ECLI:NL:RBNNE:2013:6444

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2013
Publicatiedatum
24 oktober 2013
Zaaknummer
18/830521-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord in Marum met een gevangenisstraf van 18 jaar

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 10 juli 2012 in Marum betrokken was bij de moord op [slachtoffer 1], heeft de rechtbank Noord-Nederland op 24 oktober 2013 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van moord en diefstal van een Chrysler Voyager. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] verantwoordelijk was voor de dood van [slachtoffer 1]. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte], die gedetailleerd beschreef hoe de moord was gepleegd, en op ondersteunend bewijs van getuigen. De verdachte had de moord voorbereid door wapens te leveren en informatie te verstrekken aan [medeverdachte]. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van opzet op de dood en voorbedachte raad, en dat de verdachte een grote rol had gespeeld in de uitvoering van de moord. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 18 jaar, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en wees de vordering van de officier van justitie toe, die een lange gevangenisstraf had geëist. De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld, zonder dat de verdachte in zijn verdediging is geschaad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830521-12
op tegenspraak
raadsman: mr. E. van der Meer
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 oktober 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in de P.I. Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
10 december 2012, 8 maart 2013, 3 juni 2013, 26 augustus 2013, 26 september 2013 en
10 oktober 2013.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juli 2012 in de gemeente Marum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen die [slachtoffer 1] een kogel in de borstkas, althans in het lichaam, geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 10 juli 2012 in de gemeente Marum opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd, immers heeft die [medeverdachte] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen die [slachtoffer 1] een kogel in de borstkas, althans in het lichaam, geschoten,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
welk door [medeverdachte] begaan strafbaar feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 10 juli 2012 in de gemeente Zwolle, althans in de provincie Overijssel, en/of in de provincie(s) Friesland en/of Groningen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid, (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en), immers heeft verdachte (zakelijk samengevat)
- die [medeverdachte] benaderd en vervolgens aan die [medeverdachte] medegedeeld dat hij (verdachte) een klus voor hem ([medeverdachte]) had en/of dat een man (zijnde het slachtoffer [slachtoffer 1]) zijn vrouw/vriendin mishandelde en/of dat die man (in opdracht van die mishandelde vrouw en/of het slachtoffer zijn zwager - de broer van die vrouw-) om het leven gebracht moest worden en/of
- die [medeverdachte] gevraagd om het slachtoffer te doden en/of
- die [medeverdachte] 20.000,- euro of 15.000,- euro, althans een (aanzienlijk) geldbedrag, in het vooruitzicht gesteld en/of
- die [medeverdachte] (een) foto('s) van het slachtoffer verstrekt en/of
- die [medeverdachte] een of meer vuurwapens en/of munitie voor die wapens verstrekt en/of
- die [medeverdachte] gegevens omtrent het signalement en/of kleding van het slachtoffer en/of de gang van het slachtoffer naar het zwembad, waar hij (regelmatig) zwom, verstrekt en/of
- die [medeverdachte] in Marum het huis, waar het slachtoffer woonde, en/of de plaats, alwaar eerder vermeld delict diende plaats te vinden, en/of het zwembad getoond en/of
- die [medeverdachte] (overeenkomstig een tevoren met die [medeverdachte] gemaakte afspraak) vervoerd naar en/of van de auto die [medeverdachte] als vervoermiddel heeft gebruikt naar en van de plaats in de nabijheid van vermeld delict;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 10 juli 2012 in de gemeente Marum opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd, immers heeft die [medeverdachte] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen die [slachtoffer 1] een kogel in de borstkas, althans in het lichaam, geschoten,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 10 juli 2012 in de gemeente Zwolle, althans in de provincie Overijssel, en/of in de provincie(s) Friesland en/of Groningen, in elk geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, (een) middel(en) en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft door:
- die [medeverdachte] (een) foto('s) van het slachtoffer te verstrekken en/of
- die [medeverdachte] een of meer vuurwapens en/of munitie voor die wapens te verstrekken en/of
- die [medeverdachte] gegevens omtrent het signalement en/of kleding van het slachtoffer en/of de gang van het slachtoffer naar het zwembad, waar hij (regelmatig) zwom, te verstrekken en/of
- die [medeverdachte] in Marum het huis, waar het slachtoffer woonde, en/of de plaats, alwaar eerder vermeld delict diende plaats te vinden, en/of het zwembad te tonen en/of
- die [medeverdachte] (overeenkomstig een tevoren met die [medeverdachte] gemaakte afspraak) te vervoeren naar en/of van de auto die [medeverdachte] als vervoermiddel heeft gebruikt naar en van de plaats in de nabijheid van vermeld delict;
2.
