ECLI:NL:RBNNE:2013:4873

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2013
Publicatiedatum
12 augustus 2013
Zaaknummer
17/880312-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en veroordeling voor verkoop van harddrugs en vernieling van politie-eigendom

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder de verkoop van harddrugs en diefstal van een fiets. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van de fiets, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze had weggenomen. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk verkopen van heroïne en cocaïne in de periode van 1 maart 2012 tot en met 25 juni 2012. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was, onder andere op basis van gebruikersverklaringen en narco-testen, die de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel bevestigden.

Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het onbruikbaar maken van een politie-ophoudkamer door daar te urineren. De rechtbank oordeelde dat dit feit niet alleen hinderlijk was, maar ook hygiënisch onacceptabel. De verdachte had aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om naar het toilet te gaan, maar de rechtbank verwierp dit verweer, omdat er geen bewijs was dat hij een verzoek had gedaan om naar het toilet te gaan.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Tevens werd een gebiedsverbod opgelegd voor het Weaze-gebied in Leeuwarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact van drugshandel op de samenleving. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880312-12
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/112950-11
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 februari 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [naam P.I.].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 22 januari 2013.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door P.W. Szymkowika, advocaat te Maastricht.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 11 september 2012,
in elk geval in de periode van 1 maart 2012 tot en met 25 juni 2012, in elk
geval in het jaar 2012, op diverse data en/of tijdstippen, te Leeuwarden,
(althans) in de gemeente Leeuwarden, (telkens) opzettelijk heeft verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens)
opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende heroïne en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2012, althans in of omstreeks de periode van 28
juni 2012 tot en met 11 september 2012, te Leeuwarden, althans in de gemeente
Leeuwarden,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets
(van het merk en/of type Batavus Weekend-X N8), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 28 juni 2012 tot en met 11 september 2012,
in elk geval op 11 september 2012, te Leeuwarden, in elk geval in Nederland,
een fiets (van het merk en/of type Batavus Weekend-X N8), heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets wist of redelijkerwijs had
moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 11 september 2012 te Leeuwarden (in het bureau van politie
gevestigd aan of bij de Holstmeerweg) opzettelijk en wederrechtelijk een
ophoudkamer (nummer 1) van het arrestantencomplex, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de politie Fryslân, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of onbruikbaar gemaakt.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2. ten laste gelegde;
  • veroordeling voor het onder 1. en 3. ten laste gelegde;
  • oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
  • oplegging van de bijzondere voorwaarde van een omgevingsverbod "de Weaze";
  • tenuitvoerlegging van de op 26 juli 2011 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.

