ECLI:NL:RBNHO:2025:9922

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
15/174830-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen omzetting van taakstraf naar jeugddetentie wegens niet-uitvoering door externe oorzaken

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 juni 2025 uitspraak gedaan naar aanleiding van een bezwaarschrift van de veroordeelde, ingediend op 28 april 2025. De veroordeelde had een onvoorwaardelijke werkstraf van 50 uren opgelegd gekregen, die bij niet-nakoming zou worden omgezet in 25 dagen jeugddetentie. De werkstraf kon echter niet binnen de gestelde termijn van negen maanden worden uitgevoerd door omstandigheden die buiten de controle van de veroordeelde lagen, zoals een capaciteitsprobleem en persoonlijke omstandigheden van de coördinator taakstraffen. De Raad voor de Kinderbescherming bevestigde deze situatie in hun eindrapportage van 26 maart 2025.

Het Openbaar Ministerie had op 31 maart 2025 de niet-uitgevoerde werkstraf omgezet in 21 dagen vervangende jeugddetentie, wat de veroordeelde aanvechtte. Tijdens de zitting op 16 juni 2025 verklaarde de veroordeelde dat hij klaar was om de werkstraf te verrichten en dat hij een werkplek had geregeld. De raadsman pleitte voor het gegrond verklaren van het bezwaarschrift, terwijl de officier van justitie verzocht om de veroordeelde een nieuwe kans te geven om de werkstraf te voltooien.

De kinderrechter oordeelde dat, hoewel het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn was ingediend, de omstandigheden verschoonbaar waren. De kinderrechter besloot het bezwaarschrift gegrond te verklaren en de veroordeelde de gelegenheid te geven om de werkstraf alsnog te verrichten binnen een nieuwe termijn van negen maanden, tot uiterlijk 16 maart 2026. De beslissing van het Openbaar Ministerie werd gewijzigd, en de kinderrechter bepaalde dat de taakstraf in de vorm van een werkstraf van 42 uren moest worden verricht, met de mogelijkheid van omzetting naar jeugddetentie bij niet-nakoming.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Kinderrechter
Registratienummer: 011956-25
Parketnummer: 15/174830-23
Uitspraakdatum: 16 juni 2025
BESLISSINGvan de kinderrechter naar aanleiding van het op 28 april 2025 ter griffie van deze rechtbank ingediende bezwaarschrift ex artikel 6:6:23, eerste en tweede lid van het Wetboek van Strafvordering van:
[veroordeelde], veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
voor deze zaak woonplaats kiezende te [adres] , ten kantore van zijn raadsman mr. M.S. Rozenbeek,
gericht tegen de kennisgeving van het Openbaar Ministerie van het bevel tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in bovengenoemde rechtbank, locatie Haarlem, van 3 april 2024 opgelegde vervangende jeugddetentie.

1.De procedure

1.1.
Aan de veroordeelde is bij voormeld vonnis van de kinderrechter onder meer een onvoorwaardelijke werkstraf opgelegd van 50 uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 25 dagen jeugddetentie, met aftrek van de dagen welke de veroordeelde in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit vonnis is op 18 april 2024 onherroepelijk geworden.
1.2.
Uit de eindrapportage taakstraf van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 26 maart 2025, blijkt dat door de hoge instroom, capaciteitsprobleem en persoonlijke omstandigheden van de coördinator taakstraffen, de werkstraf stil is blijven liggen. Het is daardoor niet gelukt de werkstraf binnen de gestelde juridische termijn van negen maanden uit te voeren. Deze overschrijding van de juridische termijn is de veroordeelde niet verwijtbaar.
1.3.
Bij kennisgeving omzetting taakstraf van 31 maart 2025 heeft het Openbaar Ministerie aan de veroordeelde medegedeeld dat de niet verrichte werkstraf wordt omgezet in 21 dagen vervangende jeugddetentie, omdat de veroordeelde volgens opgave van de Raad de aan hem opgelegde werkstraf niet binnen de daarvoor geldende periode heeft verricht.
1.4.
De veroordeelde heeft op 28 april 2025 bezwaar gemaakt tegen deze kennisgeving.
1.5.
Op 16 juni 2025 is dit bezwaarschrift op de terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn de veroordeelde, zijn raadsman mr. M.S. Rozenbeek, [vertegenwoordiger van de GI] namens de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Tevens was aanwezig de officier van justitie, [officier van justitie] .

2.Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman

2.1.
De veroordeelde heeft op de zitting verklaard dat hij klaar stond om de werkstraf te verrichten. Hij is naar de intake gegaan en zou gebeld worden. Vervolgens heeft hij niks meer gehoord. Hij had zelf al een werkplek geregeld waar hij zijn werkstraf kon verrichten, een sporthal vanuit de gemeente in de buurt van [plaats] .
2.2.
De raadsman heeft bepleit het bezwaarschrift gegrond te verklaren.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de veroordeelde nog een kans moet krijgen om de werkstraf te voltooien. Zij verzoekt de kinderrechter het bezwaarschrift gegrond te verklaren en opnieuw een termijn van negen maanden vast te stellen.

4.De beoordeling

Alhoewel het bezwaarschrift tegen de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering niet binnen de gestelde termijn van veertien dagen na betekening daarvan bij de griffie is ingediend, acht de kinderrechter het overschrijden van deze termijn, nu de raadsman veel moeite heeft gedaan om een en ander te achterhalen, verschoonbaar. De veroordeelde kan daarom worden ontvangen in zijn bezwaarschrift.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat de veroordeelde alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld de werkstraf te verrichten, een en ander op de wijze als hieronder nader staat aangegeven.
Uit het vorenstaande volgt dat het bezwaarschrift gegrond zal worden verklaard.

5.Beslissing

De kinderrechter:
Verklaart het bezwaarschrift gegrond;
Wijzigt de beslissing van het Openbaar Ministerie van 31 maart 2025 als volgt:
- Bepaalt dat de veroordeelde de taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
42 (tweeënveertig) urenmoet verrichten. Bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan, zal deze werkstraf worden vervangen door 21 (eenentwintig) dagen jeugddetentie.
- Bepaalt dat deze werkstraf moet worden voltooid binnen een termijn van
negen maandenna heden, te weten uiterlijk op 16 maart 2026.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.C. Oosterbroek, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.C. Kramer, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2025.