ECLI:NL:RBNNE:2013:2566

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
19.810016-12 promis
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak bedreiging met vuurwapen en veroordeling voor het voorhanden hebben van een semi-automatisch gaspistool

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging met een vuurwapen en het voorhanden hebben van een semi-automatisch gaspistool. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij opzettelijk dreigend een vuurwapen of een gelijkend voorwerp tegen het lichaam van het slachtoffer heeft gedrukt. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering, die onder andere was gebaseerd op camerabeelden, niet voldoende was, aangezien deze beelden niet ter terechtzitting waren vertoond en de getuigenverklaringen niet overtuigend genoeg waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de persoon was die de bedreiging had geuit, mede omdat de beschrijving van de dader niet overeenkwam met het uiterlijk van de verdachte.

Wel werd bewezen dat de verdachte op 1 januari 2012 in Emmen een semi-automatisch gaspistool en munitie voorhanden had. Dit feit werd niet betwist door de verdachte, die erkende dat hij het gaspistool bij zich had in een café en daarmee had geschoten. De rechtbank oordeelde dat dit gedrag, hoewel het om een vuurwerkpistool ging, ernstige gevoelens van angst en onveiligheid teweegbracht bij de aanwezigen. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, maar vond ook dat de omstandigheden van de zaak een rol speelden in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.810016-12
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 12 april 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 maart 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2012 te Emmen, in de gemeente Emmen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een vuurwapengelijkend voorwerp, tegen het lichaam van [slachtoffer] gedrukt en/of een vuurwapen, althans een vuurwapengelijkend voorwerp, gericht in de richting van [slachtoffer] en/of een vuurwapen, althans een vuurwapengelijkend voorwerp, afgevuurd;
2. hij op of omstreeks 01 januari 2012 te Emmen, in de gemeente Emmen, een vuurwapen van categorie III, te weten een semi automatisch gaspistool en/of munitie van categorie III, te weten meerder centraalvuur knalpatronen, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn acht hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.

Vrijspraak

De verdachte dient van het hem onder 1 tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit feit, evenals de verdachte en diens raadsvrouw en anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het lichaam van aangever heeft gedrukt en een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht in de richting van aangever.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De officier van justitie heeft zijn bewijsvoering mede gebaseerd op camerabeelden, echter deze beelden zijn niet ter terechtzitting vertoond. De officier van justitie heeft hier niet om verzocht. Slechts de uit het proces-verbaal bevindingen (blz. A055) blijkende beschrijving kan als bewijsmiddel dienen.
Aangever zegt in zijn aangifte bij de politie dat hij aan de linkerzijde een hard voorwerp tegen zijn lichaam voelde en dat dat werd gedaan door een lange jongen met dreadlocks. Aangever zegt geen vuurwapen te hebben gezien en zegt dat hij die jongen niet zou herkennen.
Uit de afdrukken van de camerabeelden in het proces-verbaal van politie (blz. A069 e.v.) en uit de beschrijving daarvan (blz. A055 e.v.) blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet van een bedreiging met een vuurwapen door verdachte jegens aangever. Verdachte erkent wel dat hij op 1 januari 2012 een vuurwerkpistool bij zich heeft gedragen in [naam café] en daarmee op een gegeven moment richting de vloer heeft geschoten.
Hierbij komt nog dat aangever heeft verklaard dat hij bedreigd zou zijn door een lange jongen met dreadlocks. Gebleken is echter dat verdachte zijn haren niet draagt in dreadlocks en dat hij ook op 1 januari 2012 zijn haren niet in dreadlocks droeg.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 maart 2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Regiopolitie Drenthe, Unit Recherche Zuid West, Onderzoek Reiger, bestaande uit een 3-tal ordners, proces-verbaalnummer 03DRO12002, d.d. 10 februari 2012 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2012000168-4 d.d. 1 januari 2012, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van [verbalisant 1] (pagina’s A040 en A041);
- de in de wettelijke vorm opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, registratienummer PL032V 2012000168-85 d.d. 18 januari 2012, betreffende de inbeslagneming van een pistool en houder met 6 knalpatronen onder [verdachte], [adres] (pagina’s A110 en A111);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2012000168-18 d.d. 10 januari 2012, houdende de verklaring van [getuige 1], wonende te [woonplaats 1] (pagina’s Z132 en Z133);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer PL032V 2012000168-22 d.d. 11 januari 2012, houdende de verklaring van [getuige 2], wonende te [woonplaats 2] (pagina’s Z124 en Z135);
3.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, Divisie Recherche Ondersteuning, Unit Tactische Expertise, Afdeling Thematische Expertise, Team Vuurwapens, d.d. 14 februari 2012 met bijbehorend fotoblad betreffende het technisch onderzoek naar het bij de verdachte aangetroffen wapen en de munitie, houdende de bevinding van [verbalisant 2], dat het inbeslaggenomen pistool en de munitie vallen onder categorie III van de Wet Wapens en Munitie.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 01 januari 2012 te Emmen, in de gemeente Emmen, een wapen van categorie III, te weten semi automatisch gaspistool, en munitie van categorie III, te weten centraalvuur knalpatronen, voorhanden heeft gehad en heeft gedragen;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 2 bewezen geachte levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 5 maart 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 en verder onder meer gesteld dat een werkstraf voor feit 2 passend zou zijn waarbij in ogenschouw moet worden genomen dat het om een vuurwerkpistool ging.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat hij op 1 januari 2012 een semi automatisch gaspistool met bijbehorende munitie voor handen heeft gehad en gedragen in [naam café] te Emmen, waar veel uitgaanspubliek aanwezig was. Verdachte heeft met het gaspistool op een gegeven moment richting de vloer heeft geschoten, tijdens de ontruiming van het café door beveiligers naar aanleiding van een vechtpartij tussen personen van Turkse en personen van Antilliaanse afkomst. Door deze actie van verdachte is er grote paniek onder de aanwezigen ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat het hier een zeer ernstig feit betreft en rekent dit de verdachte zwaar aan, ook al betrof het hier een vuurwerkpistool. Nog afgezien van het gevaar dat eventueel gebruik met zich meebrengt, wekt dergelijk gedrag ernstige gevoelens van angst en onveiligheid op bij degenen die daarmee kunnen worden bedreigd, zoals dat in feite ook is gebeurd op die eerste januari 2012.
De rechtbank zal, gelet op het hiervoor overwogene en gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting, aan verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, als zijnde een passende bestraffing van deze verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafbestaande uit
180 urenwerkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en
mr. S. Zwerwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 april 2013.