ECLI:NL:RBNNE:2013:1914

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
S880411-12PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en poging tot doodslag in Leeuwarden

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling en poging tot doodslag. De verdachte heeft op 24 november 2012 in Leeuwarden slachtoffer 1 mishandeld door hem met gebalde vuisten tegen het hoofd te slaan. Terwijl slachtoffer 2 hulpeloos op de grond lag, heeft de verdachte hem meermalen tegen het hoofd geschopt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank overweegt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige geweldsmisdrijven, waarbij hij een weerloos slachtoffer heeft mishandeld. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de persoon van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte is een man met een verstandelijke beperking en heeft een geschiedenis van drugs- en alcoholgebruik. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte te laten deelnemen aan een cognitieve vaardigheidstraining en heeft toezicht door de reclassering opgelegd. De benadeelde partij, slachtoffer 2, heeft schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding voor het overige niet ontvankelijk verklaard, omdat het verband tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde feit onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om een schadevergoeding van € 940,00 aan de benadeelde partij te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880411-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 maart 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in te [naam PI].
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Leeuwarden.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden meermalen, althans eenmaal. opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met gebalde vuisten tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet (nadat die [slachtoffer 2] tegen zijn knie was getrapt en/of op de grond lag) meermalen, althans, eenmaal tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geschopt en/of op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gestampt en/of die [slachtoffer 2] in de buik heeft getrapt en/of die [slachtoffer 2] in de rug heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (nadat die [slachtoffer 2] tegen zijn knie was getrapt en/of op de grond lag) meermalen, althans, eenmaal tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geschopt en/of op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gestampt en/of die [slachtoffer 2] in de buik heeft getrapt en/of die [slachtoffer 2] in de rug heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 24 november 2012 te Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), (nadat die [slachtoffer 2] tegen zijn knie was getrapt en/of op de grond lag) meermalen, althans, eenmaal tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geschopt en/of op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gestampt en/of die [slachtoffer 2] in de buik heeft getrapt en/of die [slachtoffer 2] in de rug heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde;
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
  • oplegging van de bijzondere voorwaarden gelijk aan het advies van de Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 31 januari 2013, inhoudende een meldingsgebod en deelname aan cognitieve vaardigheidstraining +;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 3.110,03 en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2013;
2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces verbaal van aangifte d.d. 25 november 2012, opgenomen vanaf pagina 86 van dossier nr. PL0240 2012126455 d.d. 18 december 2012, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde, een poging tot doodslag, gevorderd. Zij heeft hiertoe onder meer aangevoerd verdachte door aangever tegen het hoofd te schoppen en op het hoofd te stampen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op de dood van aangever.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat onvoldoende wettig bewijs aanwezig is dat verdachte aangever tegen zijn hoofd heeft geschopt. Hij baseert zijn standpunt op het feit dat er twee broers bij het voorval aanwezig zijn geweest die op elkaar lijken. Aangever verklaart dat hij [verdachte] heeft zien schoppen maar de vraag is of hij dat wel goed heeft kunnen zien nu hij zijn handen voor zijn hoofd had, hij 8 flesjes bier op had en het donker was. Ook uit de getuigenverklaringen is niet duidelijk geworden om welke broer het gaat. Daarnaast is niet duidelijk geworden of aangever wel tegen zijn hoofd is geraakt aangezien hij zich heeft afgeweerd met zijn handen. Niet kan worden uitgesloten dat alleen zijn armen zijn geraakt. Op grond hiervan dient verdachte vrijgesproken te worden van het primair ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Mocht de rechtbank tot het oordeel komen dat verdachte wel tegen zijn hoofd is geraakt dan is de raadsman van mening dat dit niet zonder meer voorwaardelijk opzet tot de dood oplevert. Verdachte droeg ten tijde van het feit sportschoenen van een zacht materiaal en het geconstateerde lichamelijk letsel is beperkt gebleven. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat door het trappen tegen het hoofd van aangever de aanmerkelijke kans op diens dood bestond en dat verdachte die aanmerkelijke kans had voorzien en heeft aanvaard. Gelet hierop is naar mening van de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De verklaring van verdachte [2] , inhoudende:
Nadat ik [slachtoffer 1] had geslagen zag ik [slachtoffer 2] op de grond liggen.
