ECLI:NL:RBNNE:2013:4366

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
19/605702-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes tijdens ruzie in Roden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee pogingen tot doodslag. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd ervan beschuldigd op 23 en 24 september 2011 in Roden, in de gemeente Noordenveld, twee slachtoffers met een mes te hebben gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelingen heeft verricht die de dood van de slachtoffers konden veroorzaken, maar dat de uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels toegewezen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt om tot haar oordeel te komen. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen sprake was van noodweer of excessief noodweer, en dat de verdachte strafbaar is voor zijn daden. De rechtbank heeft de civiele vordering van het eerste slachtoffer toegewezen, maar de vordering van het tweede slachtoffer niet ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Nederland

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 19/605702-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
bereikbaar op het postadres [postadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 6 april 2012 en op 22 januari 2013.
De verdachte is telkens verschenen en werd telkens bijgestaan door mr. K.B. Spoelstra, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2011 tot en met 24 september 2011, te Roden, in de gemeente Noordenveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen) die [slachtoffer 1] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buikstreek en/of rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode 23 september 2011 tot en met 24 september 2011, te Roden, in de gemeente Noordenveld, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik(streek) en/of de rug te steken;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2011 tot en met 24 september 2011, te Roden, in de gemeente Noordenveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik(streek) en/of de rug te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2011 tot en met 24 september 2011, te Roden, in de gemeente Noordenveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] met een mes, athans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2011 tot en met 24 september 2011, te Roden, in de gemeente Noordenveld, aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst(streek) te steken;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij in of omstreeks 23 september 2011 tot en met 24 september 2011, te Roden, in de gemeente Noordenveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] met een mes in de borst(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. B.D. van der Burg. acht hetgeen onder 1. en onder 2. telkens primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: dertig maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, afwijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 2] omdat deze onvoldoende is onderbouwd en gedeeltelijke toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 1], te weten tot een bedrag van € 1.430,--, tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
[slachtoffer 1] verklaart [1] dat hij op 24 september 2011 te 00.15 uur te Roden, binnen de gemeente Noordenveld, met een mes in zijn rug en buik is gestoken.
Uit medische informatie van het UMCG blijkt [2] dat er bij [slachtoffer 1] twee steekwonden waren. De eerste was boven in de buik rechts ter plaatse van de galblaas en de tweede was links in de rug, vijf cm boven het bekkenbeen.
[slachtoffer 2] verklaart [3] dat hij op 24 september 2011 te 00.15 uur te Roden, binnen de gemeente Noordenveld, met een mes in zijn borst, net naast de hartstreek, is gestoken. Hij heeft een snee van ongeveer één cm bij één cm, ongeveer één cm diep op zijn borst. Hij zag dat een van die jongens uit de groep een mes trok. Die jongen was dun, ongeveer 1.90 groot, had donker haar met een staart ongeveer tot op zijn schouders. Hij zag dat de jongen met het staartje een harde en snelle beweging richting [slachtoffer 1] zijn rug maakte en hem stak. De groep van de jongen met het staartje liep achter hen aan. Ze hebben hem allemaal tegelijk aangevallen. Hij werd geslagen.
[getuige 1] verklaart [4] dat zij zag dat een groep tegenover [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ging staan. Zij zag dat een jongen met een staartje een mes trok. Hij was ongeveer 1.85 groot. Het mes was ongeveer acht cm en inklapbaar. Zij zag dat [slachtoffer 1] heel hard gestoken werd in zijn rug. Dat werd gedaan door de jongen met het staartje. Vervolgens zag zij de jongen met het staartje weer. Zij zag dat hij [slachtoffer 2] stak. [slachtoffer 2] lag op zijn rug. De jongen met het staartje zat op zijn hurken en zij zag dat hij [slachtoffer 2] stak met hetzelfde mes als bij [slachtoffer 1].
[getuige 2] verklaart [5] dat zij met [slachtoffer 2] en een vriend van [slachtoffer 2] in Roden was. Een hele groep rende achter hun groep aan. Voorop liep een jongen met een mes in zijn hand. Hij was ongeveer 1.85 cm lang. Hij had een kort staartje. Zij zag dat [slachtoffer 1] gestoken was. Hij had bloed achter op de rug. Zij zag [slachtoffer 2] op de grond liggen met die hele groep jongens om en over hem heen.
[getuige 3] verklaart [6] dat hij zag dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] daar stonden met een aantal jongens om hen heen. Die jongen met dat staartje pakte een mes uit de linker binnenzak van zijn jas. Getuige hoorde [slachtoffer 2] roepen: Mes, wegwezen. Hij zag dat [slachtoffer 1] gewond was. De rechteronderzijde van zijn buik zat onder het bloed.
[getuige 4] [7] verklaart dat hij van verdachte hoorde dat er ruzie was geweest en dat hij 'geprikt' had.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 22 januari 2013 onder meer verklaard dat hij bij het voorval tijdens [naam evenement] te Roden was betrokken en een mes in zijn hand heeft gehad.
Een blonde jongen vroeg hem of hij met patat had gegooid. Verdachte ontkende. Direct daarop kreeg hij een klap. Hij heeft een mes uit zijn zak gehaald. Hij voelde dat hij iets raakte.