hij op of omstreeks 3 juli 2012 in de gemeente Oldebroek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op/vanaf een terrein aan de [adres 6] te Wezep heeft weggenomen een auto (merk Chrysler, gekentekend [kenteken 1]), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft daarbij aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] als betrouwbaar kan worden aangemerkt. [medeverdachte] heeft telkens open verklaard en hij heeft geen enkele reden om te liegen over de betrokkenheid van verdachte bij de moord. Verdachte zelf geeft geen aannemelijke reden voor de beschuldigingen van [medeverdachte] aan zijn adres. De verklaring van [medeverdachte] wordt voorts op cruciale punten ondersteund door overig bewijsmateriaal. Bovendien had hij daderwetenschap. Zo is de gebruikte auto, die erg herkenbaar is, gezien door een aantal getuigen op plekken waarvan ook [medeverdachte] aangeeft dat de auto daar is geweest. Deze auto is ook inderdaad gestolen bij een bedrijf in Wezep, zoals ook door [medeverdachte] is verklaard. Dat was volgens [medeverdachte] het idee van verdachte, die ook bij de diefstal aanwezig was. Verdachtes telefoon straalde op de dag van de diefstal een mast aan in Wezep. Het wapen zoals door [medeverdachte] omschreven, kan gebruikt zijn voor de moord, zo blijkt uit forensisch onderzoek. Het wapen is bovendien teruggevonden op de plek waarvan [medeverdachte] heeft gezegd dat hij het daar heeft weggegooid. Ook de gereden vluchtroute op de dag van de moord wordt bevestigd door getuigen en de vluchtauto is op die route uitgebrand aangetroffen, zoals [medeverdachte] heeft verklaard. Dat [medeverdachte] met een ander was, dat zou dan verdachte zijn, wordt ook bevestigd. Er is een getuige die bevestigt dat hij op de dag van de moord rond 7:00 uur de Chrysler hard ziet rijden, gevolgd door een Volvo. Op de carpoolplaats Frieschepalen ziet een andere getuige rond die tijd één van de inzittenden van een Volvo overstappen op een andere Volvo. Ondertussen blijkt de Chrysler op de parkeerplaats Trimunt in brand te staan. Alles conform de verklaring van [medeverdachte]. Deze verklaring moet dan ook gevolgd worden. Daar komt bij dat verdachte en [medeverdachte] op 9 en 10 juli samen waren. Verdachte heeft bovendien geen alibi. Zijn verklaring dat hij die ochtend heeft gezwommen en die nacht thuis heeft geslapen, wordt niet bevestigd. Dan is er nog de opvallende voertuigkeuze, de Chrysler. Verdachte rijdt graag in Chryslers. Uit de eerste reactie van verdachte op de beschuldiging dat hij de opdrachtgever van de moord is, blijkt dat hij er van uitgaat dat er sprake is van schieten, terwijl daarover nog niet is gesproken en hij zegt niets te weten van de moord. Ten slotte past de werkwijze bij die van verdachte. Hij zoekt beïnvloedbare mensen uit die het vuile werk voor hem opknappen. Dat is in dit geval ook gebeurd.
Er is sprake van opzet op de dood, nu de voorbereiding en uitvoering slechts waren gericht op één doel, het om het leven brengen van [slachtoffer 1]. Een vuurwapen is bij uitstek geschikt om dodelijk te verwonden. Ook was sprake van voorbedachte raad en is de rol van verdachte zodanig geweest dat kan worden gesproken van medeplegen. Verdachte heeft alles gepland en heeft medeverdachte [medeverdachte] van informatie en wapens voorzien en hem na de moord betaald, terwijl [medeverdachte] verantwoordelijk is voor de daadwerkelijke uitvoering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de gehele tenlastelegging. Verdachte heeft van begin af aan ontkend iets met de moord op [slachtoffer 1] te maken te hebben en is daar ook ter zitting bij gebleven. De enige verklaring waaruit de betrokkenheid van verdachte kan worden afgeleid, is die van medeverdachte [medeverdachte], die heeft bekend de moord te hebben gepleegd. Het bewijs kan echter niet worden gebaseerd op de verklaring van één getuige, ook al wordt die verklaring betrouwbaar en valide geacht. Voorzover [medeverdachte] verklaart over de betrokkenheid van verdachte bij de moord, kan deze informatie niet onderbouwd worden met ander bewijsmateriaal. [medeverdachte] verklaart over personen voor wie hij bang is, niet zijnde verdachte. Wellicht zitten deze personen, van wie hij de namen niet durft te noemen, achter de moord en heeft hij de naam [verdachte] enkel genoemd om die personen uit de wind te houden, ten koste van verdachte. Deze mogelijkheid is