Bijlage: Wettelijke bepalingen
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
2. De burgemeester weigert de vergunning indien:
a. de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.
b. de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot de leidinggevende overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven;
c. de exploitant de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet heeft bereikt;
d. de exploitant onder curatele of bewind staat.
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting, de openbare orde of de veiligheid op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
4. Bij toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:
a. het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen;
b. de aard van het horecabedrijf;
c. de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie;
d. de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende;
e. het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende.
5. De burgemeester kan de vergunning weigeren indien sprake is van het geval en onder de voorwaarde als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
6. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:
a. winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
d. bedrijfskantine of -restaurant.
7. De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, als:
a. zich een jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting; of
b. de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.
8. De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in het zevende lid, onder a.
9. Op de aanvraag om een vergunning of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:28a Exploitatie Terrassen
1. Het is verboden een terras behorende bij een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
2. de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting, de openbare orde of de veiligheid op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het terras.
4. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:
a. het karakter van de straat en de wijk waarin het terras is gelegen of zal zijn gelegen;
b. de aard van het terras;
c. de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds bloot staat of zal komen te staan;
d. de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende;
e. het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende.
5. Onverminderd het bepaalde in het derde lid, kan de burgemeester de vergunning weigeren indien:
a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig beheer en veilig gebruik daarvan;
b. het beoogde gebruik een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
c. het beoogde gebruik afbreuk doet aan andere publieke functies van de weg, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan.
6. De burgemeester kan de vergunning weigeren indien sprake is van het geval en onder de voorwaarde als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
7. Het bevoegde bestuursorgaan kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van de exploitatie van terrassen.
8. Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.