ECLI:NL:RBNNE:2013:4859

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2013
Publicatiedatum
9 augustus 2013
Zaaknummer
C18/142118/KG ZA 13-212
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen Maas Shipping GmbH en Martinistad B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 augustus 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Maas Shipping GmbH, eiseres, en Martinistad B.V., gedaagde. Maas Shipping vorderde de opheffing van een door Martinistad gelegd conservatoir beslag. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een restitutierisico, wat betekent dat de vordering van Maas Shipping is afgewezen. De achtergrond van de zaak betreft een geschil over een onbetaalde BTW van een auto die Maas Shipping bij Martinistad had gekocht. Ondanks herhaalde sommaties heeft Maas Shipping het BTW-deel van de koopsom onbetaald gelaten, wat leidde tot een eerdere procedure waarin Martinistad in het gelijk werd gesteld. Martinistad heeft vervolgens conservatoir beslag gelegd, omdat zij vreesde dat Maas Shipping niet in staat zou zijn om aan een eventuele veroordeling te voldoen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Martinistad voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een gerechtvaardigd belang is bij het handhaven van het beslag, en dat Maas Shipping niet heeft aangetoond dat er geen restitutierisico bestaat. De rechtbank heeft de vorderingen van Maas Shipping afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/142118 / KG ZA 13-212
Vonnis in kort geding van 9 augustus 2013
in de zaak van
de rechtspersoon naar Duits recht
MAAS SHIPPING GMBH,
gevestigd te Bremen,
eiseres,
advocaat mr. C.H.J. van der Maas te Haren,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARTINISTAD B.V.,
gevestigd te Groningen,
gedaagde,
advocaten mrs. M. Dijsselhof en M. Dijkstra te Groningen.
Partijen zullen hierna Maas Shipping en Martinistad genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de mondelinge behandeling op 1 augustus 2013, waarbij namens Maas Shipping de heer
[A], werkzaam bij Maas Shipping, bijgestaan door mr. Van der Maas en namens Martinistad de heer [B], directeur, bijgestaan door mrs. Dijsselhof en Dijkstra, zijn verschenen,
  • de pleitnota van Maas Shipping,
  • de pleitnota van Martinistad.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In juni 2010 heeft Maas Shipping bij Martinistad een BMW 530d (hierna: de auto) gekocht voor een koopsom van € 85.636,00 inclusief BTW, welke BTW € 10.702,07 bedroeg.
2.2.
Op 30 juli 2010 heeft Maas Shipping de auto bij Maas Shipping opgehaald, waarbij Maas Shipping het BTW deel van de koopsom onbetaald heeft gelaten.
2.3.
Ondanks sommaties van de zijde van Martinistad heeft Maas Shipping ook nadien het BTW deel onbetaald gelaten, waardoor Martinistad zich genoodzaakt heeft gezien een procedure tegen Maas Shipping aanhangig te maken, welke is geregistreerd onder nummer 513821 CV EXPL 11-9924 (hierna: de zaak 11-9924).
2.4.
Bij vonnis van 15 december 2011 heeft de kantonrechter in de zaak 11-9924 voor recht verklaard dat de vordering van Martinistad op Maas Shipping € 20.305,28 beloopt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2011 tot de dag der algehele voldoening. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.5.
Blijkens voornoemd vonnis bestaat het bedrag van in totaal € 20.305,28 uit:
(1) niet betaald BTW ten bedrage van € 10.702,07 (r.o. 4.3.)
(2) buitengerechtelijke kosten tot 25 juli 2011 ten bedrage van € 8.437,05 (r.o. 4.9) en
(3) rente tot 25 juli 2011 ten bedrage van € 1.166,16 (r.o. 4.10).
2.6.
In voornoemd vonnis heeft de kantonrechter in r.o. 4.9 het volgende overwogen:
Martinistad heeft verder gesteld dat zij in verband met het betalingsverzuim van Maas Shipping in totaal voor een bedrag van € 8.437,05 aan buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken. De hoogte van de kosten is volgens Martinistad voor een deel gelegen in het feit dat Maas Shipping in Duitsland gevestigd is en zij genoodzaakt is geweest naast haar gemachtigde een Duitse advocaat in te schakelen. Nu Maas Shipping geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd tegen deze kosten en ook de hoogte van dit bedrag als zodanig niet heeft betwist, is Maas Shipping dit bedrag op grond van artikel 11, lid 5, van de algemene voorwaarden aan Martinistad verschuldigd. Dit geldt niet voor de gevorderde buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten vanaf 25 juli 2011, omdat niet vaststaat dat deze zijn of zullen worden gemaakt.
2.7.
Maas Shipping heeft tegen voornoemd vonnis van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens heeft Maas Shipping tegen Martinistad een bodemprocedure aanhangig gemaakt, welke is geregistreerd onder nummer C/18/132465 / HA ZA 12-94 (hierna: de zaak 12-94).
