ECLI:NL:RBNNE:2013:4872

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2013
Publicatiedatum
12 augustus 2013
Zaaknummer
17/880321-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit en handel in harddrugs en vuurwapen met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 februari 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bezit en de handel in harddrugs, alsook het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april 2012 tot en met 16 september 2012 meermalen cocaïne heeft verkocht en afgeleverd, en op 17 september 2012 ongeveer 12,6 gram cocaïne in zijn bezit had. Daarnaast had hij een semiautomatisch pistool en munitie van categorie III voorhanden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldingsgebod en deelname aan behandelingen voor zijn psychische problematiek. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een gevangenisstraf had geëist en bijzondere voorwaarden had voorgesteld. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden verlengd met een jaar, gezien de omstandigheden van de zaak en de voorgeschiedenis van de verdachte. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de ernst van de gepleegde misdrijven en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880321-12
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 08/710176-11
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [naam P.I.].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 22 januari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Poiesz, advocaat te Sneek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot en met 16 september 2012,
te of bij Sneek, (althans) in de gemeente Súdwest Fryslân, in elk geval in het
arrondissement Leeuwarden,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2.
hij op of omstreeks 17 september 2012,
te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12,6 gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op of omstreeks 17 september 2012,
te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân,
een of meer wapens van categorie III, te weten een (semiautomatisch) pistool
(model GT28, merk Tanfoglio, kaliber 6.35), en/of munitie van categorie III,
te weten 11 centraalvuur kogelpatronen (merk Sellier & Bellot), voorhanden
heeft gehad.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • veroordeling voor het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde;
  • oplegging van een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
  • oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden: meldingsgebod, ambulante behandeling GGZ FP, CoVa- en leefstijltraining en locatiegebod met elektronisch toezicht gedurende de eerste 6 maanden van de proeftijd;
  • tenuitvoerlegging van de op 24 juni 2011 opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot de onder 1, 2. en 3. ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 januari 2013;
2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012099904, d.d. 3 oktober 2012, inhoudende een proces-verbaal van relaas van [verbalisant 1];
3.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02JS 2012099904-20, d.d. 19 september 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 1];
4.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02JS 2012099904-16, d.d. 18 september 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 2];
5.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02JS 2012099904-17, d.d. 18 september 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 3];
6.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02JS 2012099904-21, d.d. 19 september 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 4];
7.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02JS 2012099904-25, d.d. 22 september 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 5];
8.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02JS 2012099904-5, d.d. 17 september 2012, inhoudende de bevindingen van [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4];
9.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02N3 2012099904-24, d.d. 24 september 2012, opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], inhoudende een proces-verbaal verdovende middelen;
10.
een geschrift, inhoudende een rapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door [deskundige], d.d. 5 oktober 2012;
11.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012099904, d.d. 16 oktober 2012, inhoudende een proces-verbaal over het vuurwapen en de munitie van [verbalisant 7].
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde feit heeft verdachte gesteld dat het wapen en de munitie niet aan hem in eigendom toebehoorden, maar dat hij voornoemde goederen slechts in bewaring had voor een ander.
De rechtbank overweegt dat voor het voorhanden hebben van een wapen en munitie in de zin van artikel 26 Wet wapens en munitie niet noodzakelijk is dat de goederen verdachte in eigendom toebehoren. Nu verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de goederen in ruil voor geld in zijn woning heeft bewaard, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2012 tot en met 16 september 2012 te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 17 september 2012 te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 17 september 2012 te Sneek, in de gemeente Súdwest Fryslân, een wapen van categorie III, te weten een semiautomatisch pistool model GT28, merk Tanfoglio, kaliber 6.35 en munitie van categorie III, te weten 11 centraalvuur kogelpatronen (merk Sellier & Bellot), voorhanden heeft gehad.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het bewezenverklaarde verkopen en afleveren:
de voortgezette handeling van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde vervoeren:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
3.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie en het reclasseringsadvies;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van en de handel in harddrugs en het bezit van een vuurwapen. Gedurende een klein half jaar heeft hij in cocaïne gehandeld en er is ook een handelshoeveelheid cocaïne bij hem aangetroffen. Daarnaast was hij in het bezit van een vuurwapen met patronen.
Dat het gebruik van harddrugs verslavend is en diverse kwalijke gevolgen met zich brengt voor zowel gebruikers als de maatschappij, is algemeen bekend. Ten aanzien van het vuurwapen en de patronen geldt dat het zeer ongewenst is dat dergelijke wapens in omloop zijn. Immers, ze kunnen op een gegeven moment gebruikt worden bij het plegen van ernstige misdrijven.
Verdachte is in het verleden al diverse keren met justitie in aanraking geweest, zij het niet voor de handel in harddrugs of wapenbezit. De reclassering heeft aangegeven dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft en dat een posttraumatische stressstoornis niet kan worden uitgesloten. Om die reden wordt een verplichte behandeling bij de GGZ geadviseerd, en deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining en een leefstijltraining.
Alles afwegend zal de rechtbank verdachte, in overeenstemming met de strafeis van de officier van justitie, veroordelen tot de hierna te vermelden, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf. Daarbij neemt de rechtbank het advies van de reclassering voor wat betreft de te volgen behandeling en trainingen over. De proeftijd zal worden gesteld op drie jaar. Met betrekking tot de gevorderde tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, ziet de rechtbank aanleiding de proeftijd te verlengen met één jaar. Daarmee zou de druk op verdachte om nu met behulp van behandeling en trainingen een andere weg in te slaan, maximaal moeten zijn.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 24 juni 2011, gewezen door de politierechter van de rechtbank te Almelo, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 juli 2011. Bij vordering d.d. 3 januari 2013 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1, 2. en 3. bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank acht gelet op de positieve ontwikkeling van verdachte termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 56, 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart het onder 1, 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zeven maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1.
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
dat de veroordeelde zich binnen 7 dagen na zijn invrijheidstelling meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden en zich in de periode hierna gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijft melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze perioden nodig acht;
2.
dat de veroordeelde zal deelnemen aan de Cognitieve vaardigheidstraining (CoVa);
3.
dat de veroordeelde zal deelnemen aan de Korte Leefstijltraining;
4.
dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen voor zijn psychische problematiek bij GGZ Friesland Polikliniek Forensische Psychiatrie of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
5.
dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
6.
dat de veroordeelde gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd aanwezig zal zijn op de locatie [adres], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
7.
dat de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van
de hiervoor onder 6. genoemde bijzondere voorwaarde.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
08/710176-11:
Verlengt de in het vonnis van de politierechter te Almelo d.d. 24 juni 2011 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. P.F.E. Geerlings en mr. H.H.J. Harmeijer, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2013.
Mr. Harmeijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Geerlings
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Dijkstra
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880321-12
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 08/710176-11
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 22 januari 2013
Tegenwoordig:
mr. M. Brinksma, voorzitter,
mr. P.F.E. Geerlings en mr. H.H.J. Harmeijer, rechters,
mr. E. Jepkema, officier van justitie en
mr. A. Dijkstra, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de jongste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [naam P.I.].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. D.C. Poiesz, advocaat te Sneek.
De officier van justitie deelt mede voornemens te zijn een vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
……
De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 5 februari 2013 te 13:30 uur.
Verdachte doet afstand van zijn recht bij de uitspraak van het vonnis aanwezig te zijn.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.