2.1.
Partijen zijn directe buren van elkaar en wonen in een rijtjeshuis. [eisers] wonen aan de [adres 1] te [woonplaats] . [gedaagden] aan de [adres 2] .
2.2.
[eisers] hebben vanaf 2017 meermaals mondeling en vanaf 2020 ook schriftelijk bij [gedaagden] geklaagd over stank- en tabaksrookoverlast die zij ervaren door het
(e-)sigarettengebruik van [gedaagden]
2.3.
Op 11 juli 2023 hebben [eisers] per brief aan [gedaagden] verzocht om de stank- en tabaksrookoverlast definitief te beëindigen. Bij brief van 9 augustus 2024 hebben [eisers] nogmaals verzocht om de overlast te staken en gestaakt te houden.
2.4.
Bij e-mail van 20 augustus 2024 van [gedaagden] aan [eisers] hebben [gedaagden] zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen en medegedeeld dat zij geen gevolg geven aan de sommaties.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen dat de rechtbank – samengevat – uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] op straffe van een dwangsom verbiedt om tabak te roken en elektronische sigaretten te vapen (i) in de tuin van de [adres 2] , [postcode] te [woonplaats] , (ii) alsmede in de woning op dit adres als de ramen en of deuren niet gesloten zijn, (iii) alsmede in een straal van 100 meter vanaf de woning van [eisers] ;
II. [gedaagden] tot betaling van de kosten van dit geding.
3.2.
[eisers] leggen – samengevat – aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagden] roken in en rond de woning tabak en zij vapen. [eisers] ondervinden hiervan stank- en tabaksoverlast. Iedere tabaksrook is slecht voor de gezondheid. Op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 10 van de Grondwet heeft een ieder recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Iedereen is vrij zijn eigen keuzes te maken en behoeft geen inmenging van anderen te dulden. De inperking van een grondrecht is mogelijk indien er sprake is van botsing met een ander grondrecht. Er dient een belangenafweging plaats te vinden om te bepalen welk grondrecht in de concrete situatie prioriteit verdient. Door het roken van [gedaagden] en of bezoek in de tuin van hen en in hun huis met open ramen en deuren wordt inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de niet-rokende [eisers] omdat zij ongewild worden blootgesteld aan tweedehands en derdehands rook. [gedaagden] handelen onrechtmatig jegens [eisers]
3.3.
[gedaagden] voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eisers] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eisers] geen spoedeisend belang hebben bij het gevorderde verbod. [eisers] en [gedaagden] zijn al vele jaren buren en uit wat [eisers] hebben aangevoerd blijkt dat zij al vanaf 2017 last hebben van de tabaksrook van [gedaagden] en [gedaagden] daarop hebben aangesproken. In de jaren daarna zijn zij met enige regelmaat blijven klagen over het rookgedrag van [gedaagden] Voor het eerst bij brief van 11 juli 2023 heeft een advocaat aan [gedaagden] verzocht om de stank- en tabaksrookoverlast te staken en pas weer ruim een jaar later, op 9 augustus 2024, heeft de advocaat van [eisers] opnieuw een brief aan [gedaagden] gestuurd met hetzelfde verzoek. Hierop hebben [gedaagden] medegedeeld dat zij niet aan dit verzoek gaan voldoen en pas een jaar later hebben [eisers] de onderhavige dagvaarding uit laten brengen. Als [eisers] zo lang konden wachten met het nemen van rechtsmaatregelen, is er geen sprake (meer) van een spoedeisend belang bij de vordering. Dat [eisers] altijd of alleen in kort geding een verbod kunnen vorderen zoals hun advocaat ter zitting betoogde, is onjuist. Uitgangspunt blijft dat dit in een bodemprocedure gebeurt. Pas bij een spoedeisend belang, kan dat in kort geding. De voorzieningenrechter wijst de vordering af.
Proceskosten
4.3.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld.
[gedaagden] stellen dat [eisers] in de werkelijke proceskosten, ten bedrage van € 7.653,25 incl. btw, dienen te worden veroordeeld. Zij voeren daartoe aan dat er sprake is van misbruik van procesrecht omdat [eisers] het kort geding hebben ingesteld zonder onderbouwing van het spoedeisend belang, zonder bewijs van onrechtmatigheid en zonder reële handhaafbaarheid van de verlangde maatregel.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een vordering tot veroordeling in de werkelijke proceskosten alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als de eisende partij zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen hiervan past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eisers] misbruik maakt van procesrecht. Niet alleen hebben [eisers] overduidelijk geen spoedeisend belang bij hun vordering in kort geding, maar de keuze van [gedaagden] als te dagvaarden partijen is volkomen willekeurig. [eisers] erkennen immers dat naast [gedaagden] andere buren van [eisers] (ook) roken. Op de vraag van de voorzieningenrechter waarom dan alleen [gedaagden] zijn gedagvaard, antwoordden [eisers] dat die andere buren daar pas een paar jaar wonen en [eisers] al veel langer bij [gedaagden] klaagt. Dit antwoord maakt duidelijk dat het [eisers] kennelijk niet te doen is om de door hen ervaren rookoverlast te stoppen, maar om andere redenen hun pijlen richten op [gedaagden] Dat vermoeden wordt bevestigd doordat [gedaagden] onbetwist hebben aangevoerd veel minder dan vroeger te roken en dit nog slechts incidenteel te doen. Er kan dus over getwist worden of [gedaagden] wel de veroorzakers zijn van de door [eisers] gestelde overlast. In ieder geval kan worden aangenomen dat de rookoverlast niet of nauwelijks zal afnemen indien het gevorderde verbod tegen [gedaagden] wordt opgelegd. Het zijn immers rijtjeshuizen, waarbij de tuinen tegen elkaar grenzen.
Daar voegt de voorzieningenrechter nog aan toe dat [eisers] zich slechts hebben willen richten op de vermeende rookoverlast van [gedaagden] Ten bewijze van die overlast (en de schadelijkheid van tabaksrook) hebben [eisers] grafieken overgelegd. Uit die grafieken zou moeten blijken dat de fijnstof in de lucht door het roken van [gedaagden] boven wettelijke grenzen komt (“de WHO richtlijn”). Daarvoor hebben [eisers] echter geen enkel concreet aanknopingspunt gegeven. Zo gaan [eisers] er zonder enige toelichting aan voorbij dat bij een aantal grafieken de gemeten hoeveelheid fijnstof in de lucht meer dan 24 uur boven de door [eisers] gehanteerde WHO-richtlijn blijft en hebben [eisers] geen woord gewijd aan andere bronnen voor uitstoot van fijnstof zoals, de voorzieningenrechter noemt maar wat, auto’s, houtkachels en barbecues. Door desondanks een kort geding tegen [gedaagden] te starten en hen zodoende te dwingen rechtsbijstand te zoeken, jagen [eisers] [gedaagden] onnodig op kosten. Dat levert misbruik van procesrecht op.
4.6.
De voorzieningenrechter kan niet vaststellen dat de door de advocaat van [gedaagden] opgevoerde kosten redelijk zijn. De voorzieningenrechter zal daarom niet de gehele gevorderde proceskostenvergoeding toewijzen maar het liquidatietarief voor een complex handelskortgeding, vermenigvuldigd met twee.
De proceskosten van [gedaagden] worden als volgt begroot:
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
3.322,00
(2x tarief Handel-KG complex)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.831,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 3.831,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2025.