ECLI:NL:RBNNE:2013:4262

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
11 juli 2013
Zaaknummer
C-17-102008 - HA ZA 10-47
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadebegroting in een civiele procedure tussen een publiekrechtelijke rechtspersoon en een vennootschap onder firma

In deze civiele procedure, die plaatsvond voor de Rechtbank Noord-Nederland, werd op 10 juli 2013 vonnis gewezen in een zaak tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon Werkvoorzieningschap Trion Kollum (hierna: Trion) en de vennootschap onder firma [X 1]. Trion vorderde schadevergoeding van [X 1] wegens lekkages in watersilo's die door [X 1] werden gebruikt voor de opslag van regenwater. De rechtbank diende te oordelen over de hoogte van de schadevergoeding die [X 1] had gevorderd, alsook over de vraag of Trion aansprakelijk was voor de geleden schade.

De procedure begon met een tussenvonnis van 12 december 2012, waarna partijen enige tijd onderhandelingen voerden over een minnelijke regeling. Uiteindelijk vroegen zij om vonnis. De rechtbank stelde vast dat de schade die [X 1] had geleden, onder andere bestond uit vervangingskosten van de watersilo's en gevolgschade door het gebruik van minderwaardig gietwater. De rechtbank oordeelde dat [X 1] recht had op een schadevergoeding van € 114.494,48, na een correctie van 30% op de door DLV Plant vastgestelde schade.

De rechtbank overwoog dat [X 1] niet voldoende had onderbouwd dat de gevorderde indirecte schade, zoals extra arbeidskosten en kosten voor bestrijdingsmiddelen, toewijsbaar was. De rechtbank verwierp ook het verweer van Trion dat [X 1] niet aan haar schadebeperkingsplicht had voldaan, omdat [X 1] had aangetoond dat zij niet in staat was om de watersilo's te repareren of te vervangen vanwege een gebrek aan krediet.

In reconventie werd Trion veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 97.870,91 aan [X 1], vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden aan beide partijen opgelegd, waarbij Trion als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/102008 / HA ZA 10-47
Vonnis van 10 juli 2013
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon: de gemeenschappelijke regeling
WERKVOORZIENINGSCHAP TRION KOLLUM,
gevestigd te Kollum,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. E. Albayrak te Leeuwarden,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[X 1],
gevestigd te [woonplaats],
en haar vennoten:
2.[verweerder],
wonende te [woonplaats],
3.
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. H. de Jong te Burgum.
Partijen zullen hierna "Trion" en "[X 1]" genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 december 2012 (hierna: het tussenvonnis)
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 februari 2013.
1.2.
De zaak is vervolgens enige tijd aangehouden voor onderhandelingen over een minnelijke regeling van het geschil. Partijen hebben nadien vonnis gevraagd.
1.3.
De wet herziening gerechtelijke kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
De inhoud van voornoemd tussenvonnis dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
2.2.
De rechtbank dient nog te beslissen omtrent de in reconventie door [X 1] gevorderde vergoeding van gevolgschade alsmede de door [X 1] gevorderde vervangende schadevergoeding in verband met de vervanging van watersilo's.
2.3.
In het - eerdere - tussenvonnis van 9 november 2011 is overwogen dat [X 1] deze schadeposten nader dient te onderbouwen, door mede aan de hand van een objectief verifieerbare berekening aan te geven hoe zij tot het bedrag van € 30.000,- dat ten titel van vervangende schadevergoeding wordt gevorderd, is gekomen. Tevens is bepaald dat [X 1] zich nader dient uit te laten over de gevolgschade die zij stelt te hebben geleden, althans te lijden, als gevolg van de lekkende watersilo's. Zowel in de na dit vonnis genomen processtukken als ter comparitie hebben beide partijen zich vervolgens omtrent deze geschilpunten nader uitgelaten.
2.4.
Vooropgesteld wordt dat de rechtbank op de voet van artikel 6:97 BW vrijheid heeft bij het begroten van de schade(vergoeding), waarbij de wijze van begroting in overeenstemming dient te zijn met de aard van de schade. De rechtbank is daarbij niet gebonden aan de gewone regels van stelplicht en bewijs (zie HR 16 oktober 1998, NJ 1999, 196). Indien de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.
