ECLI:NL:RBNHO:2025:9849

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
366648 JU RK 25-886
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 juli 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van Jeugdbescherming Regio Amsterdam, de gecertificeerde instelling, om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van vijf maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd door diverse factoren, waaronder huiselijk geweld, de scheiding van haar ouders, en de alcoholproblematiek van haar vader. De moeder van [de minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag, maar is niet in staat om een veilig en stabiel opvoedklimaat te bieden. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij de GI en de minderjarige zijn gehoord. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is om de veiligheid en stabiliteit van [de minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 7 januari 2026.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/366648 / JU RK 25-886
Datum uitspraak: 18 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Regio Amsterdamte Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 25 juni 2025;
  • de brief van de Raad omtrent toetsing verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing na twee jaar, van 3 juli 2025, ingekomen bij de rechtbank op 4 juli 2025;
- de e-mail van [de minderjarige] van 11 juli 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juli 2025. Hierbij is verschenen en gehoord:
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] (telefonisch).
1.3.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting verschenen.
1.4.
[de minderjarige] is voorafgaand aan de zitting in de gelegenheid gesteld door de kinderrechter afzonderlijk gehoord te worden. Zij heeft de kinderrechter vanwege haar vakantie een e-mailbericht gestuurd waarin zij haar mening heeft weergegeven.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een perspectief biedend pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 augustus 2021 [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd en duurt nu nog tot 17 augustus 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft ook, bij beschikking van 4 maart 2022, een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een pleeggezin. Deze machtiging is telkens verlengd en duurt nu eveneens nog tot 17 augustus 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van vijf maanden. De GI heeft verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft het verzoek als volgt onderbouwd. Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging, omdat [de minderjarige] al veel heeft meegemaakt in haar jonge leven, waaronder de scheiding van haar ouders, emigratie, huiselijk geweld, alcoholproblematiek van de vader en emotioneel en fysiek onvoldoende beschikbare ouders. [de minderjarige] zat klem tussen haar ouders, omdat de moeder nog bij de vader in huis woonde nadat de relatie was verbroken, maar de ouders niet meer met elkaar communiceerden. [de minderjarige] was teveel op zichzelf aangewezen en trok zich terug. Ook heeft de moeder een Chinese opvoedstijl en legt zij druk op [de minderjarige] om te presteren. In november 2021 is er na een melding vanuit Veilig thuis over huiselijk geweld van de vader naar de moeder toe een (tijdelijk) huisverbod opgelegd aan de vader. Omdat de moeder op dat moment geen eigen woonplek had en de vader niet in staat was om [de minderjarige] de veiligheid en stabiliteit te bieden die zij nodig had is [de minderjarige] uit huis geplaatst bij een oom en tante vaderszijde (vz) waar zij tot maart 2025 heeft gewoond. Na het overlijden van de vader in 2023 is er ruzie ontstaan over de erfenisafwikkeling tussen de moeder en de oom en tante (vz). De oom en tante (vz) hebben vanwege de spanningen aangegeven de taak van pleegouders niet meer te kunnen vervullen. Sinds maart 2025 woont [de minderjarige] in een ander pleeggezin.
3.3.
Vanaf januari 2023 is er (na een jaar op de wachtlijst) een pleegzorgbegeleider betrokken. [de minderjarige] geeft aan geen behoefte te hebben aan therapie om de gebeurtenissen uit het verleden te verwerken. Zij laat in haar ontwikkeling een stijgende lijn zien. Op school gaat het goed en [de minderjarige] is opener. Het gaat goed met [de minderjarige] in haar huidige pleeggezin en zij wordt getraind in zelfstandigheid. [de minderjarige] kan daar tot na meerderjarigheid blijven. Om de plek zeker te stellen heeft de GI verlengde jeugdzorg aangevraagd. Een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing met 5 maanden, tot meerderjarigheid, is noodzakelijk om de veiligheid en stabiliteit van [de minderjarige] te waarborgen. De omgangsmomenten met de moeder verlopen wisselend en ondanks dat de moeder begrijpt dat het perspectief van [de minderjarige] niet bij haar ligt, is er een risico dat zij [de minderjarige] kan opeisen als de maatregelen wegvallen. Het ontbreekt de moeder aan huisvesting en de middelen om [de minderjarige] een veilig en stabiel opvoedklimaat te bieden. Ook doet [de minderjarige] volgend jaar Havo eindexamen en is rust en stabiliteit belangrijk. Het huidige pleeggezin is de beste plek voor [de minderjarige] om op te groeien. Van daaruit kan zij doorgroeien naar zelfstandigheid.
3.4.
De GI heeft hier op de zitting aan toegevoegd dat [de minderjarige] bij het huidige pleeggezin een kleine studio heeft, met een eigen badkamer en keukentje. Het zijn warme pleegouders en [de minderjarige] kan deelnemen aan het gezinsleven als zij dat wil, maar kan zich ook terugtrekken. De pleegmoeder leert haar ook koken en wassen, zodat zij zelfstandig wordt. De relatie tussen [de minderjarige] en haar moeder is prima. De GI heeft haar losgelaten in hoe ze het contact met de moeder wil vormgeven. De moeder is betrokken op de achtergrond en [de minderjarige] gaat in het weekend naar haar toe.