niet uit te sluiten, zeker niet nu het motief achter de moord onduidelijk is gebleven. De verklaring van [medeverdachte] over de betrokkenheid van verdachte wordt niet bevestigd door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], noch door die van [getuige 3]. Ook op andere punten blijkt de verklaring van [medeverdachte] niet te kloppen. Voor wat betreft het alibi van verdachte is de verklaring van [getuige 4], zijn ex-vriendin, belangrijk. Deze verklaart bij de politie weliswaar dat zij zeker weet dat verdachte in de nacht van 9 op 10 juli 2012 niet bij haar in huis heeft geslapen, zoals verdachte beweert, maar zij koppelt die datum aan de avondvierdaagse. De avondvierdaagse vond in Kampen echter niet in juli, maar in juni plaats. De telefoon van verdachte straalt bovendien zowel op 9 als op 10 juli masten in de omgeving van Kampen aan. Ook blijkt uit internetgebruik op de computer van verdachte, die zich in de woning aan de [adres 1] te Kampen bevond, dat verdachte op 10 juli daar aanwezig was. Uit dit alles blijkt dus dat niet is aangetoond dat de verklaring van verdachte over zijn verblijf aan de [adres 1] te Kampen in de nacht van 9 op 10 juli, onjuist is. Voor wat betreft het aantreffen van het contante geld en de contante aankoop van een chalet op 13 juli 2012 geldt dat dit niet uitzonderlijk grote bedragen zijn in de wereld waarin verdachte opereerde. Verdachte leefde van de kunst en de hennep en die handel gaat grotendeels in contanten. Geld van de verkoop van hennepoogsten wordt altijd ontvangen in bundels van 1000 euro in briefjes van 10, 20 of 50. Tot slot is niet uit te sluiten dat de zoekterm gebruiktewapens.nl is ingevoerd door een ander dan verdachte, nu het niet zijn computer betreft.
Ook voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde geldt dat deze verdenking enkel gestoeld is op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]. Er is geen steunbewijs voorhanden. Het enkele feit dat de telefoon van verdachte in de middag van 3 juli 2012 een mast heeft aangestraald in Wezep, is onvoldoende. Verdachte beweegt zich veel in de regio waarin ook Wezep ligt. Het is niet uit te sluiten dat verdachte op de A28 langs Wezep reed, en dat op dat moment de mast is aangestraald.
Kortom, aan het wettig bewijsminimum wordt niet voldaan, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Processen-verbaal, d.d. 30 augustus 2012, opgenomen vanaf pagina 2491 en 2498, d.d. 5 september 2012, opgenomen vanaf pagina 2523 en d.d. 1 oktober 2012, opgenomen vanaf pagina 2596 van dossier nummer 2012068332 d.d. 1 juli 2013, inhoudende de verklaringen van [medeverdachte], zakelijk samengevat en weergegeven:
[verdachte] had een auto zien staan in Wezep. Met een zwarte Volvo V70 zijn [verdachte] en ik naar [slachtoffer 2] in Wezep gereden. Ik heb daar een Voyager met Gensing stickers meegenomen.
Ongeveer een maand of anderhalve maand voordat die Voyager werd gestolen kwam [verdachte] bij mij om mij te vragen voor een klus. Hij wist dat ik geen geld had. [verdachte] had een klus voor mij waarmee ik geld kon verdienen. [verdachte] paaide mij volgens mij met een bedrag van 20.000 euro. Hij is met die klus en informatie en een foto bij mij aan gekomen. Op de foto die ik van [verdachte] had gekregen zat het slachtoffer op een crossmotor. Het slachtoffer had een groen pak aan. Zijn vriendin had ook doorgegeven aan [verdachte], die mij dat vertelde, dat hij een werkjasje, een soort warmtejasje droeg, kleur blauw met een logo er op. Deze informatie is door [verdachte] op een papiertje aan mij geleverd. Ze hebben mij twee wapens gegeven. Een semi-automatisch ding dat niet goed meer werkte en een revolver. Met ze bedoel ik [verdachte]. [verdachte] heeft de wapens bij mij thuis gebracht in een plastic zak met ducttape erom heen. Ook de munitie, de demper en het magazijn waren afzonderlijk verpakt.
Ongeveer 3 weken of 1 maand voor 10 juli 2012 ben ik voor het eerst in Marum geweest. Dat was met [verdachte]. Hij liet mij zien waar het slachtoffer woonde. De plaats waar het moest gebeuren liet [verdachte] mij ook zien. Op dat terrein stond een Dixie en een aanhangwagen. Dat was het terrein waar ik de auto heb neer gezet. Ook liet hij het zwembad en de bosjes zien. Dat was de plaats waar ik het slachtoffer op 10 juli heb neergeschoten. Ik ben in totaal 3 of 4 keer in Marum geweest. [verdachte] was daar steeds bij.
