ECLI:NL:RBNNE:2013:3479

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
584563 EJ VERZ 13-104
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen en toepassing afspiegelingsbeginsel

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Oost-Groninger Betonmortel Centrale B.V. (hierna: OGB) op 4 juni 2013 een verzoek ingediend bij de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met [A] te ontbinden. Dit verzoek is gedaan op basis van gewichtige redenen, namelijk de verslechterde bedrijfseconomische situatie van OGB. De kantonrechter heeft op 28 mei 2013 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. OGB heeft aangegeven dat het bedrijfsresultaat in de afgelopen jaren aanzienlijk is gedaald en dat ontslag van werknemers noodzakelijk is om verdere financiële schade te voorkomen. OGB beroept zich op het afspiegelingsbeginsel, maar stelt dat [A] niet voor ontslag in aanmerking komt omdat een andere werknemer, [B], onmisbaar is voor de organisatie.

[A] heeft verweer gevoerd en stelt dat hij kan terugkeren naar zijn functie als laborant en dat hij niet vrijwillig is teruggekeerd naar de functie van chauffeur. Hij betwist de noodzaak van ontslag en wijst erop dat OGB deel uitmaakt van een concern dat winst maakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van [A] niet de reden is voor het verzoek tot ontbinding en dat de bedrijfseconomische situatie van OGB wel degelijk aanleiding geeft tot ontslag. De kantonrechter heeft geoordeeld dat OGB terecht een beroep doet op de uitzondering van de onmisbare werknemer en heeft de vergoeding voor [A] vastgesteld op € 82.500,00 bruto, waarbij rekening is gehouden met de financiële situatie van OGB.

De kantonrechter heeft OGB de gelegenheid gegeven om haar verzoek tot ontbinding in te trekken, maar als dit verzoek wordt gehandhaafd, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 juli 2013. De proceskosten worden door beide partijen gedragen. Deze beschikking is uitgesproken door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, op 4 juni 2013.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Winschoten
Zaak/rolnummer: 584563 EJ VERZ 13-104
Beschikking van 4 juni 2013
inzake

de besloten vennootschap Oost-Groninger Betonmortel Centrale B.V.,

hierna OGB te noemen,
gevestigd te [adres]
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.G.H. Meijerink, advocaat te Assen
tegen

[naam],

hierna [A] te noemen,
wonende te [adres],
verweerder,
gemachtigde: mr. O. van de Klok, jurist bij FNV Bouw te Groningen.

PROCESGANG

1.
Bij verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen ter griffie op 16 april 2013, heeft OGB de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst met [A] te ontbinden wegens gewichtige redenen bestaande uit een zodanige verandering van de omstandigheden dat beëindiging van het dienstverband op korte termijn noodzakelijk moet worden geacht.
[A] heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend ter griffie op 22 mei 2013.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 mei 2013 te Groningen. Beide partijen hebben hun standpunten nader toegelicht bij monde van hun gemachtigden. De gemachtigde van OGB heeft pleitaantekeningen overgelegd. Van het verder verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt die bij de processtukken zijn gevoegd. De beschikking is (nader) bepaald op vandaag.

