In deze zaak vordert de eiser, de verhuurder, ontruiming van een gehuurde woning vanwege ernstige en stelselmatige overlast veroorzaakt door de gedaagde, de huurder. De kantonrechter heeft op 9 juli 2025 in een kort geding uitspraak gedaan. De eiser heeft gesteld dat de gedaagde sinds februari 2025 overlast veroorzaakt, wat heeft geleid tot angst en onveiligheid voor de eiser en zijn gezin. De gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor zijn verweer niet kon worden gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zich schuldig heeft gemaakt aan bonken, schreeuwen en het uiten van ongepaste opmerkingen. De rechter oordeelt dat de overlast zo ernstig is dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en de gedaagde veroordeeld om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 768,00. De vordering tot betaling van huurachterstand en de vordering tot oplevering van het gehuurde in oorspronkelijke staat zijn afgewezen, omdat de eiser deze onvoldoende heeft onderbouwd.