ECLI:NL:RBNNE:2013:2025

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
S 17-880087-12 PROM
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedreiging met brandstichting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 26 februari 2013 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van bedreiging met brandstichting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 47 dagen. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond tussen 23 en 25 februari 2012, waarbij de verdachte samen met een mededader bedreigingen uitte richting medewerkers van een woningstichting en een specifieke medewerker, [slachtoffer 1]. De bedreigingen omvatten het in brand steken van een woning en het dreigen met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel niet aanwezig bij de zitting, zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, op basis van verklaringen van getuigen en de medeverdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, omdat niet kon worden bewezen dat hij samen met de medeverdachte de bedreiging tegen [slachtoffer 1] had gepleegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor gewelddelicten, wat de rechtbank als verzwarend heeft beschouwd. De rechtbank heeft de artikelen 47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht toegepast bij de beoordeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880087-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 12 februari 2013.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2012 tot en met 25 februari
2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, in elk geval in het jaar
2012, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met
een een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (een of
meerdere medewerker(s) van) de [woonstichting] en/of
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte tezamen en in
vereniging met verdachtes mededader, althans alleen,
opzettelijk [naam 1] (hoofdagent van politie) dreigend de woorden
toegevoegd: (zakelijk weergegeven) - dat het tijd werd dat hij de woning aan
de [straatnaam] nu maar echt eens in de brand moest steken. Dat had hij
dat tot nu toe niet had gedaan maar hij moest dat nu maar wel gaan doen -,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of heeft
verdachtes mededader opzettelijk verdachte de woorden toegevoegd: "Heb jij een
aansteker? Ik heb er namelijk niet een dan kan ik hun ook niet in de fik
steken.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of dat
verdachte opzettelijk die [naam 1] (hoofdagent van politie) dreigend de
woorden heeft toegevoegd: "Ik heb er wel een.", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking, en/of daarbij die [naam 1] opzettelijk dreigend
een aansteker heeft getoond,
welke voornoemde bedreiging(en), althans welke woorden en/of handelingen van
dreigende aard en/of strekking, bestemd was/waren voor [slachtoffer 1] en/of
de [woonstichting] en welke voornoemde bedreiging(en)
vervolgens door die [naam 1] aan die [slachtoffer 1] kenbaar zijn gemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2012 tot en met 25 februari
2012, althans in of omstreeks de maand februari 2012, in elk geval in het jaar
2012, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans
alleen, opzettelijk [naam 1] (hoofdagent van politie) dreigend de woorden
toegevoegd: "Geef mij je pistool maar even dan zal ik het wel even oplossen
daar binnen.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
hoorbaar voor die [naam 1] gezegd: "Ik zal wel weer een pistool kopen en de
zaak afmaken." en/of "Die moet dood. Ik zal hem een kogel in zijn kop jagen.
Die [slachtoffer 1] moesten ze rechtstreeks dood schieten. Ik zal zorgen dat ik een
pistool krijg en dan schiet ik hem persoonlijk een kogel door zijn kop." en/of
"Ik heb het goedschiks geprobeerd en dat is niet gelukt. Nu zal ik het
kwaadschiks regelen.", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of
strekking,
welke voornoemde bedreiging(en) vervolgens door die [naam 1] aan die
[slachtoffer 1] kenbaar zijn gemaakt.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 47 dagen met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de onder 2. ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 1] samen met [medeverdachte] heeft gepleegd. De rechtbank spreekt verdachte derhalve van dat deel van de tenlastelegging vrij.
De rechtbank past de hierna te noemen bewijsmiddelen [1] toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1.
De verklaring van verdachte [2] , inhoudende:
Ik zag dat een man van de [woonstichting] de rechtbank verliet en toen heb ik gezegd dat ze die vent moesten afmaken. Op het moment dat die man voorbij liep heb ik enkel gezegd dat ze hem moesten afschieten.
[medeverdachte] vroeg mij om een aansteker. Hij wilde een aansteker hebben zodat hij de boel in de fik kon steken. Ik heb hem een aansteker gegeven.
2.
De verklaring van aangever [slachtoffer 1] [3] , inhoudende:
Ik ben teamleider bij [woonstichting]. Op 23 februari 2012 vond er een zitting plaats naar aanleiding van een ontruimingsprocedure tegen [medeverdachte].
