ECLI:NL:RBNNE:2013:4134

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2013
Publicatiedatum
8 juli 2013
Zaaknummer
13/1586
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij bijstandsaanvraag wegens onvoldoende bewijs van eigendom en waarde van woningen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 4 juli 2013 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een aanvraag om bijstand had ingediend. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden buiten behandeling gesteld, omdat de verzoeker niet de gevraagde gegevens had overgelegd die nodig waren om zijn recht op bijstand vast te stellen. De verzoeker had op 26 februari 2013 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar had niet voldaan aan de verzoeken van de gemeente om aanvullende informatie te verstrekken tijdens twee gesprekken in april en mei 2013.

De voorzieningenrechter overwoog dat de gemeente in redelijkheid van de verzoeker kon verlangen dat hij duidelijkheid verschafte over het eigendom van de woningen die hij in Chili zou bezitten, alsook over de waarde daarvan. De verzoeker had echter geen bewijsstukken overgelegd en had niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat was om de gevraagde informatie te verstrekken. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente terecht de aanvraag om bijstand buiten behandeling had gesteld, omdat de verzoeker niet had voldaan aan de informatieverplichtingen.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en gaf aan dat de verzoeker de mogelijkheid had om een nieuwe aanvraag om bijstand in te dienen. De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van relevante informatie door de aanvrager om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken.

Uitspraak

RECHTBANKnOORD-NEDERLAND
Afdeling bestuursrecht
locatie Leeuwarden
zaaknummer: AWB LEE 13/1586
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 juli 2013 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. R. Riemersma, advocaat te Leeuwarden),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, verweerder
(gemachtigde: S. van der Meulen, werkzaam bij de gemeente Leeuwarden).

