ECLI:NL:RBNNE:2013:6328

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
18 oktober 2013
Zaaknummer
C17/128124/KG RK 13-296
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter mr. J.E. Biesma in civiele procedure

In deze zaak heeft verzoekster [A] een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.E. Biesma, de rechter die de comparitie van partijen leidde in een aanhangige civiele procedure tussen ISNA BV en [A]. Tijdens de comparitie op 6 juni 2013 bleek dat [A] de conclusie van antwoord in reconventie niet had ontvangen. Ondanks haar bezwaren besloot mr. Biesma de comparitie voort te zetten en stelde hij vragen aan [A]. Tevens gelastte hij een deskundigenonderzoek, wat leidde tot de wrakingsprocedure. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat mr. Biesma handelde binnen zijn bevoegdheden en de wrakingsgronden niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid of partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, maar dat [A] in dit geval toch ontvankelijk was. De wrakingskamer benadrukte dat het middel van wraking niet bedoeld is om te ageren tegen procedurele beslissingen van de rechter. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd op 12 juli 2013 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Leeuwarden
Wrakingskamer
Zaak-/rekestnummer: C/17/128124 / KG RK 13-296
Uitspraak ex artikel 39 Rv van 12 juli 2013
van de meervoudige wrakingskamer, inzake het op 1 juli 2013 door:
[A],
wonende te[woonplaats],
verzoekster tot wraking,
hierna te noemen: [A],
ingediende verzoek tot wraking van mr. J.E. Biesma, rechter in deze rechtbank.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij deze rechtbank is onder zaaknummer C/17/418907 / CV EXPL 13-565 een dagvaardingsprocedure aanhangig tussen de besloten vennootschap ISNA BV als eiser en [A] als gedaagde.
1.2.
Op 6 juni 2013 heeft in voormelde procedure een comparitie van partijen plaatsgevonden ten overstaan van mr. Biesma.
1.3.
Bij brief van 1 juli 2013, bij de rechtbank ingekomen op 2 juli 2013, heeft [A] de wraking verzocht van mr. Biesma.
1.4.
Mr. Biesma heeft de wrakingskamer op 5 juli 2013 schriftelijk meegedeeld niet in de wraking te berusten. Tevens heeft hij zijn standpunt over het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt.
1.5.
Op 9 juli 2013 is het wrakingsverzoek ter zitting behandeld door de meervoudige wrakingskamer. [A] heeft haar verzoek nader toegelicht. Ook heeft zij geregeerd op het standpunt van mr. Biesma.
1.6.
De uitspraak is op heden bepaald.

2.De standpunten van partijen

- het standpunt van [A]