2.
De verklaring van aangever [slachtoffer 2] [3] , inhoudende:
Ik zag vervolgens dat [verdachte] vanuit de richting van de Jumbo op mij af kwam rennen.
Ik wilde opstaan maar dat lukte niet vanwege dat been. Ik was bang en wilde wegrennen. Ik ben vervolgens in elkaar gedoken om mijzelf te beschermen, ik wilde mijn hoofd beschermen. [verdachte] probeerde mij tegen mijn hoofd te schoppen en met kracht op mijn hoofd te stampen. Ik kon de meeste schoppen afweren met mijn handen en ellebogen/onderarmen. Ik weet niet hoe vaak [verdachte] mij probeerde te schoppen en ik kan ook niet zeggen hoe vaak hij mij heeft geraakt. Ik heb wel een rode plek op mijn hoofd aan de rechterzijde. Ik voel een beurs gevoel aan de rechterzijde van mijn hoofd, ik heb daar hoofdpijn van.
3.
De verklaring van [getuige 1] [4] , inhoudende:
Plotseling hoorden we iemand schreeuwen: "Help." Wij keerden om en fietsten terug. Hier waar ik nu sta te praten zag ik een jongen op de grond liggen. Tegelijkertijd zag ik een jongen om de hoek komen uit de richting van de Jumbo. Ik zag dat deze jongen, de jongen die op de grond lag, meerdere keren schopte. Ik zag dat de jongen die op de grond lag werd geraakt op zijn been, in zijn buik, en op zijn hoofd. Ik zag dat de jongen minimaal vier keer op zijn hoofd werd getrapt. Ik zag dat de jongen op meerdere manieren op zijn hoofd getrapt werd. Alsof een voetballer tegen een bal schopt en stampen van boven naar beneden. Ik zag dat de jongen die op de grond lag echt hard op zijn hoofd werd geschopt en gestampt. Ik zag dat de mishandelaar er als volgt uit zag:
Blanke jongen niet ouder dan 30 jaar, geschatte lengte 1.70-1.80, normaal postuur, Zwarte jas en witte sportschoenen, geen bril, baard of snor.
4.
De verklaring van [getuige 2] [5] , inhoudende:
Ik zag rechts op het trottoir een man liggen. Ik hoorde deze jongen om hulp roepen. Op dat moment zag ik een andere man uit de richting van de Loonstraat aan komen lopen. Ik zag deze man toelopen naar de man die op de grond lag. Ik zag dat de man die kwam aanlopen met zijn rechtervoet tegen het hoofd van de man die op de grond lag aan schopte. Ik zag dat de man dit deed op de manier waarop je tegen een voetbal trapt. Ik zag dat de man daarna nogmaals op dezelfde wijze tegen het hoofd van de man die op de grond lag aanschopte. Ik zag dat de man vervolgens nog tweemaal een stampende trap tegen de zijkant van het hoofd van de man die op de grond lag gaf. Ik kan de man als volgt omschrijven: blanke man ongeveer 1,80 meter lang kort blond stekelig haar, normaal postuur. Donkerkleurige jas en blauwe spijkerbroek
5.
De verklaring van [medeverdachte] [6] , inhoudende:
Ik ben vervolgens naar mijn maat gegaan om zo wat bij te komen en ben daarna teruggegaan naar de plaats waar de vechterijen hadden plaatsgevonden. Ik zag daar [verdachte] staan bij [slachtoffer 2]. Ik heb [verdachte] meegenomen.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het primair aan hem ten laste gelegde heeft begaan.
