In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder de verkoop van harddrugs en diefstal van een fiets. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van de fiets, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze had weggenomen. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk verkopen van heroïne en cocaïne in de periode van 1 maart 2012 tot en met 25 juni 2012. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was, onder andere op basis van gebruikersverklaringen en narco-testen, die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel bevestigden.
Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het onbruikbaar maken van een politie-ophoudkamer door daar te urineren. De rechtbank oordeelde dat dit feit niet alleen hinderlijk was, maar ook hygiënisch onacceptabel. De verdachte had aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om naar het toilet te gaan, maar de rechtbank verwierp dit verweer, omdat er geen bewijs was dat hij een verzoek had gedaan om naar het toilet te gaan.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Tevens werd een gebiedsverbod opgelegd voor het Weaze-gebied in Leeuwarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact van drugshandel op de samenleving. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld.