ECLI:NL:RBNNE:2013:3828

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
19.910831-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de strafmaat voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid, zoals strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren op 16 juli 1980 en verblijvende in GGZ-Drenthe, werd beschuldigd van het dwingen van een slachtoffer tot het dulden van ontuchtige handelingen op 20 september 2011 in Assen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer, wat in strijd is met de geldende sociaal-ethische normen. De rechtbank heeft de ernst van het delict in overweging genomen en geconcludeerd dat een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren, met een proeftijd van 3 jaren, een passende straf is. De officier van justitie had deze straf ook gevorderd, en de verdachte heeft verklaard zich te kunnen vinden in deze eis. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het tenlastegelegde feit, maar heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De rechtbank heeft ook de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht in haar overwegingen betrokken. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, J. Bos.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.910831-12
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 18 juni 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te Doetinchem op 16 juli 1980,
gedagvaard op het adres [adres] Assen,
thans verblijvende in GGZ-Drenthe, [adres] Beilen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 4 juni 2013.
De verdachte is verschenen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 20 september 2011 in de gemeente Assen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het aanraken van de borst en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het feit dat hij, verdachte (toen hij die [slachtoffer] zag en zij hem) van zijn fiets is gestapt en haar (vervolgens) heeft opgewacht tot zij hem zou passeren en/of
- het onverhoeds karakter van genoemde handeling;

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte voor dit feit zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van het tenlastegelegde bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard en hij geen vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs van het feit de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Zuidwest, Unit Recherche Zuidwest, registratienummer PL031E 2011068961, d.d. 17 oktober 2012 met bijlagen, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier en bevoegd zedenrechercheur van Politie Drenthe, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, District Zuidwest, Unit Recherche Zuidwest, proces-verbaalnummer PL033E 2011068961-1 d.d. 13 oktober 2011, houdende de aangifte van [slachtoffer], wonende te Assen (pagina’s 31 t/m 37);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, District Noord, Unit Recherche Noord, proces-verbaalnummer PL031E 2011068961-6 d.d. 27 september 2012, houdende de op 11 juli 2012 afgelegde verklaring van de verdachte (pagina’s 8 t/m 25, en met name pagina’s 15 en 16);

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op of omstreeks 20 september 2011 in de gemeente Assen, door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het aanraken van de borst en bestaande die feitelijkheid uit
- het feit dat hij, verdachte toen hij die [slachtoffer] zag en zij hem van zijn fiets is gestapt en haar vervolgens heeft opgewacht tot zij hem zou passeren en
- het onverhoeds karakter van genoemde handeling;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het onder bewezen geachte levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 16 mei 2013.
De officier van justitie heeft voor het tenlastegelegde feit een voorwaardelijke werkstraf gevorderd voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 3 jaren.
Verdachte heeft verklaard zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het door de verdachte gepleegde feit is een ernstig delict. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer, waarbij de geldende sociaal-ethische normen, voortvloeiende uit het bepaalde in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, ruimschoots zijn overschreden. De rechtbank rekent dat de verdachte aan.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden van oordeel dat in dit geval het opleggen van de voorwaardelijke werkstraf, als door de officier van justitie is gevorderd, een passende bestraffing is voor deze verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit
20 urenwerkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast,
voorwaardelijkmet een proeftijd van 3 jaren;
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en
mr. H. de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 juni 2013.