ECLI:NL:RBNHO:2025:9903

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
HAA 25/1055
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en overmacht door bijtincident met hond

In deze zaak is de naheffingsaanslag parkeerbelasting in geschil. Eiser, wonende te [woonplaats], beroept zich op overmacht omdat de parkeerbelasting niet kon worden voldaan als gevolg van een bijtincident waarbij zijn hond betrokken raakte. De rechtbank Noord-Holland heeft op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder zaaknummer HAA 25/1055. De heffingsambtenaar van de gemeente Zandvoort had op 18 december 2024 een naheffingsaanslag opgelegd van € 77,70, bestaande uit € 1,00 parkeerbelasting en € 76,70 kosten naheffing. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat zijn vrouw door het bijtincident niet in staat was om voor 10:00 uur, het aanvangsmoment voor betaald parkeren, de parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat er sprake was van een acute noodsituatie die de heffing van parkeerbelasting in dit geval niet rechtvaardigt. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag en verklaart het beroep gegrond. Eiser krijgt het door hem betaalde griffierecht vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/1055

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zandvoort, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 18 december 2024 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 77,70, bestaande uit € 1,00 parkeerbelasting en € 76,70 kosten naheffing (de naheffingsaanslag).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2025 te Haarlem. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam]

Overwegingen

Feiten
1. Op 18 december 2024 om 10:02 uur stond de auto van eiser (hierna: de auto) geparkeerd aan de Boulevard Barnaart te Zandvoort. Bij controle door middel van een
CityAccess Scan Caris geconstateerd dat voor het voertuig geen parkeerbelasting was betaald.

Geschil en standpunten van partijen2. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

3. Eiser stelt onder meer dat sprake is van overmacht omdat zijn hond werd aangevallen en gebeten door een andere hond (ook: het bijtincident). Dat gebeurde vlak voor 10:00 uur, het aanvangsmoment voor betaald parkeren op de boulevard. Zijn vrouw laat vaak ’s morgens de hond uit op het strand van Zandvoort maar zorgt er altijd voor dat ze voor 10:00 uur weg is, maar dit keer lukte het haar vanwege dat bijtincident niet om op tijd weg te komen. Zij verliet de parkeerplaats niet later dan 10:05 uur. Eiser stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd.
4. Verweerder meent dat de naheffingsaanslag wel terecht is opgelegd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
5. Artikel 234, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 6, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen Zandvoort 2024 (hierna: de Verordening) bepalen dat de parkeerbelasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgermeester en wethouders gestelde voorschriften.
6. Vast staat dat eiser heeft geparkeerd zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan. De omstandigheid dat eiser slechts korte tijd geen parkeerbelasting heeft betaald doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af. Eiser heeft immers gedurende een moment, te weten op 18 december 2024 om 10:02, geen parkeerbelasting voldaan terwijl dit wel was verschuldigd. Hiermee is de naheffingsaanslag in beginsel terecht opgelegd.
7. Ten aanzien van het beroep van eiser op overmacht stelt de rechtbank voorop dat parkeerbelasting een objectieve belasting is, waarbij opzet en schuld geen rol spelen. Dat wil zeggen dat de persoonlijke omstandigheden van de belastingplichtige in beginsel niet in de weg kunnen staan aan de heffing als aan de voorwaarden is voldaan. Dit is alleen anders in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als de belastingplichtige door onvoorziene omstandigheden zoals een acute noodsituatie niet in staat is de parkeerbelasting te betalen. Dan brengt een redelijke wetsuitleg mee dat de regeling over de verschuldigdheid van parkeerbelasting niet wordt toegepast, en dat naheffing met kostenopslag uitblijft (ECLI:NL:HR:2024:1535, ro. 5.4.1-5.4.4).
8. Eiser heeft aangevoerd dat zijn vrouw als gevolg van het bijtincident niet in staat was om voor aanvang van het betaald parkeren de parkeerbelasting te voldoen. Verweerder heeft niet de stelling betwist dat eisers hond vlak voor aanvang van het betaald parkeren werd aangevallen en gebeten, zodat de rechtbank van de juistheid van die stelling uit mag gaan. In een dergelijk geval is het gebruikelijk dat de hondeneigenaren hun dieren onder controle brengen, vluchtig inspecteren op schade, en eventueel contactgegevens uitwisselen. Daarmee is enige tijd gemoeid. Naar het oordeel van de rechtbank was sprake van een acute noodsituatie gedurende welke eisers vrouw niet in staat was de parkeerbelasting te voldoen. Aan verweerder is gevraagd welke andere afweging de vrouw van eiser ten tijde van het bijtincident had moeten maken. Het antwoord van verweerder luidde dat eisers vrouw eerder had moeten vertrekken om zo eventueel oponthoud in te calculeren. De rechtbank volgt dat standpunt niet. In dit geval is sprake van een noodsituatie als gevolg van onvoorziene omstandigheden. Bij een alledaagse activiteit als het wandelen met de hond kan niet van een ieder worden verwacht dat hij voorzorgsmaatregelen neemt om te anticiperen op noodsituaties en onvoorziene omstandigheden. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting dient te worden vernietigd.
9. Nu eiser in het gelijk wordt gesteld behoeven zijn overige gronden geen behandeling. Het beroep dient gegrond te worden verklaard.
Proceskosten en griffierecht
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Wel dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Snitker, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.C. Claushuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).