De vervangende schadevergoeding voor de watersilo's
2.5.
De rechtbank stelt vast dat deze vordering ziet op de vervanging van alle vijf watersilo's. Dit volgt genoegzaam uit de formulering van het petitum in de door [X 1] genomen conclusie van eis in reconventie, onder punt IV. Het betreft volgens het petitum
de afgekeurde en twee lekkende silo's. Vast staat dat alle vijf silo's zijn afgekeurd, terwijl twee daarvan ook nog eens lekkage vertoonden.
2.6.
Thans dient de door [X 1] geleden schade ter zake de vervanging van de vijf watersilo's te worden vastgesteld. [X 1] heeft onbetwist gesteld dat de vervangingswaarde van de vijf silo's € 61.975,- exclusief btw bedraagt. Daarbij komen nog 'bijkomende kosten' voor het feitelijk realiseren van nieuwe watersilo's, ad € 5.864,-. Aldus bedragen de totale kosten van vervanging van de watersilo's, aldus [X 1], € 67.659,-. Ter zake vordert [X 1] een bedrag van € 30.000,-.
2.7.
Indien wordt uitgegaan van een schadevergoeding - zoals door [X 1] is gevorderd - ter grootte van ongeveer de helft van de vervangingswaarde van de silo's, ad
€ 30.000,-, wordt naar het oordeel van de rechtbank (ook) in voldoende mate recht gedaan aan de door Trion voorgestane aftrek wegens 'nieuw voor oud' ex artikel 6:100 BW. [X 1] heeft de hoogte van de schade nader onderbouwd aan de hand van een brief van LTO Vastgoed Makelaardij d.d. 27 januari 2012 (productie 3 bij de akte van [X 1] van 1 februari 2012) en een e-mail van Vellekoop Makelaardij d.d. 31 januari 2012 (productie 4 bij genoemde akte), waarin gemotiveerd wordt ingegaan op het bepalen van de schade op de helft van de vervangingswaarde van de vijf silo's. Trion heeft daartegenover op haar beurt naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende gemotiveerd onderbouwd dat een percentage van de helft van de nieuwbouwwaarde van de silo's als te hoog dient te worden beschouwd. De rechtbank zal dan ook een aftrek 'nieuw voor oud' van 50% hanteren ter zake de vervangingskosten van de vijf watersilo's.
2.8.
Uitgaande van de hiervoor vastgestelde aftrek 'nieuw voor oud' van 50% kan naar het oordeel van de rechtbank worden uitgegaan van het door [X 1] in dit verband gevorderde schadebedrag van
€ 30.000,-. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar.
De gevolgschade
2.9.
De rechtbank stelt vast dat [X 1] ter (nadere) onderbouwing van de gevolgschade een nadere rapportage in het geding heeft gebracht van DLV plant en gewastaxaties (hierna: DLV), gedateerd 10 januari 2012. In deze rapportage wordt de totale gevolgschade op een bedrag van € 167.143,85 geraamd. Dát er sprake is van gevolgschade als gevolg van de lekkende watersilo's is naar het oordeel van de rechtbank door [X 1] genoegzaam onderbouwd, nu zij - naar eigen zeggen - vanaf maart 2008 gebruik heeft moeten maken van gietwater uit het riviertje De Zwemmer in plaats van regenwater dat in de silo's kon worden opgevangen en dat het gietwater een slechtere kwaliteit bezat dan het voorheen gebruikte regenwater. Aldus komt de rechtbank toe aan de begroting van de schade (zie HR 28 juni 1991, NJ 1991, 746).
2.10.