Ik heb die man daar bij dat zwembad doodgeschoten. Ik ben die dag met [verdachte] in twee Volvo's van [verdachte], een zwarte en een groene, naar Marum gereden. Ik heb mijn Volvo, de zwarte, bij Frieschepalen neergezet en ben toen bij [verdachte] ingestapt. We zijn toen naar de Voyager gegaan, die op een carpoolplek of camping stond. Ik kwam aanrijden met de Voyager en heb die neergezet. Om 6:55 uur kwam de man op de fiets de straat uit. Ik zat in de bosjes. Ik herkende hem van de foto. Toen het slachtoffer op een meter of 2/3 van mij was verwijderd ben ik uit de bosjes gestapt. Zo was het ook gepland. Ik schoot en hij fietste mij voorbij. Het leek of de kogels niets deden. Ik heb het pistool leeggeschoten. Vervolgens heb ik de revolver gepakt die in een kous zat. Bij het eerste schot met die revolver gebeurde er ook niets. Ik richtte met het laatste schot op hem. Toen hij ongeveer ter hoogte van de ingang van het kinderdagverblijf was, hoorde ik hem 'au' of 'eh' of iets dergelijks roepen. Ik heb hem geraakt in zijn romp. Wat er daarna gebeurd is, weet ik niet, want ik ben ogenblikkelijk weg gerend naar de auto toe. Ik ben toen via de Postdijk naar de parkeerplaats gereden waar de auto in brand is gestoken. Ik had die van tevoren bekeken. Ik wist waar ik heen moest. Ik was eerder met [verdachte] in Marum geweest op die parkeerplaats. [verdachte] wees mij toen die plek aan omdat de auto daar in de fik moest. Dat was een van de eerste keren dat ik in Marum was. [verdachte] was vlakbij die parkeerplaats. Hij reed achter mij aan. Ik stak de auto in de fik. De jerrycan met benzine stond er al. lk heb de jerrycan daar neer gezet toen ik daar samen met [verdachte] was. Dat moet diezelfde ochtend gebeurd zijn. lk gooide een scheut uit de jerrycan over de voorzijde van het interieur en heb toen de aansteker gepakt. Toen ik de zitting van de bestuurderszitplaats in brand stak met die aansteker, kwam er een grote steekvlam uit. Mijn gezicht stond ook in brand. [verdachte] zat op dat moment in de auto op het parkeerplaatsje aan de weg. Hierna ben ik naar [verdachte] toe gerend. Van de plek waar de auto is uitgebrand ben ik met [verdachte] in de auto naar de Volvo op de carpoolplaats Frieschepalen gegaan. lk ben vervolgens met [verdachte] naar Kampen gereden. lk ben vanaf daar met de rode Peugeot van [verdachte] naar huis gereden en heb deze neer gezet op de parkeerplaats nabij mijn woning. De kleding moest weg van [verdachte]. Ik heb de wapens weggegooid tussen Kampen en Zwolle aan de dijk in het moeras.
lk ben eerder in Marum geweest maar het liep niet zoals het moest, omdat ik te veel spanning had en er te veel mensen op straat waren.
Ik ben ook een keer met [getuige 3] (
dit betreft [getuige 3], toevoeging rechtbank) naar Marum geweest. Wij waren toen met de Ford Ka van [getuige 3]. Ik heb toen die Voyager in Marum op een terrein neergezet. Volgens mij had ik die Voyager eerst weggehaald bij de carpoolplaats bij Beetsterzwaag. Er was daar ook een camping.
Na vijf dagen tot een week kwam [verdachte] bij mij langs en toen gaf hij mij de helft van het geld. Dat was 14.700 euro volgens mij, want er moest dit en dat nog af. lk heb mijn schulden hiervan gedeeltelijk betaald, de huur tot januari 2013 en ik ben er van op vakantie geweest.
Ik heb een tattoo in mijn nek.
Ik heb geen geld aan [verdachte] geleend. Vanaf 2007 ben ik financieel helemaal naar de kloten gegaan, dus ik heb helemaal geen cent. Wij hadden 80 euro weekgeld.
Een sectierapport van het NFI d.d. 11 juli 2012, opgemaakt door dr. V. Soerdjbalie-Maikoe, arts en patholoog en M. Buiskool, arts en patholoog, als bijlage 1.9 gevoegd in map bijlage A van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Bij sectie op het lichaam van [slachtoffer 1] wordt het intreden van de dood zonder meer verklaard door verwikkelingen van uitwendig mechanisch perforerend geweld, passend bij 1 doorschot door de borstkas.