2.8.
Bij vonnis van 20 maart 2013 heeft de rechter in de zaak 12-94 in conventie Martinistad veroordeeld tot betaling aan Maas Shipping van een bedrag van € 16.662,59, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 29 december 2011 tot aan de dag der voldoening en is de reconventionele vordering van Martinistad afgewezen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.9.
Blijkens r.o. 5.3. van voornoemd vonnis is het toegewezen bedrag van € 16.662,00 het verschil tussen de vastgestelde waarde van de auto van € 39.944,00 en de kosten die Martinistad daarop uit hoofde van voornoemd vonnis van de kantonrechter, te weten het hiervoor genoemde bedrag van € 20.305,28, in aftrek mag brengen.
2.10.
Blijkens r.o. 5.4. heeft Martinistad in voornoemde procedure in reconventie betaling van een bedrag van in totaal € 23.622,07 gevorderd, bestaande uit:
(1) taxatiekosten Bolsenbroek Van den Boogaard & Partners BV ten bedrag van € 252,10,
(2) opslagkosten van de auto vanaf 26 juli 2011 ten bedrage van € 795,00,
(3) kosten ING inzake bankgarantie ten bedrag van € 250,00,
(4) kosten van Trip Advocaten ten bedrage van € 21.455,47.
2.11.
In het vonnis is in r.o. 5.5. ter zake de reconventionele vordering onder meer het volgende overwogen:
Voor de geclaimde advocaatkosten geldt dat de kosten, die Maas Shipping ter zake aan Martinistad over de periode tot en met 15 december 2011 dient te vergoeden, door de kantonrechter in het vonnis zijn vastgesteld. Meer of andere kosten kan Martinistad ter zake van de werkzaamheden van haar advocaat tot voornoemde datum niet van Maas Shipping vorderen en bedoelde kosten zijn al verdisconteerd in het bedrag dat door partijen van de dagwaarde is afgetrokken.
De kosten die Martinistad aan haar advocaat verschuldigd is (geworden) in verband met het door Maas Shipping ingestelde hoger beroep, kan Martinistad in deze procedure niet alvast van Maas Shipping vorderen. Het gerechtshof zal in hoger beroep zich (ook) uitspreken over hetgeen Maas Shipping ter zake (de geliquideerde proceskosten) mogelijk aan Martinistad verschuldigd is. Het door Maas Shipping instellen van hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter kan voorts op voorhand niet als een onrechtmatige daad bestempeld worden.
De kosten die Martinistad aan haar advocaat verschuldigd is (geworden) in verband met werkzaamheden in verband met de afwikkeling van de uitspraak van de kantonrechter en het nadien door Maas Shipping gelegde beslag of de gelegde beslagen, kan Martinistad evenmin van Maas Shipping vorderen. Het door Maas Shipping leggen van beslag nadat Martinistad weigerde haar enig bedrag uit te keren na vaststelling van de waarde van de auto, is evenmin als onrechtmatig aan te merken, en heeft Martinistad door haar eigen opstelling over zich afgeroepen. Voor de kosten van de ING in verband met het stellen van een bankgarantie geldt hetzelfde.
Voor zover in de urenstaten van de advocaat ook werkzaamheden zijn vermeld, die betrekking hebben op de onderhavige procedure, kan Martinistad deze evenmin als tegenvordering in stelling brengen tegenover de vordering van Maas Shipping. De rechtbank zal in deze zaak de proceskosten zoals gebruikelijk liquideren en het gaat niet aan dat Martinistad deze kosten al op voorhand en volledig van Maas Shipping vordert of tracht te vorderen, nog daargelaten of de kosten wel ten laste van Maas Shipping zullen worden gebracht.
Ook de kosten die Martinistad aan haar advocaat verschuldigd is (geworden) in verband met een artikel 12 Sv procedure, die Martinistad aanhangig heeft gemaakt, kan Martinistad niet op voorhand van Maas Shipping vorderen, te minder nu in die procedure (ook) nog geen uitspraak is gedaan.
De stelling van Martinistad dat alle vorenbedoelde kosten te wijten zijn aan onnodige acties van de zijde van Maas Shipping verwerpt de rechtbank. Het dossier ademt een sfeer van actie en reactie en partijen zijn over en weer hardnekkig voor hun eigen gelijk gegaan. Martinistad heeft zich, naar het oordeel van de rechtbank, in dat verband even weinig toeschietelijk getoond als Maas Shipping en het - weinig principiële - geschil is beide partijen kennelijk een veelvoud waard (geweest) van de aanvankelijke € 10.702,07 aan btw, waarmee hun debat is begonnen.
2.12.