Buiten de rechtbank aangekomen, zag ik dat [naam 1], buurtagent van de wijk Bilgaard, stond te praten met [medeverdachte] en [verdachte].
Die middag werd ik gebeld door [naam 1]. Hij vertelde mij dat [medeverdachte] en [verdachte] diverse bedreigingen hadden geuit. De bedreigingen hadden plaatsgevonden op het moment dat ik vanuit de rechtbank naar buiten was gelopen en voorbij aan [naam 1], [medeverdachte] en [verdachte]. Ik hoorde dat [medeverdachte] had gedreigd om de woning aan de [straatnaam] in brand te steken.
Ik hoorde van [naam 1] dat [verdachte] had gezegd dat die [slachtoffer 1] rechtstreeks een kogel door zijn kop moest hebben en dat [verdachte] dat wel zou doen. [verdachte] had gezegd dat hij het goedschiks had geprobeerd en dat werkte niet. Nu zou [verdachte] het wel kwaadschiks gaan doen en zou hij [slachtoffer 1] een kogel door zijn kop schieten.
3.
De verklaring van verbalisant [naam 1] [4] , inhoudende:
Op 23 februari 2012 was ik op het Zaailand ter hoogte van de rechtbank te Leeuwarden. Ik zag de mij ambtshalve bekende [verdachte] uit de rechtbank komen lopen.
Ik zag dat [verdachte] naar mij toe kwam lopen en hoorde dat hij onderweg bleef vloeken en tieren. Ik zag dat [verdachte] vervolgens wegliep.
Na ongeveer 10 minuten zag ik twee personen uit de rechtbank komen lopen. Ik herkende deze twee personen als de mij ambtshalve bekende [medeverdachte] en [naam 2]. Ik zag dat beide personen naar mij toe kwamen lopen. Ik hoorde dat [medeverdachte] tegen mij zei dat het tijd werd dat hij de woning aan de [straatnaam] nu maar eens echt in de brand moest steken. Dat had hij tot nu toe niet gedaan, maar hij moest dat nu maar wel gaan doen.
Ik zag dat [verdachte] weer bij ons kwam staan. Ik was dus met [verdachte], [medeverdachte] en [naam 2]. Op dat moment zag ik dat de teamleider van [woonstichting], genaamd [slachtoffer 1] met 2 voor mij onbekende mannen de rechtbank uit kwam lopen. Ik zag dat [slachtoffer 1] met de twee onbekende mannen langs ons liepen. Toen de drie mannen ons een paar meter voorbij waren, hoorde ik [verdachte] zeggen: 'Die moet dood. Ik zal hem een kogel in zijn kop jagen. Die [slachtoffer 1] moesten ze rechtstreeks doodschieten. Ik zal zorgen dat ik een pistool krijg en dan schiet ik hem persoonlijk een kogel door zijn kop.' Ik deelde [verdachte] mee dat dit soort bedreigingen niet zonder gevolgen blijven, waarop ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: 'Dat kan mij niets schelen. Ik heb het goedschiks geprobeerd, dat is niet gelukt. Nu zal ik het kwaadschiks regelen.'
Ik hoorde dat [medeverdachte] tegen [verdachte] zei: 'Heb jij een aansteker, ik heb er namelijk niet een en dan kan ik hun ook niet in de fik steken.' Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij er wel een had en om zijn woorden kracht te doen bijzetten zag ik dat [verdachte] een aansteker uit zijn jaszak haalde en deze toonde aan ons.
4.
De verklaring van verbalisant [naam 1] [5] , inhoudende:
Op 23 februari 2012 heb ik een proces-verbaal van bevindingen opgesteld. Aldaar heb ik abusievelijk vermeld dat de derde persoon welke zich begaf bij [medeverdachte] en [verdachte] de heer [naam 2] zou zijn. Ik heb abusievelijk de verkeerde naam vermeld in het proces-verbaal van bevindingen. Het betrof namelijk de mij ambtshalve bekende [naam 3]. Daar waar gelezen wordt [naam 2] moet worden gelezen [naam 3].
5.