Een proces-verbaal d.d. 24 september 2012, opgenomen vanaf pagina 2780 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3], zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] is mijn buurman. Ik heb met hem een keer een MPV naar Marum gebracht. Dit was op een woensdag na de verjaardag van mijn vrouw op 30 juni 2012. Ik ben met [medeverdachte] in mijn Ford Ka richting Assen gereden. Ik was de bestuurder. We zijn naar een parkeerplaats nabij een camping, volgens mij in de buurt van Hoogeveen, gereden waar de auto stond. Het was een donkerblauwe kleur, parelmoer lak, met op de achterruit gele letters van een internetadres eindigend op .nl. Het merk zou een Chevrolet of Dodge kunnen zijn. Ik heb deze auto achteraf bezien herkend als de auto die op 10 juli in Marum in brand was gestoken. De MPV stond geparkeerd naast een gebouw op een grote parkeerplaats in Marum.
Een proces-verbaal d.d. 16 juli 2012, opgenomen vanaf pagina 1750 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 5], zakelijk weergegeven:
Zaterdagavond, 7 juli 2012 omstreeks 19:30 uur, ben ik met de hond een rondje om de sportvelden van Marum gaan lopen en kwam uit op het parkeerterrein bij de Sporthal. Het viel mij op dat er maar één auto op het parkeerterrein stond en wel in de hoek naast de ingang van het pad. Ik zag in die auto twee mannen zitten. De auto was parelmoer van kleur en had grote opvallende, goudkleurige, letters op de zijkant.
Een proces-verbaal d.d. 11 juli 2012, opgenomen vanaf pagina 1452 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 6], zakelijk weergegeven:
Op dinsdagochtend 10 juli 2012 ben ik op de fiets vertrokken vanaf mijn huis. Omstreeks 7:00 uur reed ik op de Postdijk toen ik achter mij een auto hoorde aankomen met hoge snelheid. Het was een paarsachtige auto, model Grand Voyager, op de achterkant stond Ging Cheng in gouden letters. De auto reed bij het viaduct over de A7 omhoog. Ik zag dat vanuit het doodlopende straatje Het Korige een auto kwam. Ik fiets hier elke ochtend en er komt praktisch nooit een auto uit dit straatje. Ik kan deze auto als volgt omschrijven: een Volvo station, oud model. De auto was groenkleurig. Ik had het idee dat de Volvo achter de paarsige Voyager aan reed. De Volvo reed er net zo snel achteraan. Ze reden samen het viaduct op. Ik fietste op de oprijlaan richting mijn ouders huis. Toen ik op driekwart van de oprijlaan was, zag ik rookpluimen. Ik ben in de bus gestapt en richting de rook gereden. Toen ik bij de parkeerplaats aan kwam, zag ik een auto in brand staan. Ik herkende de auto als de Voyager die ik heb beschreven.
Een proces-verbaal d.d. 4 oktober 2012, opgenomen vanaf pagina 2352 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 7], zakelijk weergegeven:
Ik stond op 10 juli 2012 's morgens kort na 7:00 uur op de carpoolplaats Frieschepalen te wachten op een collega. Er kwam toen een donkere Volvo stationcar, donkerblauw of donkergrijs, aan. Misschien een V70, maar dat weet ik niet zeker. Ik zag dat deze auto stopte achter een daar geparkeerd staande auto. De man die uitstapte was blank, stekelig haar, netjes gekleed, had een tatoeage op de rechterkant van zijn nek. De man met tatoeage liep naar de andere geparkeerd staande auto, ook een donkere Volvo stationcar, zelfde type en volgens mij ook dezelfde kleur. Hij stapte daarin. De eerste auto reed weg en ging de oprit richting Drachten op. De man met de tatoeage ging enkele seconden daarna ook weg en reed dezelfde kant op richting Drachten.
Een proces-verbaal d.d. 1 september 2012, opgenomen vanaf pagina 2653 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ken [medeverdachte] vanaf 2008/2009. Ik heb geloof ik drie weken geleden voor het laatst contact met hem gehad. Ik maak gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer].
Ik maak gebruik van een grijze Volvo V70. Die groene Volvo V70 is van [getuige 8]. Die auto heb ik laatst een keer gebruikt. Er was iets met de auto van [getuige 9]. Hij heeft deze in de verzekering gezet. Ik heb de auto een keer geleend.
V: [medeverdachte] is op 29 augustus 2012 aangehouden. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] in opdracht van jou heeft vermoord.
A: In opdracht van mij?
V: [medeverdachte] heeft hier veel details over gegeven, vandaar dat jij hier zit.
A: Dus ik heb tegen [medeverdachte] gezegd schiet die maar dood. Oh…fijn is dat.