Op basis van de aangifte en de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever opzettelijk met kracht tegen het hoofd heeft getrapt en gestampt, terwijl hij op de grond lag. Dat dit met veel kracht is gebeurd, baseert de rechtbank op de verklaringen van voornoemde getuigen waaruit blijkt dat verdachte trapte op een manier zoals je tegen een voetbal aan schopt en dat hij een stampende beweging maakte met zijn voet, van boven naar beneden. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als gericht op de dood van aangever. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar en vitaal deel van het menselijk lichaam is. De rechtbank is van oordeel dat het de meerdere malen schoppen en stampen tegen het hoofd een aanmerkelijke kans oplevert op het dodelijk treffen van het slachtoffer. Aangezien verdachte hard tegen het hoofd van aangever heeft geschopt, heeft hij daarmee deze kans willens en wetens aanvaard. Het is niet aan zijn voorzichtigheid te danken dat hij in dit geval het slachtoffer zodanig op het hoofd heeft geraakt dat die niet aan zijn verwondingen is overleden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 november 2012 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met gebalde vuisten tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 24 november 2012 te Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet (nadat die [slachtoffer 2] tegen zijn knie was getrapt en op de grond lag) meermalen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geschopt en op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft gestampt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
Mishandeling.
2.
Poging tot doodslag.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie; en het reclasseringsadvies;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag en mishandeling.
Hij heeft de vriend van de ex-vriend van zijn zusje, terwijl deze hulpeloos op de grond lag nadat hij een trap tegen zijn knie had gekregen, meermalen tegen het hoofd geschopt. De ex-vriend van zijn zusje had hij even daarvoor meermalen tegen het hoofd geslagen.
De rechtbank tilt zwaar aan het schoppen tegen het hoofd door verdachte van een weerloos slachtoffer.
Verdachte is in het recente verleden niet met justitie in aanraking gekomen in verband met geweldsmisdrijven.
De reclassering omschrijft verdachte als een man met een verstandelijke beperking die handelt zonder na te denken uit onvermogen om ergens diepgaand over te kunnen nadenken. Gebruik van drugs en alcohol worden als probleem gezien. De kans op herhaling wordt hoog gemiddeld geschat, waarbij er risico is op letselschade voor willekeurige personen.
De reclassering adviseert een reclasseringstoezicht en verdachte deel te laten nemen aan een cognitieve vaardigheidstraining plus. De rechtbank is het eens met dit advies.
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank een gevangenisstraf van achttien maanden passend. Hiervan zal zes maanden voorwaardelijk worden opgelegd met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en ook om verdachte te weerhouden in de toekomst dit soort strafbare feiten te plegen.

Benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 940,00 (de helft van de gevorderde immateriële schade).Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen
De rechtbank is van oordeel dat het rechtstreeks verband tussen de gevorderde materiële schade en het bewezen verklaarde feit onvoldoende is onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid te stellen dit verband aan te tonen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom in dit deel van de vordering niet worden ontvangen en zij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 287 en 300, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1.
dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van 2 jaren zich zal melden bij de reclassering van de VNN, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2.
dat veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 jaren, zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een cognitieve vaardigheidstraining +, aangeboden door de reclassering van de VNN, of een soortgelijke instelling, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 940,00 (zegge: negenhonderdveertig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], te betalen een som geld ten bedrage van € 940,00 (zegge: negenhonderveertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. N.A. Vlietstra en mr. Th.A. Wiersma, rechters, bijgestaan door mr. T. van den Berg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 maart 2013.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Vlietstra
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Wiersma
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880411-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 8 maart 2013
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. N.A. Vlietstra en Th.A. Wiersma, rechters,
mr. T.S.G.C. Scholte, officier van justitie en
mr. T. van den Berg griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [naam PI].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. E. Albayrak, advocaat te Leeuwarden.
….
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 22 maart 2013 te 13:30 uur.
Verdachte doet afstand van zijn recht bij de uitspraak van het vonnis aanwezig te zijn.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer PL0240 2012126455, gesloten op 18 december 2012.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting 8 maart 2013.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], d.d. 25 november 2012, pagina 92.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], d.d. 25 november 2012, pagina 103.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], d.d. 25 november 2012, pagina 110.
6.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte], d.d. 28 november 2012, pagina 25.