ECLI:NL:RBNNE:2013:5097

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2013
Publicatiedatum
26 augustus 2013
Zaaknummer
18/670497-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met levensgevaarlijke verwondingen door messteek

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zijn bovenbuurman op 8 november 2012 met een mes levensgevaarlijk verwondde. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een confrontatie met de buurman, met een mes zwaaiende bewegingen maakte, wat leidde tot ernstige verwondingen bij het slachtoffer. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een kortere onvoorwaardelijke straf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf, waarvan één jaar voorwaardelijk, en een klinische behandeling van maximaal 18 maanden in een psychiatrische instelling. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een verbod op contact met het slachtoffer en het gebruik van verdovende middelen. De benadeelde partij, het slachtoffer, kreeg een schadevergoeding van € 5.039,00 toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/670497-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
22 augustus 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
[geboortedatum],
thans preventief gedetineerd in PI HvB Te Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
21 februari 2013, 16 mei 2013 en 8 augustus 2013.
De verdachte is verschenen en bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 november 2012, in de gemeente Groningen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, en
al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer]van het leven te beroven,
met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in
de nek/hals en/of hoofd en/of de borst heeft gestoken/geneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 november 2012, in de gemeente Groningen,
aan een persoon (te weten [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (meerdere steek/snijwonden in het
gezicht en/of halsstreek en/of borst), heeft toegebracht, door deze
opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer]
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek/hals
en/of hoofd en/of de borst te steken en/of te snijden;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 8 november 2012, in de gemeente Groningen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer]opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm
beraad en rustig overleg, die [slachtoffer]met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp, in de nek/hals en/of hoofd en/of de borst heeft
gestoken/geneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte van de ten laste gelegde poging tot moord dient te worden vrijgesproken nu er geen sprake is van kalm beraad en rustig overleg.
De officier van justitie heeft voorts het standpunt ingenomen dat het onder 1 primair ten laste gelegde, poging tot doodslag, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Zij heeft daartoe naar voren gebracht dat verdachte door met een mes zwaaiende bewegingen rond en voor het hoofd, het gezicht en tegen de hals te maken, het risico op het dodelijke gevolg op de koop toe nam. Voorwaardelijk opzet op de dood is daarmee te bewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij verdachte geen sprake was van kalm beraad en rustig overleg en verdachte dient derhalve van dit deel van het ten laste gelegde vrij gesproken te worden.
Ten aanzien van het onder primair ten laste gelegde, poging tot doodslag, heeft de raadsman betoogd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever heeft gehad. Verdachte heeft met een mes in zijn hand zwaaiende bewegingen gemaakt om aangever op afstand te houden. Aangever heeft vervolgens aan paar passen naar voren gedaan waardoor hij geraakt werd door het mes.
Gelet op voorgaande dient verdachte van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Naar de mening van de raadsman kan het subsidiair ten laste gelegde, de zware mishandeling, wettig en overtuigend worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting van 8 augustus 2013 afgelegd, zakelijk weergegeven:
Mijn bovenbuurman maakte lawaai en ik ben vervolgens naar boven gegaan om hem hierover aan te spreken. Ik belde aan en hij deed de deur open.
De buurman ging vlak voor mij staan en riep: "wat moet je van mij". Dat riep hij wel drie keer.
Ik pakte vervolgens uit mijn broekzak het mes en klapte het open.
Ik ben dicht voor hem gaan staan en heb met het mes in mijn hand kruislings zwaaiende bewegingen voor zijn gezicht gemaakt.
Ik schrok toen ik ineens bloed uit zijn hals zag stromen.
Nadat mijn vriendin de politie had gebeld heb ik hen verteld dat ik mijn buurman had gestoken met een mes.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 12 november 2012, opgenomen op pagina 70 e.v. van dossier nr. 2012113110 d.d. 3 december 2012, inhoudende de verklaring van aangever,
zakelijk weergegeven:
Op 8 november 2012 omstreeks 01:15 uur werd er aan mijn voordeur gebeld. Ik heb mijn voordeur geopend en zag de onderbuurman, samen met zijn vriendin, in de gang staan. Ik probeerde vervolgens weer de voordeur dicht te doen, echter zij hield dat tegen. Hierna werd ik door hem naar buiten getrokken.