2.1.
[A] baseert haar wrakingsverzoek - samengevat - op een drietal gronden. (a.) [A] stelt allereerst dat tijdens de comparitie bleek dat zij de conclusie van antwoord in reconventie van de wederpartij (verder: de conclusie) niet had ontvangen.
[A] meent dat mr. Biesma de comparitie op dat moment had moeten beëindigen. In elk geval had mr. Biesma de behandeling moeten schorsen om na te gaan of de conclusie door de griffie aan haar was verstuurd. Mr. Biesma koos er echter voor om de comparitie voort te zetten. Aanvankelijk stelde mr. Biesma voor dat de gemachtigde van eiser de conclusie zou voorlezen. Vervolgens zou [A] ter zitting de gelegenheid krijgen tot het geven van een reactie. Na protest van [A], opperde mr. Biesma de mogelijkheid dat de gemachtigde van eiser de conclusie zou toelichten. Ook in dat voorstel kon [A] zich niet vinden. Door de handelwijze van mr. Biesma voelde [A] zich in een zwakke verdedigingspositie gemanoeuvreerd. (b.) Daarnaast stelt [A] dat de vragen die mr. Biesma stelde vooral aan haar waren gericht. In dat kader merkte mr. Biesma op dat er de nodige tegenstrijdigheden zaten in de processtukken van partijen. [A] had hierdoor direct het gevoel dat mr. Biesma vooringenomen was. (c.) Tot slot bepaalde mr. Biesma dat een onafhankelijke deskundige nader onderzoek moest verrichten. Dit terwijl [A] al een deskundige had ingeschakeld. Mr. Biesma gaf daarnaast aan dat [A] de kosten van dit onderzoek zou moeten dragen, als de uitkomst daarvan zou afwijken van het door haar overgelegde rapport. Ook uit die opmerking blijkt volgens [A] de vooringenomenheid van mr. Biesma.
- het standpunt van mr. Biesma
2.2.
Volgens mr. Biesma dient het wrakingsverzoek te worden afgewezen omdat het niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ingediend. Daarnaast heeft mr. Biesma het volgende aangevoerd. Tijdens de comparitie heeft hij aan [A] een aantal vragen gesteld. Omdat [A] aanvankelijk geen antwoord wilde geven, heeft hij uitgelegd dat zijn vragen bedoeld waren om inzicht te krijgen in de feiten en omstandigheden. Vervolgens bleek dat [A] de conclusie mogelijk niet had ontvangen. Op voorstel van de advocaat van de wederpartij is besloten om de conclusie puntsgewijs te behandelen. Vervolgens zou [A] daarop - zo nodig schriftelijk - mogen reageren. Tegelijkertijd is besloten de comparitie voort te zetten om zo veel mogelijk zaken alvast te bespreken. Daaruit vloeide voort dat er, in overleg met partijen, een onafhankelijke deskundige diende te worden benoemd. In antwoord op een vraag van [A] heeft mr. Biesma aangegeven dat de kosten voor rekening van de in de ongelijk te stellen partij komen. Van beschuldigingen en verwijten aan het adres van [A] is geen sprake geweest. Wel heeft hij benadrukt dat medewerking van [A] in het belang was voor haar zaak. [A] zou dat als vermanend hebben kunnen ervaren, aldus nog steeds mr. Biesma.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt worden gewraakt indien sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn.
Dit is slechts anders als zich uitzonderlijke - door verzoeker aan te voeren - omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens één van partijen een vooringenomenheid koestert, tenminste dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Verder bepaalt artikel 37 Rv dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Met inachtneming van voormelde criteria overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.2.
De door [A] in haar wrakingsverzoek gestelde feiten en omstandigheden waren al tijdens de comparitie van 6 juni 2013 bekend. Het had dan ook voor de hand gelegen dat [A] tijdens of kort na die zitting haar verzoek zou hebben ingediend. De wrakingskamer acht het echter begrijpelijk dat het formuleren en indienen van een wrakingsverzoek enig beraad vergt. Dit geldt te meer nu [A] haar eigen verdediging voert in de hoofdzaak. Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft [A] in dit geval haar verzoek dan ook tijdig ingediend, zodat [A] daarin zal worden ontvangen. De wrakingskamer zal hierna de door [A] aangedragen gronden voor haar wraking van mr. Biesma afzonderlijk bespreken.
(a) de conclusie
3.3.
Mr. Biesma had als kantonrechter de leiding over het onderzoek tijdens de comparitie en bepaalde de orde van die zitting. In die hoedanigheid is het aan hem om te bepalen hoe wordt omgegaan met de mogelijkheid dat [A] de conclusie niet had ontvangen. Naar het oordeel van de wrakingskamer is echter het standpunt van [A] dat mr. Biesma - in elk geval - de comparitie had moeten schorsen, begrijpelijk. Het enkele feit dat mr. Biesma haar verzoeken op dat punt niet heeft gehonoreerd, brengt daarentegen niet mee dat er sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid of partijdigheid van mr. Biesma. Zijn besluit moet immers worden aangemerkt als een beslissing van procedurele aard. Het middel van wraking is niet bedoeld om daartegen te ageren. Als [A] meent dat zij door de beslissing van mr. Biesma onredelijk in haar verdedigingsbelang is geschaad, heeft zij te zijner tijd de mogelijkheid om zulks in hoger beroep aan de orde te stellen. Overigens blijkt uit het proces-verbaal van de zitting dat [A] alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld tot het geven van een nadere schriftelijke reactie. Ook in dat licht bezien is de wrakingskamer van oordeel dat van vooringenomenheid of partijdigheid van mr. Biesma op dit punt niet is gebleken.
(b) de gang van zaken tijdens de comparitie
3.4.
De wrakingskamer overweegt dat het doel van een comparitie kan zijn het beproeven van een schikking, het verkrijgen van inlichtingen en het overleggen met partijen over het vervolg van de procedure. Vaak wordt een comparitie gelast met het oog op alle drie de doeleinden. In dat licht bezien, ligt het voor de hand dat mr. Biesma tijdens de comparitie diverse vragen aan partijen - en wellicht aan [A] in het bijzonder - heeft gesteld om een beter inzicht te krijgen in de feiten en omstandigheden.
Dat [A] vindt dat het antwoord op de aan haar gestelde vragen voor het merendeel is te vinden in haar processtukken, maakt dat niet anders. Resteert het gegeven dat [A] vindt dat mr. Biesma haar vermanend heeft toegesproken. Ook dat rechtvaardigt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, geen andere beslissing. Zowel in haar verzoekschrift als tijdens de wrakingszitting heeft [A] immers erkend dat zij een deel van de vragen van mr. Biesma overbodig vond. In dat licht bezien acht de wrakingskamer het begrijpelijk dat mr. Biesma [A] heeft gemaand tot het geven van antwoord. De omstandigheid dat [A] dat als vermanend heeft ervaren, vormt naar het oordeel van de wrakingskamer geen aanwijzing van vooringenomenheid of partijdigheid van mr. Biesma. Op grond van het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat ook deze wrakingsgrond geen doel treft.
(c) de deskundigenrapportage
3.5.
Mr. Biesma heeft tijdens de comparitie beslist dat een onafhankelijke deskundige nader onderzoek dient te verrichten. Ook voor die beslissing geldt dat deze van procedurele aard is. Het middel van wraking is niet bedoeld om daar tegen te ageren. Daarbij is het in civiele procedures gebruikelijk dat de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van het deskundigenonderzoek. Dat mr. Biesma dat tijdens de comparitie heeft opgemerkt, is dan ook niet ongebruikelijk. Daarmee is de wrakingskamer ook op dit punt van oordeel dat niet is gebleken van vooringenomenheid of onpartijdigheid van mr. Biesma.
3.6.
Op grond van het vorenstaande zal de wrakingskamer het wrakingsverzoek van [A] afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak kan worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [A], mr. Biesma en de besloten vennootschap ISNA B.V.
Deze uitspraak is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, mr. A. Van der Meer en mr. P.F.E. Geerlings, bijgestaan door mr. J. Zomer als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.
(
fn:505)