De verklaring van [medeverdachte] [6] , inhoudende:
Ik zou gezegd kunnen hebben dat ik dan inderdaad de boel wel echt in de fik kon zetten. Ik zei namelijk letterlijk tegen [naam 1]: 'als het dan toch zo moet, dan zou ik het toen, ik word toch al beschouwd als pyromaan.'

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 februari 2012, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander de [woonstichting] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachtes mededader, opzettelijk [naam 1], hoofdagent van politie, dreigend de woorden toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat het tijd werd dat hij de woning aan de [straatnaam] nu maar echt eens in de brand moest steken. Dat had hij tot nu toe niet had gedaan maar hij moest dat nu maar wel gaan doen,
en
heeft verdachtes mededader opzettelijk verdachte de woorden toegevoegd: "Heb jij een
aansteker? Ik heb er namelijk niet een dan kan ik hun ook niet in de fik steken.", en dat verdachte opzettelijk die [naam 1], hoofdagent van politie, dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik heb er wel een", en daarbij die [naam 1] opzettelijk dreigend een aansteker heeft getoond,
welke voornoemde bedreiging bestemd was voor de [woonstichting] en welke voornoemde bedreiging vervolgens door die [naam 1] aan [slachtoffer 1] kenbaar is gemaakt;
2.
hij op 23 februari 2012 te Leeuwarden, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte, opzettelijk [naam 1], hoofdagent van politie, dreigend de woorden toegevoegd en hoorbaar voor die [naam 1] gezegd: "Die moet dood. Ik zal hem een kogel in zijn kop jagen. Die [slachtoffer 1] moesten ze rechtstreeks dood schieten. Ik zal zorgen dat ik een pistool krijg en dan schiet ik hem persoonlijk een kogel door zijn kop." en "Ik heb het goedschiks geprobeerd en dat is niet gelukt. Nu zal ik het kwaadschiks regelen.", welke voornoemde bedreigingen vervolgens door die [naam 1] aan die [slachtoffer 1] kenbaar zijn gemaakt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
Medeplegen van bedreiging met brandstichting.
2.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
  • de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft zich samen met een maat van hem schuldig gemaakt aan bedreiging met brandstichting. Dit betrof een woning van een woningbouwvereniging. Ook heeft verdachte een medewerker van deze woningbouwvereniging met de dood bedreigd.
Naar aanleiding van een kort geding dat de woningbouwvereniging tegen de maat van verdachte had aangespannen, is verdachte verbaal enorm tekeer gegaan. Uit de aangifte blijkt wat een impact de bedreigingen hebben (gehad) op met name de medewerker van de woningbouwvereniging. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte is diverse malen veroordeeld voor gewelddelicten. Ook is er sprake van recidive op het gebied van bedreiging. Recentelijk heeft verdachte een reclasseringstoezicht van twee jaar afgerond. Volgens het reclasseringsrapport wil verdachte koste wat kost zijn gelijk halen en zegt hij een man te zijn met een overdreven rechtvaardigheidsgevoel.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier geëist, passend is. De rechtbank zal verdachte dan ook conform deze eis veroordelen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 47 dagen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. P.F.E. Geerlings, rechters, bijgestaan door mr. M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 februari 2013.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Koelman
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Geerlings
locatie Leeuwarden,
Heerschop

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880087-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 12 februari 2013
Tegenwoordig:
mr. M. Brinksma, voorzitter,
mr. G.C. Koelman en mr. P.F.E. Geerlings, rechters,
mr. E. Jepkema, officier van justitie en
mr. M. Heerschop, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, genaamd:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
is niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. G.J. van Kammen, advocaat te Leeuwarden.
De ter terechtzitting aanwezige raadsman van verdachte deelt mee dat hij niet uitdrukkelijk door verdachte is gemachtigd om hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat de behandeling van de zaak buiten aanwezigheid van verdachte wordt voortgezet.
…….
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 26 februari 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met OPS-dossiernummer PL02GL 2012063133, gesloten op 11 juli 2012.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 27 februari 2012, pagina 86.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], d.d. 7 maart 2012, pagina 72.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [naam 1], d.d. 23 februari 2012, pagina 75.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [naam 1], d.d. 28 februari 2012, pagina 78.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], d.d. 27 februari 2012, pagina 84.