Het nadere rapport van DLV kan naar het oordeel van de rechtbank voor het bewijs worden gebruikt. Eigen aan een partijrapport is dat het in opdracht van één betrokken partij is opgesteld. Een dergelijk rapport kan dan ook niet als een onafhankelijk rapport worden beschouwd. Dat maakt echter niet, zoals Trion stelt, dat het rapport reeds daarom buiten beschouwing zou moeten worden gelaten. Volgens vaste jurisprudentie kan een partijrapport tot bewijs dienen, ook al is een dergelijke rapportage anders dan conform de in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voorgeschreven procedure tot stand gekomen. Volgens vaste jurisprudentie is het aan de rechter om een deskundigenrapport op zijn waarde te toetsen. Te dien aanzien merkt de rechtbank allereerst op dat het nadere rapport van DLV kan worden aangemerkt als concludent, duidelijk en gemotiveerd. Het rapport kent een heldere opbouw, leidend tot de uiteindelijke schadebegroting.
2.11.
De begroting van de schade in het rapport is gebaseerd op door [X 1] aangeleverde feitelijke gegevens. Dat deze feitelijke gegevens onjuist zouden zijn, is slechts een blote stelling van Trion. Enige concrete onderbouwing van deze stelling heeft zij niet gegeven. De rechtbank zal dan ook - met [X 1] - uitgaan van de in het DLV rapport vermelde feitelijke gegevens.
2.12.
In haar nadere rapport vermeldt DLV onder meer het navolgende:
"(…)
Beschrijving bedrijf
Het boomkwekerijbedrijf [X 1] teelt sinds 1994 boomkwekerijgewassen in pot op de vestiging in [woonplaats]. Sinds 2008 doet het bedrijf dat ook op het, door hen overgenomen, voormalige SW-bedrijf Trion in [plaats].
De belangrijkste gewassen op de locatie in [plaats] zijn: Hedera, Pieris, Hydrangea, Buxus en Euonymus. Het geteelde sortiment in soorten en cultivars is veelomvattend. Er worden ook gewassen geteeld die niet gevoelig zijn voor slecht beregeningswater. Deze gewassen zijn niet opgenomen in het rapport, omdat daar geen schade bij geconstateerd is.
(…)
Uitgangspunten
* Het getaxeerde perceel is gelegen in [plaats].
* De tellingen van de planten met uitval is niet gedaan door de taxateur en deskundige. De schade is ontstaan in de jaren 2008 tot en met 2010. De opdracht om dit rapport op te stellen is verstrekt eind 2011. In dit rapport is gebruik gemaakt van de oppotlijsten en voorraadlijsten die zijn aangeleverd door kwekerij [X 1].
(…)
1. Welke schade heeft cliënt geleden?
Cliënt heeft directe en indirecte schade geleden.
Directe schade bestaat uit:
* Kwaliteitsschade aan de producten. Schade door verminderde kwaliteit.
* Kwantiteitsschade van de producten. De technische resultaten zijn aantoonbaar slechter dan verwacht mag worden.
* Schade aan apparatuur zoals klimaatsystemen, computers en dergelijke.
* Schade in de bedrijfsvoering.
In dit rapport wordt geen schade berekend voor de schade aan apparatuur, computers, etc. Ook schade in de bedrijfsvoering wordt niet berekend.
De indirecte schade bestaat uit:
* Kosten voor extra arbeid.
* Kosten voor het inzetten van schade-expertise.
* Imagoschade bij afnemers.

2.Wat is de omvang van de schade?

Directe schade
Er is schade geclaimd als gevolg van het niet kunnen gebruiken van watersilo's om regenwater in op te slaan. Regenwater wordt beschouwd als kwalitatief de beste keuze betreffende de watergift; daarna volgt leidingwater en dan oppervlaktewater. In het eerste jaar met schade, 2008, was alles al grotendeels gepot toen bleek dat de 2 grootste silo's lek waren en daarom niet voor opslag van het kwalitatief goede regenwater gebruikt konden worden. Door dit gegeven is oppervlaktewater gebruikt uit de rivier De Zwemmer. Men wist dat dit water minder geschikt was om te gebruiken. Door het gevoerde overleg met de Trion ging men er vanuit dat men snel tot een bevredigende oplossing zou komen, om dit probleem te verhelpen. Dit laatste is echter niet gebeurd, zie hoofdstuk 4.