OVERWEGINGEN

2.
Het bestuur van deze rechtbank heeft bij besluit van 27 maart 2013 de behandeling van de zaken van de locatie Winschoten verplaatst naar de locatie Groningen, met het adres Guyotplein 1, 9712 NX Groningen. Winschoten blijft onderdeel van de Rechtbank Noord-Nederland, totdat de minister van Veiligheid en Justitie het besluit heeft genomen die locatie formeel te sluiten. De uitspraak in deze zaak vindt daarom te Groningen plaats.
De feiten
3.
De kantonrechter acht het navolgende van belang en vaststaand.
3.1.
[A] is [begin 2001] bij OGB in dienst getreden in de functie van chauffeur/kraanmachinist. Na de functie van laborant uitgeoefend te hebben is [A] medio 2011 weer chauffeur geworden. Het laatstverdiende salaris bedraagt € 2.691,20 per vier weken, exclusief vakantietoeslag.
3.2.
Op 2 mei 2012 is [A] arbeidsongeschikt geworden.
Het standpunt van OGB
4.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst is noodzakelijk vanwege de slechte bedrijfseconomische positie van OGB. Het bedrijfsresultaat daalt van € 1.134.000,00 in 2009 naar € 774.000,00 in 2010 tot € 334.000,00 in 2011. De prognose voor 2012 komt uit op € 217.000,00 negatief. Voor 2013 is gebudgetteerd € 276.000,00 negatief. OGB heeft andere kostenbesparende maatregelen genomen maar ziet zich genoodzaakt werknemers te ontslaan. Vanaf medio 2012 zijn vier werknemers vrijwillig vertrokken. Volgens het afspiegelingsbeginsel komt [A] niet voor ontslag in aanmerking, maar wel omdat een voor ontslag in aanmerking komende werknemer ([B]) onmisbaar is voor OGB. [B] is behalve chauffeur ook shovelchauffeur, lasser en monteur en verzorgt de reparaties en het onderhoud aan de machines. Gelet op haar financiële positie is OGB niet in staat een hogere ontslagvergoeding te betalen dan € 8.073,60 bruto.
Het standpunt van [A]
5.
[A] is vanaf 2004 tot 2011 laborant geweest en kan en wil in die functie terugkeren door re-integratie. Hij is niet vrijwillig weer in de functie van chauffeur terechtgekomen medio 2011. Door het werk van chauffeur is [A] arbeidsongeschikt geraakt. Volgens het afspiegelingsbeginsel komt niet [A] maar [B] voor ontslag in aanmerking. OGB maakt deel uit van een concern dat gelet op de winstbestemming blijkend uit de door OGB overgelegde jaarstukken in 2009, 2010 en 2011, de winst uit OGB heeft gehaald. Bij ontbinding kan er een substantiële vergoeding worden betaald.
De beoordeling
6.
[A] is weliswaar arbeidsongeschikt maar de kantonrechter is van oordeel dat die arbeidsongeschiktheid niet ten grondslag ligt aan de wens van OGB tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Andere opzegverboden zijn niet aan de orde. Partijen hebben het een en ander betoogd over de re-integratie(on)mogelijkheid van [A] en over al of niet geschikte functies bij OGB. Beiden hebben zich in dat verband beroepen op arbeidsdeskundige rapportage, die echter door geen van partijen wordt overgelegd terwijl zij elkaars standpunt betwisten. Ook rapportage van de bedrijfsarts wordt niet in de procedure gebracht. De kantonrechter kan daarover niets vaststellen en zal dan ook oordelen over de door OGB aangevoerde bedrijfseconomisch reden, de onmisbare (andere) werknemer en de ontslagvergoeding.
7.
Uit de door OGB overgelegde cijfers blijkt voldoende van de noodzaak om kostenbesparende maatregelen te nemen. Het bedrijfsresultaat ontwikkelt zich negatief en OGB komt in de rode cijfers. Algemeen bekend is dat het in de bouw, waarvoor OGB toeleverancier is, slecht gaat. Onweersproken heeft OGB gesteld dat andere maatregelen dan ontslag van werknemers zijn genomen, maar onvoldoende soelaas hebben geboden. Daar komt bij dat de ondernemersbeslissing van OGB om nu tot ontslag van werknemers over te gaan, door de kantonrechter marginaal wordt getoetst.
8.
Gegeven de bedrijfseconomische noodzaak moet het afspiegelingsbeginsel worden toegepast. OGB doet dat maar wil een van de uitzonderingen toegepast zien, de onmisbare werknemer. OGB heeft in dat verband bijzondere kennis en vaardigheden van de volgens haar onmisbare werknemer ([B]) genoemd, die door [A] niet zijn weersproken. Het gaat om kennis en vaardigheden die niet behoren tot de “gewone” functie van [B] die immers uitwisselbaar is met die van [A]. Genoemd zijn die van lasser en monteur en in dat verband het door [B] te plegen onderhoud aan de machines van OGB waarvoor anders externen ingeschakeld moeten worden. Het beroep op de uitzondering op het afspiegelingsbeginsel doet OGB dan ook terecht.
9.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze situatie te meer reden is om [A] een vergoeding toe te kennen. Is de vergoeding bij een bedrijfseconomisch ontslag in de regel te becijferen volgens de neutrale kantonrechtersformule, in de huidige omstandigheden ziet de kantonrechter reden de c-factor op 1,25 te bepalen en [A] een vergoeding toe te kennen van € 82.500,00 bruto. OGB heeft voldoende financiën (gehad). Wanneer die financiën overgeheveld zijn naar onderdelen van het concern waartoe OGB behoort, mag dat niet tot nadeel van [A] strekken. Omdat [A] een hogere vergoeding wordt toegekend dan door OGB wordt aangeboden, krijgt OGB de gelegenheid haar verzoek in te trekken.
10.
Ieder van de partijen draagt de eigen proceskosten van deze procedure, bij intrekken en niet intrekken.

B E S L I S S I N G

De kantonrechter:
steltOGB in de gelegenheid haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te trekken uiterlijk op dinsdag 11 juni voor 12:00 uur;
en indien het verzoek wordt gehandhaafd:
ontbindtde arbeidsovereenkomst tussen partijen, wanneer die nog blijkt te bestaan, met ingang van 1 juli 2013 onder toekenning van een vergoeding aan [A] ten laste van OGB van bruto € 82.500,00;
bepaaltdat partijen de aan eigen zijde gevallen proceskosten dragen;
wijstaf het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en op 4 juni 2013 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
coll.:
typ: RTjT