ECLI:NL:RBNNE:2013:2565

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
19.910203-12 promis
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en wapenbezit in een café te Emmen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld en wapenbezit. De verdachte was op 1 januari 2012 betrokken bij een incident in een café in Emmen, waar hij samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van openlijk geweld, omdat het geweld zichtbaar was voor derden in een voor het publiek toegankelijke ruimte, ondanks dat er entree moest worden betaald om het café binnen te komen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.

De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen sprake was van een openbare plaats en dat de verdachte niet schuldig was aan openlijk geweld. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachte en de slachtoffers, evenals op het proces-verbaal van de politie. De verdachte had ook een semi-automatisch pistool en munitie voorhanden, wat leidde tot een tweede tenlastelegging. De rechtbank achtte dit feit bewezen en legde een straf op die afweek van de gebruikelijke richtlijnen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen.

De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank het causaal verband tussen de schade en de bewezen feiten niet kon vaststellen. De benadeelde partij werd geadviseerd haar vordering bij de burgerlijke rechter in te dienen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.910203-12
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 12 april 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 maart 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. J. Dekens, advocaat te Odoorn.

Tenlastelegging

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2012 te Emmen, in de gemeente Emmen, met een ander of anderen, in een voor het publiek toegankelijke ruimte te weten in [naam café],  openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit (in het gezicht) slaan en/of stompen en/of schoppen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2];
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2012 te Emmen, in de gemeente Emmen, een wapen van categorie III, te weten semiautomatisch pistool, en/of munitie van categorie III, te weten centraalvuur kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn acht hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
De officier van justitie vordert voorts dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard.

Bewijsmotivering feit 1

Namens verdachte is aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt van het plegen van openlijk geweld op 1 januari 2012.
De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake is van 2 incidenten op 1 januari 2012 waar aangevers bij betrokken waren. Naar het oordeel van de raadsman valt uit het proces-verbaal van politie niet op te maken of en wanneer verdachte een jongen van Turkse afkomst heeft mishandeld. Bovendien betwist de raadsman dat er sprake is van openlijk in vereniging. Verdachte zegt één keer te hebben geslagen in [naam café]. Om daar binnen te komen moest entree worden betaald zodat er naar de mening van de raadsman ook daarom geen sprake kan zijn van openlijk geweld.
De rechtbank volgt dit betoog van de verdediging niet en overweegt dienaangaande het volgende.
De rechtbank baseert zich voor het bewijs van het onder 1 tenlastegelegde feit op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 29 maart 2013 en op de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en [medeverdachte], zoals opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Regiopolitie Drenthe, Unit Recherche Zuid West, Onderzoek Reiger, bestaande uit een 3-tal ordners, proces-verbaalnummer 03DRO12002, d.d. 10 februari 2012 met bijlagen, op grond waarvan de rechtbank de volgende feitelijke gang van zaken reconstrueert.
Verdachte verklaart ter terechtzitting van 29 maart 2013 onder meer dat hij in de nacht van 1 januari 2013 met vrienden en broers aanwezig was in [naam café] te Emmen. Dat op een gegeven moment de vriendin van zijn broer op de dansvloer door een Turkse jongen werd geslagen. Dat hij daar heen wilde lopen, maar dat een jongen op hem af kwam en dat hij die jongen toen heeft geslagen.
Aangever [slachtoffer 1] zegt in zijn aangifte (proces-verbaal aangifte, pagina’s Z119 t/m Z122) kort samengevat dat hij met enkele vrienden op stap was in [naam café] te Emmen, dat zijn vriend [slachtoffer 2] in het café danste met een meisje, de vriendin van een negroïde persoon, dat hij zag dat [slachtoffer 2] door een jongen op zijn slaap werd geslagen, dat [slachtoffer 2] op de grond viel, dat twee personen, een kale negroïde en een negroïde persoon met rasta haar, hiervoor verantwoordelijk waren, dat hij door de kale negroïde persoon werd neergeslagen toen hij [slachtoffer 2] wilde oppakken en dat hij door de negroïde persoon met rasta haar werd geslagen op zijn achterhoofd.
Aangever [slachtoffer 2] zegt in zijn aangifte (proces-verbaal aangifte, pagina’s Z125 t/m Z127) kort samengevat dat hij samen met [slachtoffer 1] in [naam café] was om oud en nieuw te vieren, dat hij met een meisje heeft staan dansen, dat hij opeens een harde klap op zijn hoofd kreeg, dat hij door de klap op de grond is gevallen, dat zijn vriend [slachtoffer 1] hem weer in de benen heeft geholpen, dat hij niet gezien heeft wie hem heeft geslagen, dat er een negroïde man achter hem stond, dat [slachtoffer 1] klappen kreeg nadat hij hem overeind had geholpen en dat het negroïde personen betroffen die met z’n achten waren.
[medeverdachte] zegt bij de politie (proces-verbaal van verhoor, pagina’s Z225 t/m Z229) kort samengevat dat hij tijdens de jaarwisseling thuis bij [verdachte] was en dat [naam 1], [naam 2], hun vriendinnen en een andere broer van [verdachte] er ook waren en dat ze daarna naar “[naam café]” zijn gegaan, dat ze als groep “[naam café]” binnen zijn gegaan, dat [naam 3] ruzie kreeg met een Turks uitziende jongen, dat die jongen haar drie keer op het gezicht tikte, dat [naam 3] die jongen toen duwde, dat die jongen terugduwde en dat [naam 3] viel, dat [naam 4] en [verdachte] die jongen toen aanvielen, dat die Turkse jongen bij een groep hoorde, dat hij en [verdachte] hebben geslagen, dat hij twee tot drie keer geslagen heeft en dat hij volgens hem de jongen heeft geslagen die [naam 3] sloeg.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en ook overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld in vereniging tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Uit voormelde bewijsmiddelen volgt dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat sprake is van openlijk geweld nu het geweld zich zichtbaar voor derden heeft geopenbaard in een voor publiek vrij toegankelijke plaats te weten in een café. Weliswaar moest entree van € 5,00 worden betaald, doch ieder die dit betaalde kon binnenkomen.