4.De standpunten

4.1.
In het verzoekschrift is weergegeven dat de moeder het liefst wil dat haar dochter bij haar kan opgroeien, maar zij begrijpt dat het gezien de omstandigheden niet kan.

5.De mening van de minderjarige

5.1.
[de minderjarige] heeft in haar e-mailbericht laten weten dat zij achter het verzoek van de GI staat. Zij woont op dit moment op een rustige plek waar zij kan focussen op zichzelf en school. Zij kan daar tot zij 21 jaar oud is blijven en wordt daar begeleid naar zelfstandigheid.

6.De beoordeling

6.1.
Door de omstandigheid dat de moeder de Chinese nationaliteit en [de minderjarige] de Nederlandse nationaliteit heeft, moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het onderhavige verzoek. Nu de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] in Nederland is, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek (BW) juncto artikel 8 Brussel II ter rechtsmacht toe en kan de rechter een oordeel geven over dit verzoek.
Vervolgens is de vraag aan de orde welk recht van toepassing is in deze zaken. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht van toepassing op onderhavig verzoek.
6.2.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
6.3.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling op de zitting blijkt dat [de minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] heeft veel meegemaakt in haar jonge leven, waaronder huiselijk geweld, emigratie, alcoholverslaving van de vader, fysiek en emotioneel onvoldoende beschikbare ouders, het onverwachte overlijden van de vader en een wisseling van pleeggezin vanwege ruzie over de erfkwestie. De moeder beschikt daarnaast niet over de huisvesting en middelen om [de minderjarige] een veilig en stabiel opvoedklimaat te bieden. [de minderjarige] woont (daarom) al lange tijd in een pleeggezin en het gaat steeds beter met haar. [de minderjarige] wordt in haar huidige pleeggezin begeleid naar zelfstandigheid en heeft aangegeven dat zij hier graag wil blijven wonen. De GI heeft verlengde jeugdhulp aangevraagd, om de plek in haar huidige pleeggezin te borgen en zodat [de minderjarige] (ook na haar meerderjarigheid) de nog benodigde hulpverlening kan krijgen. Het is van belang dat [de minderjarige] zich kan focussen op haar eindexamen en goed wordt begeleid naar volwassenheid. Hiertoe acht de kinderrechter het noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden geborgd.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengen voor de verzochte duur van 5 maanden, tot aan haar meerderjarigheid.
6.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige]tot 7 januari 2026;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een pleeggezin tot 7 januari 2026;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025 door mr. N. Cuvelier, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Brouwer als griffier, en op schrift gesteld op 5 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.