Toen echter de teelttechnische problemen aanbleven is in 2011 dit water bemonsterd door BLGG. Uit dit monster bleek, dat dit gietwater onvoldoende geschikt was voor de teelt van boomkwekerijgewassen in pot, en zeker voor de teelt van gevoelige gewassen in de kas. Zie daarvoor ook bijgevoegd watermonster. BLGG noemt in de conclusie dat dit gietwater "minder geschikt is voor de teelt van boomkwekerijgewassen". De specialist van DLV noemt dit water "matig geschikt"; door de hoge gehaltes aan Na, Cl en mangaan is het redelijk geschikt voor de teelt van boomkwekerijgewassen buiten, zeker voor niet-zoutgevoelige gewassen. Voor teelt onder glas en tunnels is dit water minder geschikt.
In 2008 is ook schade ontstaan aan de gewassen die in de kas op de teeltvloer stonden en waar de kasgoten zijn overstroomd. Het is niet exact vast te stellen wat toe te wijzen is aan de overstroming en wat aan het gebruik van het slechte beregeningswater. Gezien het feit dat de goten van de kas slechts enkele malen zijn overgelopen bij vooral grote regenval, is in overleg bepaald dat 10% van de uitval toe te wijzen is aan deze overstroming. In de tabel is dan ook een correctie opgenomen van 10%. De goten zijn in augustus 2008 schoongemaakt. Een deel van de goten is losgekoppeld zodat er geen water meer naar de lekker silo's afgevoerd wordt.
De schade valt uiteen in drie schadejaren, die achtereenvolgens worden behandeld.
Uitgangspunten:
De in de hieronder weergegeven tabel van diverse gewassen van Cotoneaster t/m Pieris (de een na laatste) vertoonden een hoger uitvalspercentage dan gebruikelijk in de praktijk. Het hogere uitvalspercentage is verrekend met een normaal uitvalspercentage volgens DLV Plant ervaringen. Hierdoor is de extra uitval berekend, die als schade aangemerkt kan worden. De normale uitvalspercentages zijn standaardgegevens die DLV Plant hanteert op basis van praktijkervaring. Daarnaast is tevens een wisselend percentage "onverkocht" meegenomen in de berekening. Immers, het komt weinig voor dat een gewas volledig uitverkocht raakt. (…)
(Volgt een lijst van omzet derving per gewas per jaar in de periode 2008 t/m 2010; deze lijst is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd, toevoeging Rb.)
(…)
Het totaal bedrag van de directe schade van de plantopstand komt op€ 120.736,-.
(…)
Indirecte schade
Arbeidskosten van naar buiten brengen en weer naar binnen halen voor overwintering
In 2009 en 2010 zijn er planten in het voorjaar naar buiten gebracht om schade in de kas te kunnen beperken. Deze planten zijn voor overwintering in het late najaar weer in de kas gebracht voor overwintering. Deze arbeidsuren kunnen aangemerkt worden als extra arbeidsuren.
(…)
In 2009: 2 x 7.087,77 = € 14.175,54
In 2010: 2 x 5.069,67 = € 10.139,34
In 2010: huren transportbanden = € 1.388,14
---------------
Het totaal bedrag wordt zodoende: € 25.703,02
Gebruik Bestrijdingsmiddelen en Arbeidskosten van Spuiten
In de jaren 2008 tot en met 2010 zijn er extra bestrijdingsmiddelen gebruikt om de gewassen zo goed mogelijk te telen.
(…)
Het totaalbedrag is hiermee € 2.030,43.
Rentekosten
Als gevolg van de uitval zijn er geen ontvangsten geweest. Het gevolg hiervan is dat het bedrijf extra bedrijfskapitaal aan heeft moeten trekken om de lopende zaken te financieren.
Dit bedrag kan als volgt begroot worden:
Omzet verlies in 2008 was € 67.543,-
Renteverlies in 2008: 3 maanden à 8% = € 1.350,-
Renteverlies in 2009: 12 maanden à 8% = € 5.403,-
Renteverlies in 2010: 12 maanden à 8% = € 5.403,-
Omzetverlies in 2009 was € 28.260,-
Renteverlies in 2009: 3 maanden à 8% = € 565,-
Renteverlies in 2010: 12 maanden à 8% = € 2.260,-
Omzetverlies 2010 was € 15.676,-
Renteverlies in 2010 3 maanden a 8% = € 313,-
Totaal renteverlies over de afzonderlijke jaren is€ 15.294,-.
(…)
3. Is de schade daadwerkelijk veroorzaakt door slecht gietwater?
Deze vraag is volgens opdrachtgever al beantwoord. De opdracht die aan ons is verstrekt, is om alleen het schadebedrag te bepalen dat ontstaan is.

4.Had cliënt deze schade kunnen voorkomen, dan wel kunnen beperken?

(…)
Gedurende de jaren 2009 en 2010 is er door teeltmaatregelen getracht om de extra uitval te beperken, dit is onder andere gedaan door de planten naar buiten te brengen op het containerveld. Voor de beantwoording van de vraag of er voldoende is gedaan om de uitval te beperken, kan het volgende worden aangereikt. Relevant hierbij is ook de vraag waarom is er in plaats van het oppervlaktewater geen leidingwater gebruikt is?
Hierbij is het volgend antwoord van toepassing: uit praktijkgegevens is gebleken, dat het gebruik van leidingwater voor deze toepassing te duur is.
In het rapport Watervraag Boomteelt in het gebied Gouwe (…) wordt leidingwater afgewezen omdat het geen duurzame oplossing is en het waternet de piekbelasting niet aan kan. "Het is geen geschikt alternatief". Vanwege dit in de praktijk algemeen aanvaard gegeven is het bij ondernemers nooit opgekomen om het gebruik van leidingwater als alternatief te zien.
(…)
5. Relevante bevindingen
(…)
Door DLV Plant zijn er indertijd geen kwalitatieve opnames gedaan van de aantallen planten met groeiachterstand en uitvalspercentages. Voor deze gegevens die in deze rapportage zijn gebruikt is uitgegaan van de gegevens die [X 1] ons verstrekt heeft.
(…)
6. Samenvatting schade
Bedragen exclusief BTW
Directe schade kwantiteit
120.706,40
Indirecte schade - gewastransport
25.703,02
Indirecte schade - extra bespuitingen
2.030,43
Deskundige kosten
3.410,00
Rente
15.294,00
Belastingschade
P.M.
Totaal
167.143,85
2.13.
De rechtbank ziet aanleiding om de gewasschade lager te begroten dan DLV heeft vastgesteld, nu de in het rapport van DLV genoemde correctie van 10% vanwege de overlopende kasgoten de rechtbank niet overtuigend en voldoende onderbouwd voorkomt. Onvoldoende duidelijk wordt hoe tot de correctie van juist die 10% wordt gekomen. Dat klemt te meer, nu DLV in haar eerdere rapport meer dan 10% van de schade heeft toegerekend aan de lekkende goten. Daarnaast heeft [X 1] naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende uitleg gegeven over het gebruik van de drie silo's die niet lek waren. [X 1] stelt slechts dat zij deze drie silo's niet of in mindere mate heeft kunnen gebruiken, zonder deze stelling verder te concretiseren. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, een (extra) correctie van 30% op het bedrag aan gewasschade toepassen, waardoor ter zake toewijsbaar is een bedrag van
€ 84.494,48.
2.14.
De gevorderde indirecte schade zal worden afgewezen, op grond van het volgende.
2.14.1.
Ten aanzien van de arbeidskosten overweegt de rechtbank dat onvoldoende gebleken is dat [X 1] hier vermogensschade heeft geleden, doordat zij onvoldoende concreet en gespecificeerd heeft dat en in hoeverre zij externe arbeid heeft moeten inhuren, naast het bestaande personeel.
2.14.2.
Voorts acht de rechtbank de noodzaak van het gebruik van extra bestrijdingsmiddelen onvoldoende onderbouwd. In het rapport wordt hierop slechts summier ingegaan; een feitelijke onderbouwing van de noodzaak ontbreekt.
2.14.3.