In haar 'Verzoekschrift tot het leggen van conservatoir (eigen)beslag ex artikel 724 Rv' heeft Martinistad onder meer het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd:
10. In de periode vanaf 25 juli 2011 tot 27 maart 2013 heeft Martinistad voor een bedrag van
€ 29.976,08 aan buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten moeten maken welke kosten geheel en al betrekking hebben op de incasso van de vordering van Martinistad op Maas Shipping in verband waarmee de procedure bij de kantonrechter die leidde tot het vonnis van 15 december 2011 werd begonnen. Martinistad legt bijgaand een specificatie van de betreffende kosten over (productie 4).
13. Martinistad vreest dat Maas Shipping eerdaags over zal gaan tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 maart j.l. terwijl, indien daarna (…) de vordering van Martinistad op Maas Shipping ad tenminste € 29.976,08 in rechte zal worden toegewezen, Maas Shipping voor deze (tegen)vordering geen verhaal zal bieden omdat Maas Shipping uitsluitend in Duitsland is gevestigd en zij in Nederland (en voor zover bekend ook daarbuiten) geen verhaalsmogelijkheid biedt. Er is - aldus - sprake van een onaanvaardbaar restitutierisico.
15. Vanwege het voorgaande heeft Martinistad recht en belang om tot zekerheid van de nakoming van door Maas Shipping van haar (Martinistad) vordering ad € 29.976,08 ten laste van Maas Shipping conservatoir beslag ex artikel 724 Rv te leggen op de door haar gepretendeerde vordering op Martinistad, die voorvloeit uit het vonnis van de rechtbank Groningen d.d. 20 maart. j.l.
2.13.
Als productie 4 bij haar verzoekschrift heeft Martinistad een overzicht van de door Trip Advocaten gemaakte kosten overgelegd over de periode van augustus 2011 tot en met februari 2013, met overlegging van de maandelijkse nota's van Trip Advocaten aan Martinistad, welke kosten in totaal € 29.976,08 bedragen.

3.Het geschil

3.1.
Maas Shipping vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
het op 30 maart 2013 door Martinistad gelegde eigenbeslag op te heffen,
subsidiair
Martinistad te veroordelen het op 30 maart 2013 gelegde eigenbeslag binnen 2 dagen na het ten deze te wijzen vonnis op te heffen, het een en ander op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat Martinistad daarmee in gebreke blijft, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom,
primair en subsidiair
het een en ander met veroordeling van Martinistad in de kosten van deze procedure, de nakomsten advocaat ad € 131,00 zonder betekening en € 199,00 met betekening daaronder begrepen.
3.2.
Martinistad heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van Maas Shipping in haar vorderingen, althans deze af te wijzen, en Maas Shipping te veroordelen
in de daadwerkelijk door Martinistad gemaakte en te maken buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten ten bedrage van tenminste € 6.443,14.

4.De beoordeling

4.1.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat ter verzekering van verhaal van een vordering beslag in beginsel mogelijk is op alle goederen van de schuldenaar en derhalve ook op de vordering van Maas Shipping op Martinistad op grond van het vonnis van de rechtbank van 20 maart 2013, het zogenaamde eigenbeslag (vgl. HR 27 november 2009, LJN BJ8836).
Conservatoir beslag heeft als doel het veiligstellen van verhaal van een vooralsnog niet vaststaande, maar naar verwachting wel toewijsbare vordering.
4.2.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.3.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vordering die Martinistad aan het door haar gelegde conservatoir (eigen)beslag ten grondslag heeft gelegd, de door Trip Advocaten in de periode van augustus 2011 tot en met februari 2013 daadwerkelijk gemaakte kosten betreffen. Ter zitting heeft Martinistad verklaard dat de gemaakte buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten verder zijn opgelopen tot tenminste € 43.238,99 en dat zij om die reden bij memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, in de hoger beroepsprocedure tegen het vonnis van de kantonrechter van 15 december 2011, haar vordering op Maas Shipping heeft vermeerderd tot dit bedrag. Daarbij heeft Martinistad aangevoerd dat deze vordering gelet op het bepaalde in artikel 11 van de BOVAG-voorwaarden, als hetgeen de kantonrechter in r.o. 4.9. van het vonnis van 15 december 2011 heef overwogen, toewijsbaar is.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de kantonrechter in het vonnis van 15 december 2011 in r.o. 4.9. heeft overwogen dat de door Martinistad gevorderde buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten tot 25 juli 2011 op grond van artikel 11, lid 5, van de algemene voorwaarden, toewijsbaar zijn, omdat Maas Shipping geen verweer heeft gevoerd tegen deze kosten en ook de hoogte daarvan niet heeft betwist. De kosten vanaf 25 juli 2011 heeft de kantonrechter niet toegewezen, omdat niet vaststaat dat deze zijn of zullen worden gemaakt.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat Martinistad (een deel van) de vordering die zij thans aan het door haar gelegde conservatoir (eigen)beslag ten grondslag heeft gelegd, in de zaak 12-94 als reconventionele vordering, toen tot een bedrag van in totaal
€ 21.455,47, heeft ingediend, welke vordering door de rechter bij vonnis van 20 maart 2013 gemotiveerd is afgewezen. Daarbij is overwogen dat de gevorderde advocatenkosten in het kader van het tegen het vonnis van de kantonrechter ingestelde hoger beroep niet reeds in die procedure kunnen worden toegewezen, dat kosten in verband met de afwikkeling van het vonnis van de kantonrechter in die procedure evenmin kunnen worden toegewezen en dat de daadwerkelijk gemaakte advocatenkosten die te maken hebben met die procedure niet worden toegewezen, maar zoals gebruikelijk zullen worden geliquideerd.