Toen ik in de hal stond, zag ik dat hij mij wilde slaan. Hierna heeft hij mij achteruit geduwd. Ik weet niet hoe vaak hij mij geslagen heeft. Op een gegeven moment loopt hij weer weg en ik zie en voel het spuiten.
Ik voelde dat het warm werd en overal spoot bloed uit.
Hij heeft mij meerdere keren aan de linkerzijkant van mijn gezicht/linkerzijde van de kaak geraakt.
Later vernam ik in het ziekenhuis dat ze mij 4 liter bloed hebben moeten toedienen.
Een schriftelijk stuk als los document opgenomen in voornoemd dossier inhoudende een geneeskundige verklaring d.d. 28 november 2012, opgemaakt door dr. E.F.M. Veldhuis,chirurg, zakelijk weergegeven:
Uitwendig waargenomen letsel:
1. Wond bij onderkaak, 15 cm, met bloeding;
2.
Wond voor linkeroor, 2 cm;
3.
Wond boven linkeroor, 3 cm;
4.
Wond t.p.v. 6e rib links midden.
Betrokkene is geopereerd, bloedend vat gehecht en wonden behandeld.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 8 november 2012, opgenomen op pagina 86 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigeverklaring van [getuige] zakelijk weergegeven:
Op 08 november 2012 rond 01:15 uur zag ik [verdachte](de rechtbank begrijpt: verdachte) opstaan en naar buiten lopen. Ik hoorde dat [verdachte]zei: "nu is het afgelopen, ik ga nu naar boven".
Wij zijn dus samen naar boven gelopen en [verdachte]heeft bij [slachtoffer] ( de rechtbank begrijpt: aangever) aangebeld. Toen [slachtoffer] de deur open deed hoorde ik dat hij zei:"jullie moeten ophouden en bij mij uit de buurt blijven." Vervolgens wilde hij de deur dichtgooien.
Ik zag en hoorde aan [verdachte]dat hij steeds bozer werd. Ik zag dat [verdachte][slachtoffer] vastgreep bij zijn shirt, ter hoogte van de borst en dat [verdachte]vervolgens uithaalde naar het hoofd van [slachtoffer].
Ik ben naar beneden gelopen om de politie te bellen, want ik voelde dat het uit de hand gelopen was.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 8 november 2012, opgenomen op pagina 95 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigeverklaring van [getuige], zakelijk weergegeven:
Ik hoorde dat er geschreeuwd werd.
Ik heb toen de voordeur opengedaan om te kijken wat er aan de hand was.
Ik zag dat [slachtoffer] door de man die beneden woont tegen de muur werd gedrukt. De man stortte zich vol op [slachtoffer]. Ik zag dat [slachtoffer] zijn hand tegen zijn nek deed. Ik zag allemaal bloed. Ik zag allemaal bloed op de gang. De man die [slachtoffer] aanviel woont dus beneden mij.
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 8 november 2012, opgenomen op pagina 14-15 van voormeld dossier inhoudende de relatering van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, troffen op de eerste verdieping een man aan die midden in de gang op een stoel zat. In de gang lag een behoorlijke hoeveelheid bloed.
Ik, derde verbalisant, zag dat het slachtoffer een diepe lange snee over de linkerzijde van zijn halsstreek had. Ik zag dat het een diepe, gapende snee was die van het linkeroor tot aan de adamsappel liep. Ik zag dat het slachtoffer meerdere sneeën in het gelaat had, onder andere een snee over zijn neus, en een snee boven zijn linkeroor.
Hierop heb ik aangebeld en zag dat de deur werd geopend door een man, verdachte. Deze verklaarde hiernaar gevraagd dat er iets in hem was geknapt en dat hij zodoende tot zijn daad was gekomen. Ik zag dat de man bloedvlekken op zijn kleding had en ook op zijn hand.
Met betrekking tot hetgeen hiervoor is weergegeven overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er geen sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg en verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Voor de vraag of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever is van belang of verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever dodelijk zou verwonden met het mes.