Bijzondere bewijsoverwegingen

Anders dan de raadsman van verdachte, die heeft bepleit verdachte voor de tenlastegelegde pogingen tot doodslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dan wel van zware mishandeling van laatstgenoemden vrij te spreken, komt de rechtbank op grond van bovenstaande bewijsmiddelen tot het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven.
Met betrekking tot het opzet op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank dat verdachte, die met een mes stekende bewegingen maakte in de richting van onder meer de buikstreek van [slachtoffer 1] en de borststreek van [slachtoffer 2], wist dat zijn handelen de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot gevolg kon hebben maar dat hij die gevolgen op de koop toe heeft genomen.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. en onder 2. telkens primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 23 september 2011 tot en met 24 september 2011, te Roden, in de gemeente Noordenveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] met een mes in de buikstreek en de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 23 september 2011 tot en met 24 september 2011, te Roden, in de gemeente Noordenveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] met een mes in de borststreek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1. en onder 2. telkens primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1. primair:
poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2. primair:
poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 287 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht op grond van de stukken en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat verdachte op enig moment tijdens [naam evenement] te Roden in de nacht van vrijdag 23 op zaterdag 24 september 2011 in een situatie is komen te verkeren waarin zijn verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn persoon noodzakelijk was. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte is geslagen. In reactie daarop heeft verdachte een mes gepakt, dat mes uitgeklapt en ter hand genomen. Omdat [slachtoffer 1] ook een steekverwonding in de rug heeft opgelopen, acht de rechtbank verdachtes lezing onaannemelijk dat hij niet met het mes heeft gestoken doch het mes uitsluitend voor zich uit heeft gehouden. De situatieschets die verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft gemaakt en waarin hij zijn positie ten opzichte van zijn belagers heeft aangegeven, heeft de rechtbank niet tot een andere opvatting dan verwerping van het beroep op noodweer kunnen brengen.
Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Nu van een noodweersituatie geen sprake is geweest dient het beroep op excessief noodweer eveneens te worden verworpen. Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad [8] kan van excessief noodweer immers alleen dan sprake zijn indien de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding maar daarbij als onmiddellijk gevolg van een hevige door die aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder gaat dan geboden is, of indien op het tijdstip van de aan verdachte verweten gedraging de noodweersituatie weliswaar was beëindigd en derhalve de noodzaak tot verdediging niet meer bestond, maar niettemin deze gedraging het onmiddellijk gevolg is van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank acht de verdachte derhalve strafbaar, omdat de rechtbank geen straf- en/of schulduitsluitingsgronden aanwezig acht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 3 januari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijf is veroordeeld, in aanmerking.
Verdachte heeft tijdens [naam evenement] te Roden in de nacht van 23 op 24 september 2011 gepoogd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven door met een mes [slachtoffer 1] in de buikstreek en de rug en [slachtoffer 2] in de borststreek te steken.
[slachtoffer 1] is in zijn rug en buik gestoken. In het ziekenhuis bleek dat het mes dichtbij één van zijn longen is geweest. Hij was tevens in zijn buik gestoken. Het mes is vlak langs zijn nieren gegaan. Beide steekwonden waren ongeveer vijf cm diep.
[slachtoffer 2] is in zijn borst, net naast de hartstreek, gestoken. Hij heeft een snee van ongeveer één cm bij één cm, ongeveer één cm diep op zijn borst.
Het zijn bijzonder ernstige feiten en de rechtbank rekent de verdachte deze feiten zwaar aan. Het letsel bij beide mannen had gemakkelijk tot beider dood kunnen leiden, gelet op de verwondingen. Dit dient in de aan verdachte op te leggen straf tot uitdrukking te worden gebracht.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur geboden is.

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel

Met betrekking tot het onder 1. bewezen geachte feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Benadeelde partij [slachtoffer 2]

De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. en onder 2. telkens primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. en onder 2. telkens primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de tijd van
24 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van de som van
€ 1.572,--en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], een bedrag van
€ 1.572,--te betalen,
bij gebreke van betalingte vervangen door
25 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mr. M.A.A. van Capelle en mr. S. Zwerwer, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 5 februari 2013.

Voetnoten

1.dossierpagina 173 en volgende
2.dossierpagina 180
3.dossierpagina 157 en volgende
4.dossierpagina 205 en volgende
5.dossierpagina 197 en volgende
6.dossierpagina 211 en volgende
7.dossierpagina 224 en volgende
8.HR 27 mei 2008, NJ 2008/510