ECLI:NL:RBNHO:2025:9949
Rechtbank Noord-Holland
- Beschikking
- M.E. Allegro
- S.E. Kamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om onderhoudsbijdrage voor meerderjarige zoon zonder studie
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een meerderjarige zoon, die een onderhoudsbijdrage van zijn vader wilde ontvangen. De meerderjarige, die 23 jaar oud is en geen studie volgt, verzocht om een maandelijkse bijdrage van € 848 voor zijn levensonderhoud en studie. De vader, die de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit heeft, heeft het verzoek afgewezen en stelde dat er geen wettelijke grondslag voor het verzoek bestond. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2025 werd het verzoek besproken, waarbij beide partijen aanwezig waren, inclusief hun advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij rechtsmacht heeft, omdat de vader in Nederland woont en het verzoek zich tegen hem richt. De rechtbank heeft het Nederlands recht toegepast, aangezien de meerderjarige ook in Nederland woont.
De rechtbank overwoog dat de wettelijke plicht tot betaling van levensonderhoud aan een jongmeerderjarige eindigt bij het bereiken van het 21e levensjaar, maar dat er onder bepaalde voorwaarden nog recht op een onderhoudsbijdrage kan zijn. De rechtbank concludeerde echter dat de meerderjarige zijn behoeftigheid onvoldoende had aangetoond. Hij had een afgeronde HBO-opleiding en ontving een Ziektewet-uitkering, aangevuld met een uitkering uit de Toeslagenwet, wat gelijk was aan het sociale minimum. De rechtbank oordeelde dat de kosten die de meerderjarige stelde, zoals het leasen van een dure auto, niet relevant waren voor de beoordeling van zijn behoeftigheid. Uiteindelijk werd het verzoek tot het vaststellen van een onderhoudsbijdrage afgewezen, omdat de rechtbank geen aanleiding zag om aan te nemen dat de meerderjarige niet in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien.