ECLI:NL:RBNNE:2013:3881

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
19.910688-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige: strafrechtelijke beoordeling en sanctie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1985 en wonende in Steenwijk, is beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een slachtoffer, geboren in 1997, in de periode van 16 februari 2010 tot en met 19 oktober 2011 in Meppel. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, waarbij de verdachte zijn penis en/of tong in de mond van het slachtoffer heeft gebracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het gepleegde feit een ernstig delict betreft, dat in de regel leidt tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank heeft echter ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking. Dit heeft geleid tot de beslissing om af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

De officier van justitie, mr. G. Wilbrink, had een werkstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren geëist. De rechtbank heeft deze eis overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. De rechtbank heeft de verdachte ook strafbaar verklaard op basis van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, dat ontuchtige handelingen met minderjarigen bestraft. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19.910688-12
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 18 juni 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte]

geboren te Steenwijk op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 4 juni 2013.
De verdachte is verschenen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 16 februari 2010 tot en met 19 oktober 2011, te Meppel, althans in de gemeente Meppel, met [slachtoffer], geboren [geboortedatum] 1997, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) zijn verdachte’s penis en/of tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van16 februari 2010 tot en met 19 oktober 2011, te Meppel, althans in de gemeente Meppel met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1997, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande (telkens) in het ontuchtig betasten/ aanraken en/of in verdachte's mond nemen/brengen van de penis van die [slachtoffer] en/of het geven van tongzoenen aan die [slachtoffer];

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank ten aanzien van het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren, niet heeft weersproken en nadien niet anders heeft verklaard zal de rechtbank ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs van het feit de navolgende bewijsmiddelen:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2013.
2.
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Noord, Afdeling Recherche, registratienummer PL033E 2011078049, d.d. 12 juni 2012 met bijlagen, opgemaakt door[verbalisant], brigadier en bevoegd zedenrechercheur van Politie Drenthe, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Noord, Afdeling Recherche, proces-verbaalnummer PL037A 2011078049-1 d.d. 23 november 2011, houdende de aangifte van [aangever], wonende te Meppel (pagina’s 14 t/m 22);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, District Zuidwest, Unit Recherche Zuidwest, proces-verbaalnummer PL033E 2011078049-3 d.d. 17 april 2012, inhoudende het studioverhoor van [slachtoffer] op 15 maart 2012 (pagina’s 24 t/m 61);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidwest, Unit Recherche Zuidwest, proces-verbaalnummer PL033E 2011078049-4 d.d. 19 april 2012, houdende de verklaring van de verdachte (pagina’s 84 t/m 101 en met name 99 t/m 101).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 16 februari 2010 tot en met 19 oktober 2011, te Meppel, met [slachtoffer], geboren [geboortedatum] 1997, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte telkens zijn verdachte’s penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het primair bewezen geachte levert op:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnen dringen van het lichaam, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 17 mei 2013.
De officier van justitie heeft voor de tenlastegelegde feiten een werkstraf gevorderd voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Verdachte heeft verklaard zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het door de verdachte gepleegde feit is een ernstig delict. Het bewezene levert in de regel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op.
Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer, waarbij de geldende sociaal-ethische normen, voortvloeiende uit het bepaalde in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, ruimschoots zijn overschreden. De rechtbank rekent dat de verdachte aan.
Aan de andere kant dient ook rekening te worden gehouden met de persoon van de verdachte, in het bijzonder dat er bij hem sprake is van een verstandelijke beperking.
Dit leidt ertoe dat de rechtbank afziet van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden van oordeel dat in dit geval het opleggen van de werkstraf en de voorwaardelijke gevangenisstraf, als door de officier van justitie is gevorderd, een passende bestraffing is voor deze verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstrafvoor de duur van
1 maand voorwaardelijkmet een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafbestaande uit
80 urenwerkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en
mr. C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 juni 2013, zijnde mr. C. Brouwer buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.