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2013 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om bijstand buiten behandeling gesteld.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2013. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
Verzoeker heeft op 26 februari 2013 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Bij brief van 10 april 2013 heeft verweerder verzoeker uitgenodigd voor een gesprek op 26 april 2013 en hem verzocht een aantal gegevens mee te brengen, waaronder een recente waardebepaling van zijn woning en bewijzen van grondbezit. Tijdens het gesprek van 26 april 2013 heeft verzoeker deze gegevens niet overgelegd. Bij brief van 26 april 2013 heeft verweerder verzoeker uitgenodigd voor een tweede gesprek op 8 mei 2013 en hem opnieuw verzocht een aantal gegevens mee te brengen, waaronder een recente waardebepaling van zijn woning, bewijzen van grondbezit in Chili en bewijs dat de villa van verzoekers kennis is. Daarbij heeft verweerder verzoeker meegedeeld dat, als hij de gegevens niet of niet volledig verstrekt tijdens de geplande afspraak, dit tot gevolg kan hebben dat de aanvraag niet verder wordt behandeld. Tijdens het gesprek van 8 mei 2013 heeft verzoeker deze gegevens niet overgelegd.
3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoekers aanvraag om bijstand buiten behandeling gesteld. Aan dit besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoeker geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek om tijdens het gesprek van 8 mei 2013 de gevraagde gegevens te verstrekken. Deze gegevens zijn volgens verweerder nodig om verzoekers vermogen en zijn eventuele recht op uitkering te kunnen vaststellen. Verweerder is van mening dat verzoeker onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft. Verweerder heeft uit een door verzoekers echtgenote op facebook geplaatste foto van een villa (hierna: de villa) met het bijschrift "ja is mijn huis" afgeleid dat verzoeker in het bezit is van een eigen woning in Chili. Toen verzoeker hiermee werd geconfronteerd, heeft hij ontkend dat de villa zijn eigendom is en heeft hij foto's overgelegd van een andere (veel kleinere) woning (de kleine woning) die volgens hem zijn werkelijke eigen woning in Chili is. Verzoeker is tweemaal in de gelegenheid gesteld bewijsstukken over te leggen en hij heeft in totaal ruim vier weken de tijd gekregen om aan deze bewijsmiddelen te komen. Verzoeker heeft echter alleen foto's overgelegd van de kleine woning en een verklaring waarin staat dat de desbetreffende kennis niet wil meewerken aan het afgeven van een verklaring over het eigendom van de villa. Volgens verweerder is niet gebleken dat verzoeker stappen heeft ondernomen om de gevraagde bewijsstukken elders op te vragen. Volgens verweerder heeft verzoeker tegen de casemanager gezegd dat hij geen geld wil uitgeven voor een taxatie van de woning. Voorts heeft verzoeker volgens verweerder vier weken lang niets ondernomen om aan bewijsstukken betreffende het eigendom of de waarde van de eigen woning te komen en is niet gebleken dat hij redelijkerwijs niet over de gevraagde stukken kon of kan beschikken of redelijkerwijs niet in staat was de gevraagde stukken op te vragen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat verweerder van verzoeker verlangt dat hij aantoont welke woning van hem is en wat de waarde van die woning is.
4.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn aanvraag ten onrechte buiten behandeling is gesteld. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij door overmacht niet in staat was de door verweerder gevraagde gegevens aan te leveren. Het huis en het terrein waarvan verweerder een taxatie wenst te ontvangen zijn niet zijn eigendom. Verzoeker en zijn echtgenote lenen de villa van een kennis wanneer zij bezoek krijgen van mensen uit Nederland. Zo willen zij deze gasten een comfortabel verblijf bieden en proberen hen naar Chili te lokken om daar vrijwilligerswerk te doen en zo te helpen aan de opbouw van Chili. Volgens verzoeker heeft verweerder ten onrechte waarde gehecht aan een uitlating van zijn echtgenote op facebook. Verzoeker meent dat hij deze uitlating voldoende heeft weerlegd. Verzoeker heeft voorts gesteld dat ook de kleine woning niet zijn eigendom is. Hij heeft deze eenvoudige woning zelf voor ongeveer Fl. 5.000,00 gebouwd op grond die eigendom is van zijn schoonouders. In Chili geldt dat indien iemand een huis op andermans grond bouwt dat huis niet zijn eigendom is en hij dit huis dus ook niet kan verkopen. Verzoeker heeft gesteld dat hij dit ook tijdens de gesprekken van 26 april 2013 en/of 8 mei 2013 tegen verweerder heeft gezegd. Volgens verzoeker kon verweerder in redelijkheid niet van hem eisen dat hij de kleine woning (op zijn eigen kosten) liet taxeren, omdat hij daartoe niet in staat was. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de kleine woning (nog) niet is ingeschreven en niet verkoopbaar is en dat in Chili alleen geregistreerde en verkoopbare woningen worden getaxeerd. Voorts heeft hij aangevoerd dat een taxatie al snel € 600,00 kost en hij dit niet kan betalen, omdat hij sinds 20 maart 2013 geen inkomsten meer heeft. Ook zijn echtgenote of familie kan dit niet betalen en verweerder heeft geweigerd de kosten voor te schieten. Verzoeker heeft niet om uitstel gevraagd, omdat hij op een later moment ook niet in staat zou zijn geweest een taxatie van de woning te laten maken. Volgens verzoeker heeft verweerder hem er ten onrechte niet op gewezen dat hij de benodigde informatie ook op een andere manier kon verschaffen dan door het overleggen van een taxatie.
5.
Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling gaat het bij een onvolledige of ongenoegzame aanvraag onder meer om het onvoldoende verstrekken van gegevens of bescheiden om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Daarbij gaat het, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
6.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder op basis van de verklaring die verzoeker heeft afgelegd naar aanleiding van het bericht van zijn echtgenote op facebook aannemelijk kunnen achten dat verzoeker in het bezit is van een woning in Chili. Over de vraag welke woning dit is (de villa of de kleine woning) en of verzoeker deze woning en de grond waarop deze staat ook zelf in eigendom heeft, bestond onduidelijkheid. Ook de waarde van de desbetreffende woningen was niet bekend. Deze gegevens zijn onmiskenbaar van belang voor de vaststelling van het recht op bijstand. Daarom heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid van verzoeker kunnen vragen dat hij in ieder geval duidelijkheid verschafte over het eigendom van de kleine woning, de grond waarop deze woning is gebouwd en de waarde van deze woning.
7.
Verzoeker heeft de gevraagde gegevens niet voor het verstrijken van de vergunde hersteltermijn aan verweerder verstrekt.
8.
De voorzieningenrechter acht verzoekers verklaring over het eigendom van de villa, de kleine woning en de grond waarop de kleine woning staat niet op voorhand onaannemelijk. Hetzelfde geldt voor verzoekers verklaring over de problemen met het taxeren van de kleine woning. Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk of verzoeker deze verklaring tijdens de gesprekken van 26 april 2013 en 8 mei 2013 ook (volledig) tegenover verweerder heeft afgelegd. Ongeacht of hij dit heeft gedaan, geldt dat het op verzoekers weg lag deze verklaringen aannemelijk te maken. Verzoeker heeft echter ondanks verweerders herhaalde verzoek daartoe geen begin van bewijs van zijn verklaringen geleverd.
9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is geweest om meer duidelijkheid te geven over het eigendom van de kleine woning, de grond waarop deze woning staat en de waarde van deze woning. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is geweest (al dan niet via zijn schoonouders) een eigendomsbewijs over te leggen van de grond waarop de kleine woning is gebouwd. Indien dit niet mogelijk was, had het op verzoekers weg gelegen om op andere wijze duidelijkheid te geven over het eigendom van de grond, bijvoorbeeld door het overleggen van een verklaring van zijn schoonouders. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem onmogelijk was. Ook heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn verklaring betreffende het in Chili geldende recht met betrekking tot het eigendom van een op andermans grond gebouwde woning niet kon onderbouwen, bijvoorbeeld door middel van verklaringen van officiële (Chileense) instanties. Hetzelfde geldt voor verzoekers verklaring betreffende de onmogelijkheid om in Chili een niet geregistreerde en niet verkoopbare woning te laten taxeren. Indien het, zoals verzoeker stelt, zowel praktisch als financieel niet mogelijk was om de kleine woning te laten taxeren, had het op verzoekers weg gelegen om op een andere wijze meer duidelijkheid te geven over de waarde van deze woning, bijvoorbeeld door een makelaar of taxateur op basis van foto's een globale inschatting te laten maken van de waarde van de kleine woning. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem onmogelijk was.
10.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter lag het op de weg van verzoeker om (indien nodig) zelf naar alternatieve manieren te zoeken om de door verweerder gevraagde duidelijkheid te geven. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoeker daartoe enige actie heeft ondernomen. De omstandigheid dat verweerder verzoeker niet op deze alternatieven heeft gewezen, maakt dan ook niet dat verweerder de aanvraag in redelijkheid niet buiten behandeling heeft kunnen stellen.
11.
De voorzieningenrechter acht de vergunde hersteltermijn van in totaal ongeveer vier weken niet te kort voor het geven van de door verweerder gevraagde duidelijkheid. Verzoeker heeft ook niet om een verlenging van deze termijn verzocht.
12.
Dit brengt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid de aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling te stellen en dat het bestreden besluit in de hoofdzaak in stand zal kunnen blijven.
13.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en wijst hij het verzoek af.
14.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
15.
De voorzieningenrechter wijst verzoeker op de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag om bijstand in te dienen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.F. van Emst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
fn:14