Ik ken [slachtoffer 1] niet, ik heb er niets over gehoord of gelezen.
Een proces-verbaal d.d. 11 september 2012, opgenomen vanaf pagina 2144 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 8], zakelijk weergegeven:
Ik heb de groene Volvo van [verdachte] met kenteken [kenteken 2] op 26 april 2012 op naam gekregen. [getuige 9] heeft de auto op naam gehad van 28 juni 2012 tot 15 juli 2012.
Een proces-verbaal d.d. 11 september 2012, opgenomen vanaf pagina 2214 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 9], zakelijk weergegeven:
Vanwege problemen met mijn Peugeot vroeg ik aan [getuige 8], die bij mij in huis verblijft, of ik de groene Volvo die hij van [verdachte] had, kon gebruiken. Op 28 juni 2012 heb ik de auto op mijn naam laten zetten. Ik denk dat ik de auto toen 4 dagen heb gebruikt en toen heb ik hem weer op de oprit van de [adres 2] in Zwolle gezet want bij ons in de straat is weinig parkeerplek. Ik heb vervolgens 4 tot 5 dagen gebruik gemaakt van mijn Peugeot, maar de problemen bleken nog niet opgelost te zijn. Ik bracht hem weer naar de garage en heb de Volvo weer opgehaald in Zwolle. Ik heb de Volvo slechts een paar dagen gebruikt. De Volvo werd op 15 juli weer op naam van [getuige 8] gezet. [getuige 8] en [verdachte] hadden in de woning aan de [adres 2] in Zwolle hennepplanten. Zij gebruiken die Volvo wel om daar naar toe te rijden.
Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 17 januari 2013, opgenomen vanaf pagina 1248 van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gedurende het onderzoek werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding was hij in het bezit van een mobiele telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer]. Blijkens CIOT is dit nummer afgegeven aan [verdachte]. Van dit telefoonnummer zijn de printgegevens opgevraagd vanaf 1 januari 2012.
Uit de printlijst blijkt dat het telefoonnummer op 3 juli 2012 om 16:43 uur een mast heeft aangestraald die staat aan de [adres 3] te Wezep.
Uit de printgegevens blijkt tevens dat op 9 juli 2012 om 18:49 uur van het telefoonnummer van [verdachte] een sms wordt gestuurd, waarbij een mast wordt aangestraald aan de [adres 4] te Kampen. Daarna wordt de telefoon niet meer gebruikt.
Op 10 juli 2012 om 9:02 uur belt [getuige 4] met haar nummer [telefoonnummer 2] naar het nummer van verdachte [verdachte]. Op de printlijst van [verdachte] staan deze gegevens niet vermeld. Deze gegevens staan uitsluitend op de printlijst van [getuige 4], waarbij door ons wordt opgemerkt dat er geen mastgegevens worden meegestuurd van het telefoonnummer dat wordt gebeld. Dit impliceert dat het toestel van [verdachte] geen verbinding met het netwerk heeft. Het eerstvolgende contact op 10 juli 2012 is om 9:57 uur. Daarbij wordt een mast in IJsselmuiden aangestraald.
Een proces-verbaal d.d. 26 september 2012, opgenomen vanaf pagina 2692 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De tweede keer dat ik de rode Peugeot van [betrokkene 1] heb geleend was op een dinsdag- of woensdagochtend tussen 8:00 en 10:00 uur. Ik hem hem toen opgehaald. Ik ben er heen gegaan met mijn eigen grijze/zwarte Volvo. Ik heb de auto naar [medeverdachte] gebracht.
Ik ben dinsdagochtend 10 juli naar het zwembad geweest. Ik ga om 7:00 uur, soms 8:00 uur zwemmen. Ik zwem in Kampen, [naam zwembad]. De familiepas wordt dan gescand.
Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 1 oktober 2012, opgenomen vanaf pagina 1011 van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 28 september 2012 was ik, verbalisant [verbalisant], bij het [naam zwembad] te Kampen
(uit open bronnen blijkt dat zwembad[naam zwembad] hetzelfde is als het [naam zwembad], toevoeging rechtbank). Mevrouw [betrokkene 2] overhandigde mij de gevraagde stukken van de familie [verdachte]. Mevrouw [betrokkene 2] verklaarde mij het volgende: "Iedereen die lid is, heeft een zwempas om toegang te krijgen tot het zwembad. De familie [verdachte] is bekend bij het personeel. Elke keer dat iemand zich meldt, wordt dit geregistreerd." Uit registraties van het zwempassysteem bleek dat [verdachte] niet in het zwembad was geweest op 10 juli 2012.
Een proces-verbaal d.d. 27 september 2012, opgenomen vanaf pagina 2709 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
V: In die periode voor de moord ben je steeds in de omgeving van [medeverdachte]. Dat verklaar je zelf, maandagavond, dinsdagochtend.