Beoordeling van het bewijs

Feit 1
De raadsman heeft gesteld dat enkel kan worden bewezen dat verdachte tweemaal, te weten op de data 14 mei 2012 en 25 mei 2012, in verdovende middelen heeft gehandeld. Het betrof hier [naam afnemer 1] en [naam afnemer 2]. Ten aanzien van de overige gestelde transacties kan naar de stelling van de raadsman niet worden bewezen dat er in cocaïne of heroïne is gehandeld, aangezien ofwel in het geheel geen verdovende middelen in beslag zijn genomen, ofwel de inbeslaggenomen middelen niet zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
De rechtbank is van oordeel dat er gelet op de inhoud van de afgelegde gebruikersverklaringen, de uitslagen van de narco-testen en de NFI-onderzoeken, in onderlinge samenhang bezien, voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte in de periode van 1 maart 2012 tot en met 25 juni 2012 in cocaïne en heroïne heeft gehandeld. De omstandigheid dat niet van elke transactie middels een NFI-onderzoek is vastgesteld dat het telkens heroïne dan wel cocaïne betrof, doet hieraan niet af.
Feit 2:
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het primair dan wel subsidiair onder 2. ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van voornoemd feit.
Feit 3
De raadsman heeft bepleit dat het urineren in een ophoudkamer niet het onbruikbaar maken van voornoemde verblijfsruimte oplevert, aangezien de ruimte met een snelle en korte handeling weer in gebruik kan worden genomen. Derhalve dient vrijspraak van het onder 3. ten laste gelegde feit te volgen, aldus de raadsman.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat de ophoudkamer door het urineren aldaar gedurende enige tijd onbruikbaar wordt gemaakt voor zijn bestemming. Totdat deze ruimte is gereinigd, kan uit hygiënisch oogpunt niemand verblijven in het met urine bevuilde vertrek. De omstandigheid dat de bestemming van de ruimte eenvoudig kan worden hersteld, maakt dit niet anders, nu niet vereist is dat blijvende schade is toegebracht.
De verdachte heeft voorts naar voren gebracht dat hij ondanks een verzoek daartoe aan de arrestantenverzorgers niet in de gelegenheid werd gesteld om op de wc te plassen. In verband met pijn in zijn blaas, moest hij toen zijn urine wel laten lopen. Voor zover de verdachte hiermee heeft willen betogen dat hij niet wederrechtelijk heeft gehandeld, overweegt de rechtbank dat uit het proces-verbaal van politie niet volgt dat verdachte enig verzoek tot een toiletbezoek heeft gedaan. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 3. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 25 juni 2012 op diverse data en tijdstippen te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 11 september 2012 te Leeuwarden in het bureau van politie gevestigd aan of bij de Holstmeerweg opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudkamer (nummer 1) van het arrestantencomplex, geheel of ten dele toebehorende aan de politie Fryslân, onbruikbaar heeft gemaakt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
De voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
3.
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
  • de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
  • de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
  • de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie;
  • de vordering van de officier van justitie;
  • het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dealen van heroïne en cocaïne gedurende ongeveer vier maanden. Daarnaast heeft hij een politiecel tijdelijk onbruikbaar gemaakt door er in te plassen.
Harddrugs als heroïne en cocaïne leveren onaanvaardbare risico's voor de volksgezondheid op. Detailhandel in heroïne en cocaïne, zoals verdachte bedreef, houdt daarnaast een crimineel circuit van import en tussenhandel in stand dat overlast en schade voor de maatschappij veroorzaakt. Verdachte verkocht deze harddrugs aan gebruikers in het Weaze-gebied van Leeuwarden, waar veel overlast wordt ondervonden van dergelijke praktijken. Plassen in een cel is niet alleen hinderlijk omdat de cel enige tijd niet te gebruiken is, maar ook vies voor degene die het moet opruimen.
Op grond van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting zou voor dealen gedurende een dergelijke periode een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op zijn plaats zijn. Een strafverzwarende omstandigheid is dat verdachte aanzienlijke recidive heeft op het gebied van de Opiumwet. Hij werd al in 2002 voor het eerst tot gevangenisstraf veroordeeld, en sindsdien is hij bijna elk jaar met justitie in aanraking geweest voor feiten met betrekking tot de Opiumwet. Daarnaast is hij ook vele malen voor andersoortige feiten veroordeeld: zijn strafblad beslaat 13 pagina's.
Verdachte heeft noch aan de reclassering, noch ter zitting inzicht willen geven in zijn persoonlijke omstandigheden, zodat de rechtbank met eventuele positieve aspecten daarvan geen rekening kan houden bij de straftoemeting.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie past bij deze feiten en deze verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook een gevangenisstraf van 12 maanden opleggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en een gebiedsverbod voor het Weaze-gebied tijdens die proeftijd. Ook zal een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken ten uitvoer worden gelegd.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 26 juli 2011, gewezen door de politierechter van de rechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 10 augustus 2011. Bij vordering d.d. 6 december 2012 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1. en 3. bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd vonnis van 26 juli 2011 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14g, 56, 57, 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1.
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich niet zal ophouden in het zogenoemde 'Weaze-gebied' te Leeuwarden, bestaande uit de Peperstraat vanaf de Wirdumerdijk tot en met de brug naar de Berlikumermarkt, de Berlikumermarkt,de Oude Oosterstraat vanaf de Berlikumermarkt tot en met de kruising met de Ossekop, de Ossekop vanaf de Oude Oosterstraat tot en met de kruising met het Zwitserswaltje, het Zwitserswaltje, het Blokhuisplein, de Nieuweweg, de Wirdumerpoortsdwinger en de Wirdumerdijk vanaf de Willemskade tot en met de kruising met de Peperstraat, inclusief het volledige gebied dat door de genoemde straten en pleinen wordt omsloten.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/112950-11:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 26 juli 2011, te weten: twee weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. P.F.E. Geerlings en mr. H.H.J. Harmeijer, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2013.
Mr. Harmeijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Geerlings
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Dijkstra
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880312-12
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/112950-11
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 22 januari 2013
Tegenwoordig:
mr. M. Brinksma, voorzitter,
mr. P.F.E. Geerlings en mr. H.H.J. Harmeijer, rechters,
mr. E. Jepkema, officier van justitie en
mr. A. Dijkstra, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [naam P.I.].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig P.W. Szymkowika, advocaat te Maastricht.
……
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 5 februari 2013 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.