Ten slotte is de gevorderde renteschade onvoldoende onderbouwd. Dat er extra bedrijfskapitaal is aangetrokken om de onderneming te financieren, wordt in het rapport wel gesteld, maar niet verder toegelicht. Voorts acht de rechtbank de grondslagen van de gegeven renteberekening onvoldoende duidelijk.
2.15.
Trion heeft verder als verweer tegen de gevorderde schadevergoeding ingebracht dat [X 1] niet aan de op haar rustende schadebeperkingsplicht heeft voldaan, nu zij na ontdekking van de lekkage niet meteen de watersilo's heeft laten repareren of nieuwe watersilo's heeft aangeschaft. Dit verweer zou naar het oordeel van de rechtbank kunnen slagen indien [X 1], hoewel zij het in haar macht had om de watersilo's na het optreden van de lekkage te vervangen, daartoe niet is overgegaan. Van een dergelijke situatie is in dezen naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest, nu [X 1] gemotiveerd en overigens ook onbetwist heeft gesteld dat zij in 2008 en 2009 niet in staat was om tot reparatie dan wel vervanging van de watersilo's over te gaan, aangezien zij daarvoor geen krediet kon krijgen van de Rabobank vanwege het niet rendabel zijn van de onderneming. Tegen deze achtergrond dient het verweer van [X 1] te worden verworpen.
2.16.
De vordering van [X 1] tot vergoeding van schade is derhalve toewijsbaar tot een bedrag van in totaal (€ 30.000 + € 84.494,48 =)
€ 114.494,48. De over de schadevergoeding gevorderde wettelijke rente zal als onvoldoende gemotiveerd onderbouwd worden afgewezen. [X 1] heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende toegelicht vanaf welke datum de wettelijke rente verschuldigd zou zijn.
2.17.
Gelet op de uitkomst van het geding dient Trion als de in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure in reconventie te worden veroordeeld.
2.18.
De proceskosten worden aan de zijde van [X 1] vastgesteld op € 7.105,00
(5 punten x tarief € 1.421,00) aan salaris van de advocaat.
in conventie ten slotte
2.19.
De rechtbank stelt het toewijsbare bedrag als volgt vast:
  • detacheringsfacturen € 125.887,78
  • koopprijs/waarde voorraad planten € 9.726,42
---------------- +
subtotaal€ 135.614,20
te verminderen met:
  • creditering huursom € 25.923,33
  • creditering telefoonkosten € 285,44
  • doorfacturering na einde detachering € 10.263,75
  • facturering laatste week detachering € 961,83
  • kosten afscheidsfeest werknemer € 152,83
  • kosten heftruckcertificaat € 156,11
---------------- -
Totaal€ 97.870,91
Over dit bedrag zal de wettelijke rente worden toegewezen (zie r.o. 4.24. van het tussenvonnis van 9 november 2011. Zoals gemeld in dat vonnis, zijn de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar tot een bedrag van € 1.788,00.
2.20.
[X 1] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Trion vastgesteld op:
  • dagvaardingskosten € 87,92
  • vast recht € 3.065,00 (inclusief vast recht voor beslag)
  • salaris advocaat € 5.811,00 (6,5 punten (inclusief 1 punt beslag) x tarief € 894,00) -------------
Totaal € 8.963,92.
2.21.
De gevorderde beslagkosten zijn op de voet van artikel 706 Rv toewijsbaar en worden vastgesteld (aan de hand van productie 18 bij de dagvaarding) op een totaalbedrag van € 669,61.

3.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
3.1.
veroordeelt [X 1] tot betaling aan Trion van een bedrag van € 97.870,91, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.788,00;
3.2.
veroordeelt [X 1] in de kosten van het geding, aan de zijde van Trion tot op heden vastgesteld op € 8.963,92, alsmede in de beslagkosten ten bedrage van
€ 669,61;
3.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
3.5.
veroordeelt Trion tot betaling aan [X 1] van een bedrag van € 114.494,48;
3.6.
veroordeelt Trion in de kosten van het geding, aan de zijde van [X 1] tot op heden vastgesteld op € 7.105,00;
3.7.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.
fn 343