4.7.
De voorzieningenrechter van oordeel dat het voorgaande met zich brengt dat Martinistad de deugdelijkheid van de aan gelegde conservatoir (eigen)beslag gelegde vordering in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt. De kantonrechter heeft immers
de kosten tot 25 juli 2011 toegewezen en heeft zich inhoudelijk niet uitgelaten over de toewijsbaarheid van de kosten die nadien zijn gemaakt. De rechtbank heeft zich in haar vonnis van 20 maart 2013 inhoudelijk evenmin uitgelaten over de toewijsbaarheid van deze kosten, maar heeft slechts overwogen dat deze kosten in het kader van de procedure die op dat moment voorlag niet konden worden toegewezen omdat het kosten waren die zien op de hoger beroep procedure en kosten die zijn gemaakt in het kader van de afwikkeling van het vonnis van de kantonrechter waartegen hoger beroep was ingesteld.
4.8.
Aldus is de voorzieningenrechter niet summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering die Martinistad aan haar conservatoir (eigen)beslag ten grondslag heeft gelegd. In dit licht is de voorzieningenrechter van oordeel dat het enkele feit dat met het gelegde (eigen)beslag de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis van 20 maart 2013 wordt doorkruist, niet maakt dat het beslag onrechtmatig is gelegd.
4.9.
Naar vaste jurisprudentie dient de voorzieningenrechter bij de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico mede te betrekken. Maas Shipping heeft in dat kader gesteld dat het beslag onnodig is gelegd omdat er geen sprake is van een restitutierisico nu Maas Shipping niet in financiële problemen verkeerd. Martinistad heeft dit ter zitting weersproken waarbij zij, naast hetgeen zij in haar verzoekschrift ter zake reeds heeft gesteld, heeft aangevoerd dat de naam van Maas Shipping thans is gewijzigd in Holland Tankfahrt GmbH, dat de bestuurders van deze onderneming zijn vervangen en dat de statuten zijn gewijzigd, alsook dat Maas Shipping weigert akkoord te gaan met de door Martinistad aangeboden bankgarantie of storting ter zekerheid van € 16.662,59 op een derdenrekening, op grond waarvan Martinistad heeft geconcludeerd dat Maas Shipping kennelijk behoefte heeft aan liquide middelen en aldus wel degelijk in financiële problemen verkeerd.
4.10.
De voorzieningenrechter stelt vast dat Maas Shipping niet heeft weersproken dat de naam van de onderneming Maas Shipping recent is gewijzigd in Holland Tankfahrt GmbH en dat zowel de bestuurders als de statuten van de onderneming zijn gewijzigd. Evenmin heeft Maas Shipping weersproken dat zij niet akkoord zijn gegaan met de door Martinistad aangeboden bankgarantie ter zake de vordering van Maas Shipping op Martinistad ten bedrage van € 16.662,59 dan wel de storting ter zekerheid voor Maas Shipping door Martinistad van dit bedrag op een derdenrekening.
4.11.
Het voorgaande brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat Maas Shipping onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen sprake is van een restitutierisico, hetgeen maakt dat Martinistad een voldoende gerechtvaardigd belang heeft bij voortduring van het door haar ten laste van Maas Shipping gelegde conservatoir (eigen)beslag.
De vorderingen van Maas Shipping zullen dan ook worden afgewezen.
4.12.
Maas Shipping zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet in het door Martinistad ter zake gestelde geen aanleiding om Maas Shipping in de daadwerkelijk gemaakt kosten te veroordelen, maar zal deze kosten als gebruikelijk liquideren. De kosten aan de zijde van Martinistad worden derhalve begroot op:
- griffierecht €  589,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal €  1.405,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Maas Shipping in de proceskosten, aan de zijde van Martinistad tot op heden begroot op € 1.405,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B.M. Keurentjes en in het openbaar uitgesproken
op 9 augustus 2013.