In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de maatschap [naam] en de raad van de gemeente Boarnsterhim. De zaak betreft de onttrekking van een pad aan het openbaar verkeer, zoals besloten door de gemeente op 15 mei 2012. Eiseres, de maatschap, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening is dat de onttrekking leidt tot waardevermindering van haar percelen en dat zij hierdoor onevenredig wordt benadeeld. De rechtbank heeft eerder op 7 maart 2013 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat er een gebrek in het bestreden besluit zat en dat de gemeente de gelegenheid kreeg om dit gebrek te herstellen.
In de einduitspraak heeft de rechtbank geconcludeerd dat de gemeente niet voldoende heeft aangetoond dat de wegonttrekking geen onevenredig nadeel voor eiseres met zich meebrengt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente niet adequaat heeft gereageerd op de vragen die in de tussenuitspraak zijn gesteld, met name met betrekking tot de waardevermindering van de percelen van eiseres. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente onvoldoende heeft onderzocht of de wegonttrekking leidt tot waardevermindering en dat de motivering van de gemeente niet deugdelijk is.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de gemeente het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden. Tevens is de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De rechtbank heeft benadrukt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om een nieuw besluit te nemen, mits dit in overeenstemming is met de uitspraak van de rechtbank. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.