ECLI:NL:RBNNE:2013:4304

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2013
Publicatiedatum
15 juli 2013
Zaaknummer
19/830325-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 na verkeersongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 4 mei 2012 te Roden. De verdachte, bestuurder van een BMW, werd ten laste gelegd dat hij als verkeersdeelnemer onvoorzichtig en onoplettend achteruit had gereden, waardoor een aanrijding met een fietser plaatsvond. De fietser, [slachtoffer], liep hierbij zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een gebroken heup en elleboog.

Tijdens de zitting op 22 januari 2013 heeft de rechtbank vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie vorderde een taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig met verhoogde snelheid achteruit had gereden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde wel bewezen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte gevaar op de weg had veroorzaakt door achteruit te rijden zonder voldoende op het verkeer te letten. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,- en kreeg een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 5 februari 2013.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Nederland

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19/830325-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 22 januari 2013.
De verdachte is verschenen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 4 mei 2012 te Roden, althans in de gemeente Noordenveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk: BMW), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam 1], welke weg is aangeduid als woonerf, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, met het door hem bestuurde motorrijtuig, met verhoogde/enige snelheid, achteruit te rijden en/of (daarbij) onvoldoende te letten op het zich achter de door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (mogelijk) bevindende verkeer, waardoor een aanrijding is ontstaan met een fiets(er) die zich achter het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig bevond, tengevolge waarvan [slachtoffer], bestuurder van genoemde fiets, zwaar lichamelijk letsel, te weten gebroken heup en/of gebroken elleboog, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 4 mei 2012 te Roden, althans in de gemeente Noordenveld, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: BMW), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam 1], ter plaatse gelegen in en/of aangeduid als woonerf, met het door hem bestuurde motorrijtuig, met verhoogde/enige snelheid, achteruit is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. B.D. van der Burg, acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van veertig uren subsidiair twintig dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig met verhoogde snelheid achteruit is gereden.

Bewijsmotivering

Op vrijdag 4 mei 2012 is een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een verkeersongeval aan de [straatnaam 1] te Roden. Ter plaatse is gebleken dat er een aanrijding had plaatsgevonden tussen een personenauto en een fietser. De personenauto werd bestuurd door: [verdachte], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats].
De bestuurder van de fiets bleek te zijn: [slachtoffer], geboren [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer].
Het ongeval had plaatsgehad op de [straatnaam 1], ter plaatse gelegen binnen de bebouwde kom van Roden. De [straatnaam 1] had zijn verloop van de [straatnaam 2] richting de [straatnaam 3] en vice versa. Het gedeelte van de [straatnaam 1] waarop het ongeval had plaatsgevonden was gelegen tussen de [straatnaam 4] en de [straatnaam 3]. De [straatnaam 1] was ter plaatse voorzien van één rijbaan. De rijbaan werd begrensd door middel van regengoten. Er was geen belijning aanwezig. Het naast gelegen trottoir was op gelijke hoogte met de rijbaan.
De [straatnaam 1] maakte deel uit van het winkelcentrum van Roden en betrof een eenrichtingsweg, aangegeven met bord C03. Gezien vanaf de [straatnaam 4], was er aan de rechterzijde van de [straatnaam 1] een bord GOS geplaatst. Bord GOS gaf aan dat de [straatnaam 1] een erf betrof, waarbij motorvoertuigen stapvoets moeten rijden.
Op de plaats van het ongeval werd de BMW in zijn eindpositie aangetroffen.
De fiets was aan de voorzijde en de rechterzijde beschadigd. De beugel van de tas aan het stuur was verbogen en aan de rechterzijde van de fiets zaten krassen op de voorvork, het stuur en de trapper.
Aan de achterzijde van de BMW zaten recente veegsporen op de achterbumper.
Het slachtoffer [slachtoffer] verklaart [1] dat hij achter de BMW fietste toen die achteruit reed. [slachtoffer] werd naar achteren gedrukt.
De getuige [getuige] verklaart [2] dat zij zag dat de auto achteruit reed. Op dat moment draaide een oudere man de weg op.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij achteruit is gereden. Hij heeft in alle drie de spiegels gekeken maar de fietser niet gezien.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 4 mei 2012 te Roden als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: BMW), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam 1], ter plaatse gelegen aangeduid als woonerf, met het door hem bestuurde motorrijtuig achteruit is gereden, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het subsidiair bewezen geachte levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 177 van die wet.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 3 januari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, in aanmerking.
De rechtbank heeft bij het vaststellen van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een geldboete ten bedrage van € 500,--, met bevel dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast.
De rechtbank ontzegt de verdachte voorts de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijdsduur van drie maanden, maar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mr. M.A.A. van Capelle en mr. S. Zwerwer, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 5 februari 2013.

Voetnoten

1.dossierpagina 10
2.Dossierpagina 16