ECLI:NL:RBNNE:2013:1431

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
S 880162-12 VEV
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de handel in harddrugs met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de handel in harddrugs, specifiek XTC en speed. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 163 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een taakstraf van 100 uren. De tenlastelegging omvatte de periode van 1 januari 2012 tot en met 22 april 2012, waarin de verdachte opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd van amfetamine en XTC-pillen, die onder de Opiumwet vallen.

Tijdens de zitting op 8 januari 2013 heeft de verdachte verklaard dat hij pas rond half februari 2012 met de handel in drugs is begonnen, wat door getuigen werd bevestigd. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van handelen in drugs in de periode van 1 januari 2012 tot half februari 2012, en sprak de verdachte vrij van dat deel van de tenlastelegging. De rechtbank achtte echter het handelen in drugs in de periode van half februari tot 22 april 2012 wel bewezen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die kampt met een verslavingsprobleem. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen voor vergelijkbare feiten, maar dat zijn verslavingsproblematiek een belangrijke rol speelde in de beslissing. De verdachte moet zich onder toezicht van de reclassering stellen en deelnemen aan een leefstijltraining en ambulante behandeling voor zijn middelengebruik. De rechtbank heeft geen drugs- en alcoholverbod opgelegd, omdat dit niet noodzakelijk werd geacht voor het voorkomen van recidive.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880162-12
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 januari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 8 januari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 22 april 2012 te Augustinusga en/of te Harkema en/of Drogeham, (althans) in de gemeente Achtkarspelen en/of te Drachten, in de gemeente Smallingerland en/of te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, in elk geval in het arrondissement Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA (zogenaamde XTC-pillen), zijnde amfetamine (speed) en/of MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
(artikel 2 lid 1 letter B en/of C van de Opiumwet)
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het ten laste gelegde;
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 163 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • oplegging van een werkstraf voor de duur van 100 uren;
  • oplegging van de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling, en een alcohol- en drugsverbod.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank is niet tot de overtuiging gekomen dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2012 tot half februari 2012 heeft schuldig gemaakt aan dealen van harddrugs.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij rond half februari 2012 met dealen is begonnen. Dit wordt bevestigd door diverse verklaringen van (mede)verdachten/getuigen die bij de politie zijn afgelegd. Dat enkele verdachten/getuigen in nogal vage bewoordingen een langere periode suggereren, levert naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs op voor een langere dealperiode dan de periode die uit de verklaring van verdachte is af te leiden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van feit 1 voor zover dat ziet op dealen van harddrugs in de periode van 1 januari 2012 tot half februari 2012.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van half februari 2012 tot en met 22 april 2012 te Augustinusga en/of te Harkema en/of Drogeham, in de gemeente Achtkarspelen en/of te Drachten, in de gemeente Smallingerland en/of te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA (zogenaamde XTC-pillen), zijnde amfetamine (speed) en/of MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA telkens middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
ten aanzien van verkopen en afleveren: de voortgezette handeling van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van verstrekken en vervoeren: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van het gepleegde feit;
  • de omstandigheden waaronder dit is begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
  • de gedane erkenning van de verdachte zich aan het overig op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feit te hebben schuldig gemaakt, welke zaak derhalve hiermee is afgedaan;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte is schuldig aan handel in harddrugs gedurende een periode van twee maanden.
De rechtbank neemt verdachte vooral kwalijk dat hij anderen, voornamelijk mensen in zijn vriendenkring, voorzag van speed en XTC. Dat het gebruik van deze middelen verslavend is en kwalijke gevolgen met zich brengt voor zowel gebruikers als de maatschappij, is algemeen bekend.
Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking geweest voor vergelijkbare feiten. Uit het reclasseringsrapport dat over hem is uitgebracht komt naar voren dat verdachte kampt met een fors verslavingsprobleem. Op het moment van zijn aanhouding gebruikte hij cannabis, XTC, speed en GHB. Ondanks dat bij zijn schorsing uit voorlopige hechtenis als voorwaarde een drugsverbod is opgelegd, is hij meerdere keren positief getest. Het lukt verdachte vooralsnog niet om definitief met het gebruik van middelen te stoppen. Positief is dat hij het probleem onderkent en oprecht lijkt in zijn voornemen om uiteindelijk geheel te stoppen. Ook de reclassering heeft de indruk dat verdachte hierin zal slagen, maar dat er tussentijds terugvalmomenten zullen zijn.
Alles afwegend zal de rechtbank, in overeenstemming met de eis van de officier van justitie, aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk deel waaraan reclasseringstoezicht wordt gekoppeld en de verplichting mee te werken aan een leefstijltraining en ambulante behandeling bij VNN. Bovendien zal de gevorderde werkstraf worden opgelegd. De rechtbank zal verdachte geen drugs- en alcoholverbod opleggen. Enerzijds omdat duidelijk is dat volledig stoppen vooralsnog niet haalbaar is, maar ook omdat dit naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk is om recidive te voorkomen. Verdachte moet vooral leren inzien dat hij zijn eigen toekomst in gevaar brengt als hij zijn drugsgebruik niet afzweert.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 163 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1.
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich binnen 5 werkdagen na de uitspraak meldt bij de Reclassering Verslavingszorg Noord-Nederland, Tadingastraat 3 te Leeuwarden, waarna hij zich moet blijven melden zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zal deelnemen aan de gedragsinterventie leefstijltraining;
  • zich laat behandelen voor zijn middelengebruik bij de ambulante hulpverlening van Verslavingszorg Noord-Nederland.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 100 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. H.H.J. Harmeijer, rechters, bijgestaan door mr. C.V. van Overbeeke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 januari 2013.
Mr. Harmeijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Haisma
de griffier van de rechtbank
Van Overbeeke
te Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880162-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 8 januari 2013
Tegenwoordig:
mr. M. Brinksma, voorzitter,
mr. M. Haisma en mr. H.H.J. Harmeijer, rechters,
mr. P.F. Hoekstra, officier van justitie en
mr. C.V. van Overbeeke, griffier.
De behandeling van de zaak tegen de verdachte geschiedt -op praktische gronden- gelijktijdig met de behandeling van de zaak onder parketnummer 17/880157-12 tegen de medeverdachte Meindert Vietmeijer, nochtans zonder dat deze zaken worden gevoegd.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
----------------------
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 22 januari 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.