In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Ymere en een gedaagde huurder. De huurder, die sinds 1 augustus 2020 een woning huurt van Ymere, heeft een huurachterstand van € 3.968,98 en vordert huurprijsvermindering van 30% vanwege vocht- en schimmelproblemen in de woning. Ymere heeft de huurder aangesproken op de huurachterstand en stelt dat de gebreken inmiddels zijn hersteld, terwijl de huurder meent dat de gebreken niet adequaat zijn verholpen en dat hij recht heeft op opschorting van de huurbetalingsverplichting.
De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 23 juni 2025, waarbij de kantonrechter de feiten en stellingen van beide partijen heeft gehoord. De huurder heeft zich beroepen op gebreken aan het gehuurde, maar de kantonrechter oordeelt dat de huurder niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van een gebrek dat Ymere ten onrechte niet heeft hersteld. De kantonrechter concludeert dat de huurder niet kan terugvallen op een opschortingsrecht of huurprijsvermindering, omdat hij niet heeft meegewerkt aan nader onderzoek door Ymere en onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen.
De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de huurder om mee te werken aan onderzoek naar gebreken en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor claims van gebreken aan het gehuurde.