A. Ja, ok.
V: Dat stellen we toch met zijn drieën vast?
A: Ja.
Een proces-verbaal d.d. 8 oktober 2012, opgenomen vanaf pagina 2732 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het kan zijn dat ik maandagavond 9 juli bij [medeverdachte] ben geweest, dat ik alcohol had gedronken en dat hij mij naar huis heeft gebracht en dat ik de dinsdagochtend de Volvo weer heb opgehaald bij [medeverdachte]. Meestal als ik gedronken heb, haal ik de volgende dag de auto op. Ik rij dan met [getuige 4] mee naar de school en die zet mij dan bij [medeverdachte] af. [getuige 4] brengt dan eerst de kinderen naar school. De kinderen moeten om 8:20/8:25 uur op school zijn. Ik zou dan tussen 8:15 en 8:30 uur bij [medeverdachte] zijn.
Een proces-verbaal d.d. 4 september 2012, opgenomen vanaf pagina 2083 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 10], zakelijk weergegeven:
Rond een uur of 9:00 dinsdagochtend 10 juli 2012 kwam [medeverdachte] terug. Ik moest mijn bus halen naar mijn werk om 9:20 uur. [medeverdachte] had wonden aan zijn gezicht. Ik moest brandwondenzalf voor hem halen. [medeverdachte] vroeg toen of ik mij ziek kon melden. Ik heb dat gedaan. Nadat [medeverdachte] thuis kwam, kwam na 20 minuten [verdachte]. Die vroeg "gaat het" en ze zijn samen weggegaan. 's Middags tussen 14:00 en 15:00 uur kwam [medeverdachte] weer thuis.
Het viel op dat [medeverdachte] na 10 juli in een keer geld uitgaf. Hij deed niet zo moeilijk meer over geld. Hoe hij aan het geld kwam, weet ik niet. Normaal gesproken moesten we op het geld letten omdat we krap zaten.
Een proces-verbaal d.d. 18 september 2012, opgenomen vanaf pagina 2168 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 4], zakelijk weergegeven:
[verdachte] noemt mij [getuige 4]. Jullie hebben mijn telefoonnummer ([telefoonnummer 2]).
Een proces-verbaal d.d. 11 oktober 2012, opgenomen vanaf pagina 2193 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 4], zakelijk weergegeven:
Ik breng de kinderen wel eens naar school met de auto, tussen 7:50 uur en 8:00 uur 's morgens. De school begint om 8:20 uur. De school is aan de [adres 5] te Zwolle, dat is 16 kilometer en ik doe daar 25 minuten over. Het kan niet dat wij eerst samen de kinderen naar school hebben gebracht en toen naar [medeverdachte] zijn gereden.
Een proces-verbaal d.d. 1 maart 2013, opgenomen vanaf pagina 2751 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Een kennis van mij heet [getuige 11].
Een proces-verbaal d.d. 6 december 2012, opgenomen vanaf pagina 2894 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ik ken [getuige 11] van de grasbaanraces. [slachtoffer 1] kende hem ook wel.
Een proces-verbaal d.d. 13 december 2012, opgenomen vanaf pagina 2965 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik ken [getuige 11] uit Kampen. Ik ken hem uit de motorwereld. Ik ben van 't jaar bij [getuige 11] geweest in Kampen, ik heb daar bestraat.
Een proces-verbaal d.d. 22 november 2012, opgenomen vanaf pagina 2392 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 11], zakelijk weergegeven:
Ik ken [verdachte] wel. De familie [naam] ken ik ook wel. Ik ken [getuige 2], [getuige 1], [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. [getuige 2] zie ik zo'n drie keer per jaar.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juli 2012, opgenomen vanaf pagina 1305 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van diefstal van een auto. Ik ben de eigenaar van [slachtoffer 2], gevestigd aan de [adres 6] te Wezep. Gisteravond dinsdag 3 juli 2012, omstreeks 17.30 uur, heb ik het hek van mijn autobedrijf afgesloten. Vanochtend zag ik dat het hek open stond. Ik zag toen dat de Chrysler weg was. Dit is een Chrysler Voyager voorzien van het kenteken [kenteken 1]. Op de auto staat reclame, dit is de tekst Ginseng.nl.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewijs opleveren voor een bewezenverklaring van medeplegen van moord. Voor de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat verdachte bij de moord betrokken was, is op essentiële punten steunbewijs voorhanden. Dit steunbewijs heeft niet enkel betrekking op de betrouwbaarheid van de verklaring van de medeverdachte. De verklaring van [medeverdachte] staat daarmee niet op zichzelf, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen. Hieronder zal de rechtbank uiteenzetten op grond van welke feiten en omstandigheden zij in het bijzonder tot dit oordeel is gekomen.