Bewijsmiddelen feit 1

De rechtbank hanteert voor het bewijs van feit 1 de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 maart 2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Regiopolitie Drenthe, Unit Recherche Zuid West, Onderzoek Reiger, bestaande uit een 3-tal ordners, proces-verbaalnummer 03DRO12002, d.d. 10 februari 2012 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2012000168-4 d.d. 1 januari 2012, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van [verbalisant 1] (pagina’s A040 en A041);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, stafdienst P&O, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer PL037A 2012000656-1 d.d. 2 januari 2012, houdende de aangifte van [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats 1] (pagina’s Z119 t/m Z122);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2012000672-1 d.d. 2 januari 2012, houdende de aangifte van [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats 2] (pagina’s Z125 t/m Z127);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2012000168-13 d.d. 9 januari 2012, houdende de verklaring van [getuige 1], wonende te [woonplaats 3] (pagina’s Z129 en Z130);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2012000168-18 d.d. 10 januari 2012, houdende de verklaring van [getuige 2], wonende te [woonplaats 4] (pagina’s Z132 en Z133);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2012000168-22 d.d. 11 januari 2012, houdende de verklaring van [getuige 3], wonende te [woonplaats 5] (pagina’s Z124 en Z135);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2012000168-79 d.d. 18 januari 2012, houdende de verklaring van [getuige/medeverdachte], wonende te [woonplaats 6] (pagina’s Z225 t/m Z229);

Bewijsmiddelen feit 2

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 maart 2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Regiopolitie Drenthe, Unit Recherche Zuid West, Onderzoek Reiger, bestaande uit een 3-tal ordners, proces-verbaalnummer 03DRO12002, d.d. 10 februari 2012 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- de in de wettelijke vorm opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, registratienummer PL032V 2012000168-77 d.d. 18 januari 2012, betreffende de inbeslagneming van een pistool, geluiddemper en munitie onder [verdachte], [adres] (pagina’s A103 en A104);
3.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, Divisie Recherche Ondersteuning, Unit Tactische Expertise, Afdeling Thematische Expertise, Team Vuurwapens, d.d. 14 februari 2012 met bijbehorend fotoblad betreffende het technisch onderzoek naar het bij de verdachte aangetroffen wapen en de munitie, houdende de bevinding van [verbalisant 2], dat het inbeslaggenomen pistool en de munitie vallen onder categorie III van de Wet Wapens en Munitie.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 01 januari 2012 te Emmen, in de gemeente Emmen, met anderen, in een voor het publiek toegankelijke ruimte te weten in [naam café],  openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit in het gezicht slaan en/of stompen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2];
2.
hij op 01 januari 2012 te Emmen, in de gemeente Emmen, een wapen van categorie III, te weten semiautomatisch pistool, en munitie van categorie III, te weten centraalvuur kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 1 en onder 2 bewezen geachte levert respectievelijk op:
1.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 5 maart 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
De raadsman van verdachte heeft onder meer gesteld dat de eis van de officier van justitie onder de gegeven omstandigheden te hoog is en bepleitte een aanzienlijk lagere bestraffing.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld op nieuwjaarsdag 2012 in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten [naam café] te Emmen. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Verder is bewezen verklaard dat verdachte een semi- automatisch pistool met bijbehorende munitie voor handen heeft gehad. Dit feit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. De rechtbank is van oordeel dat het hier een zeer ernstig feit betreft. Verdachte heeft verklaard dat hij een vuurwapen met munitie heeft aangeschaft ter eventuele bescherming. Nog afgezien van het levensgevaar dat eventueel gebruik met zich meebrengt, wekt dergelijk gedrag ernstige gevoelens van angst en onveiligheid op bij degenen die daarmee kunnen worden bedreigd.
Aan de andere kant weegt de rechtbank in haar oordeel mee dat verdachte het wapen nimmer heeft gebruikt of bij zich heeft gedragen. Bovendien heeft verdachte zelf de politie, die bij een doorzoeking bij verdachte thuis het wapen niet heeft aangetroffen, verteld dat hij een pistool met munitie thuis had liggen en waar de politie dat pistool kon vinden.
Ook is verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking geweest.
De rechtbank zal, gelet op laatstvermelde omstandigheden in aanzienlijke mate afwijken van de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting, en aan verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, als zijnde een passende bestraffing van deze verdachte.

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft een vordering tot vergoeding van geleden (materiële) schade ingediend ten bedrage van € 199,95.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het onder 1 bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade niet bewezen, nu er kennelijk sprake is geweest van 2 incidenten op 1 januari 2012 waarin de benadeelde partij verzeild is geraakt in [naam café], te weten één incident op de dansvloer en één incident op weg naar de uitgang van het café. Niet is komen vast te staan dat verdachte was betrokken bij het 2e incident, terwijl uit de inhoud van het strafdossier niet valt op te maken bij welke van de twee incidenten de schade is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij daarom niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafbestaande uit
120 urenwerkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
De rechtbank bepaalt dat de
benadeelde partij [slachtoffer 1]te [woonplaats 1] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en
mr. S. Zwerwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 april 2013.