Verdachte heeft de confrontatie met aangever opgezocht en tijdens deze confrontatie heeft verdachte in een opwelling een mes ter hand genomen.
Verdachte heeft, terwijl hij dicht bij aangever stond, met het mes in zijn hand kruiselingse, zwaaiende bewegingen gemaakt, gericht op het gezicht van aangever.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de uiterlijke omstandigheid -het dicht bij aangever staan en het maken van zwaaiende bewegingen met een mes in de hand gericht op het gezicht van aangever- de aanmerkelijke kans bestond dat aangever door het handelen van verdachte dit met de dood had moeten bekopen, waarvan verdachte zich bewust is geweest.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zijn handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangever dodelijk zou kunnen verwonden.
De verklaring van verdachte dat aangever naar hem toen kwam lopen waardoor hij geraakt werd door het mes, wordt naar het oordeel van de rechtbank door de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen weersproken.
Gelet op hetgeen is overwogen verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman ten aanzien van het ontbreken van voorwaardelijk opzet en is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde, in de vorm van poging tot doodslag, heeft begaan.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten last gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij op 8 november 2012, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer]van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer]met een mes, in de nek/hals en hoofd en de borst heeft gestoken/geneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het feit

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 11 maart 2013, opgemaakt door W.G. Mulder, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 5 maart 2013, opgemaakt door H.A. Feringa, klinisch psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte sprake is van een complexe problematiek. Gerelateerd aan de beperkte intellectuele vaardigheden, de verslavingsproblematiek en de psychose is er sprake van inadequate copingstrategieën.
Ten tijde van het ten laste gelegde waren deze stoornissen aanwezig.
Om die reden adviseert psychiater Mulder verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten en wordt door psycholoog Feringa geadviseerd verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Ter zitting van 8 augustus 2013 heeft psychiater Mulder zijn rapport bevestigd en nader toegelicht.
De rechtbank kan zich met de conclusies van beide rapporteurs verenigen en neemt deze over.
Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de onderbouwing zoals opgenomen in de beide rapportages alsmede de mondelinge toelichting ter terechtzitting, het bewezenverklaarde aan verdachte in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals (onder meer) opgenomen in het reclasseringsrapport d.d. 6 augustus 2013, welke voorwaarden ter zitting van 8 augustus 2013 door de reclasseringsmedewerker, de heer Nijboer, mondeling zijn aangevuld, inhoudende:
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland;
- dat veroordeelde verplicht is zich te melden bij de reclassering, zolang en zo frequent als de reclassering dat tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
- dat verdachte aansluitend aan zijn detentie meewerkt aan een klinisch behandeltraject bij de FPA de Cederborg te Zuidlaren (of een vergelijkbare instelling) zolang de reclassering en/of zijn behandelaars dat nodig voor de duur van maximaal 24 maanden. Indien de reclassering en/of zijn behandelaars dat nodig achten dient verdachte na zijn klinische opname mee te werken aan ambulante behandeling;
- een verbod op het gebruik van verdovende middelen en/of alcohol indien en zolang de reclassering dit nodig acht en de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloed- of urineonderzoeken;
- een verbod om gedurende de duur van de proeftijd op enigerlei wijze contact te zoeken met het slachtoffer de heer [slachtoffer]
Bij haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het feit dat het slachtoffer nog dagelijks wordt geconfronteerd met deze uitermate traumatische gebeurtenis en de blijvende gevolgen daarvan. Sinds de aanval voelt hij zich niet meer veilig in zijn eigen huis en hebben de aanval en de gevolgen daarvan hem psychisch geknakt.
De officier van justitie houdt voorts rekening met de conclusies van het psychiatrisch en het psychologisch rapport en ten aanzien van de toerekenbaarheid acht de officier van justitie verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - gelet op zijn standpunt ten aanzien van de bewijsvraag - primair gepleit voor een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf die een periode van 1 jaar niet zal overschrijden met daarnaast een voorwaardelijk deel met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie geëist.
Subsidiair heeft de raadsman, voor het geval de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen mocht achten, aangegeven zich niet tegen de strafeis van de officier van justitie te verzetten en zich in zoverre gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door aangever, in de omgeving waarin hij zich veilig moet kunnen voelen, te weten bij zijn eigen woning, ernstig te verwonden met een mes.
Verdachte is naar de woning van zijn bovenbuurman, het latere slachtoffer, gegaan om een eind te maken aan de (vermeende) geluidsoverlast die hij van zijn bovenbuurman ondervond. Verdachte heeft de confrontatie opgezocht en heeft vervolgens het bewezenverklaarde gepleegd. Het is aan het toeval te danken dat het slachtoffer de aanval van verdachte met het mes heeft overleefd.
Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft hij geen enkel respect getoond voor de veilige leefomgeving van het slachtoffer.
Het slachtoffer is op de dag van vandaag angstig in zijn eigen huis en wordt nog dagelijks geconfronteerd met de lichamelijke en psychische gevolgen van deze gebeurtenis, zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring.
Een dergelijk ernstig feit rechtvaardigt in beginsel een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur.
De rechtbank neemt bij het opleggen van de straf in aanmerking de inhoud van de voormelde deskundige rapportages.
Uit de rapportages blijkt dat gezien de nog altijd bestaande waan in relatie tot de bij verdachte geconstateerde emotionele en cognitieve kwetsbaarheid alsmede de inadequate copingstrategieën zoals middelengebuikt, en agressie, het niveau van recidivegevaar hoog is Gelet daarop is een klinische behandeling geïndiceerd.
Gelet op vorenstaande adviseren de deskundigen een klinische behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek of op een forensisch psychiatrische afdeling waar vervolgens de diagnostiek verder kan worden uitgewerkt.
Gezien verdachtes niveau en de complexiteit en ernst van de problematiek is na een behandeling een zorgvuldig en langdurig resocialisatietraject gewenst om delictrecidive blijvend te voorkomen.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies d.d. 6 augustus 2013 welk advies te ter zitting van 8 augustus 2013 nader is toegelicht.
De reclassering geeft aan zich aan te sluiten bij de adviezen van de psycholoog en de psychiater en gelet op de directe samenhang van de psychiatrische problematiek met het criminele gedrag van verdachte wordt een klinische behandeling in de FPA de Cederborg te Zuidlaren geadviseerd.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte niet recent met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat er veel belang dient te worden gehecht aan de behandeling/begeleiding van verdachtes problematiek, zodat het plegen van feiten zoals ten laste gelegd en bewezen verklaard in de toekomst wordt voorkomen.
Gelet op bovenstaande zal de rechtbank het behandeladvies van de deskundigen overnemen.
Alles overwegend en rekening houdend met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van nader te noemen duur passend en geboden is.
De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, mede om daaraan de bijzondere voorwaarden, zoals geëist door de officier van justitie, te koppelen met dien verstande dat de rechtbank zal bepalen dat verdachte klinisch behandeld zal worden voor de duur van maximaal 18 maanden of zoveel korter als de behandelaars in overleg met de reclassering wenselijk achten.

Vordering van de benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [slachtoffer] wonende te [adres]
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van
€ 5.039,00 zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36b, 36c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op
drie jarengestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op 3 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- de veroordeelde geen medewerking verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
- dat veroordeelde verplicht is zich te melden bij de reclassering zolang en zo frequent als de reclassering dat tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde aansluitend aan zijn detentie zich ten behoeve van zijn problematiek klinisch zal laten behandelen in de FPA de Cederborg te Zuidlaren of een door de reclassering aan te wijzen soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal 18 maanden of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering wenselijk achten.
Indien de reclassering en/of zijn behandelaars dat nodig achten dient verdachte na zijn klinische opname, mee te werken aan ambulante behandeling;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van verdovende middelen en/of alcohol en de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloed- of urineonderzoeken;
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer, de heer [slachtoffer]
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beslag

Verklaart ontrokken aan het verkeer:
- een mes van het merk Redfox.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer],wonende te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 5.039,00
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 5.039,00 ten behoeve van de benadeelde partij.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.039,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en M.J.B. Holsink, rechters in tegenwoordigheid van J.H. van Scharrenburg, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2013.