Hetgeen medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard over de gang van zaken op de ochtend van de moord met betrekking tot de afgelegde vluchtroute, de daarbij gebruikte auto's en het in brand steken van de Chrysler, wordt bevestigd door onafhankelijke getuigen. Zo verklaart [medeverdachte] dat hij met de Chrysler hard is weggereden vanaf de parkeerplaats aan de Langestraat en dat [verdachte] hem stond op te wachten in een auto in een zijweggetje vlakbij de plaats waar de Chrysler even later in brand is gestoken. Hij is die ochtend met [verdachte] in twee Volvo's richting Marum gereden, waarbij de zwarte Volvo werd achtergelaten op de carpoolplaats. [verdachte] stond op hem te wachten in de groene Volvo in de zijweg. Getuige [getuige 6] ziet een hard rijdende Chrysler op de Postdijk rijden richting het viaduct over de A7, gevolgd door een (groenige) Volvo die uit een zijweg kwam. Even later ziet [getuige 6] even verderop rook opstijgen van de brand. Als hij ter plaatse gaat, ziet hij de Voyager in brand staan. [medeverdachte] verklaart ook dat hij vervolgens in de auto bij verdachte is gestapt en dat zij samen naar de carpoolplaats Frieschepalen zijn gereden, alwaar [medeverdachte] is overgestapt op een andere auto die daar al klaarstond (de andere Volvo). Daarna zijn ze naar Kampen gereden. Daarbij is van belang dat [medeverdachte] een tatoeage in zijn nek heeft. Op de carpoolplaats Frieschepalen heeft getuige [getuige 7] kort na 7:00 uur een man met een tatoeage in zijn nek zien overstappen van de ene naar de andere Volvo, waarna de Volvo's achter elkaar aan richting Drachten weg reden.
De verklaring van [medeverdachte] dat hij die ochtend samen met een ander was die hem behulpzaam is geweest bij het vluchten, wordt dus ondersteund door onafhankelijke getuigen. Dat het ook verdachte was die betrokken was bij de moord, zoals [medeverdachte] heeft verklaard, blijkt uit de volgende feiten en omstandigheden.
Genoemde getuigen [getuige 6] en [getuige 7] verklaren over Volvo's die zouden zijn gebruikt bij het vluchten. Verdachte beschikt over in ieder geval een grijze/zwarte Volvo en heeft ook een groene Volvo gehad, die, zo blijkt uit de verklaringen van getuigen [getuige 8] en [getuige 9], in de periode waarin de moord is gepleegd ter beschikking stond van verdachte. [getuige 9] had de Volvo namelijk aan de [adres 2] in Zwolle geparkeerd, een pand waarin verdachte samen met [getuige 8] een hennepkwekerij had, en verdachte en [getuige 8] maakten wel gebruik van die Volvo. Verdachte heeft deze Volvo, zo verklaart hij zelf, in de periode dat er iets met de auto van [getuige 9] was ook wel geleend.
[medeverdachte] heeft eveneens verklaard dat hij voorafgaand aan de moord meerdere malen - met de Chrysler Voyager - in Marum is geweest, altijd met iemand samen, waarvan ook een keer met [getuige 3]. Dit laatste wordt door [getuige 3] bevestigd. Daarnaast volgt uit de verklaring van getuige [getuige 5] dat ook op een ander moment - 7 juli rond 19:30 uur - sprake is van twee personen in een op het parkeerterrein bij de sporthal staande auto, waarbij de auto door de getuige wordt omschreven als een auto met op de zijkant opvallende, goudkleurige letters.
Voor de verklaring van [medeverdachte] dat hij de Chrysler met verdachte heeft gestolen voor de moord, is eveneens ondersteunend bewijs aanwezig, zie daarvoor hetgeen verderop door de rechtbank wordt overwogen met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 9 en 10 juli 2012 samen is geweest met medeverdachte [medeverdachte]. Zijn telefoon vertoont geen enkele activiteit tussen 9 juli 18:50 en 10 juli 9:57 uur, het tijdbestek waarin de moord is gepleegd. Ook als hij op 10 juli om 9:02 uur wordt gebeld door zijn (ex) vriendin [getuige 4] straalt zijn telefoon geen mast aan. Daaruit kan de conclusie worden getrokken dat de telefoon uit stond.
De (ex) vriendin van verdachte, [getuige 4], heeft in eerste instantie enkele malen met een grote mate van zekerheid verklaard dat verdachte in de nacht van 9 op 10 juli 2012 niet bij haar aan de [adres 1] te Kampen heeft geslapen, zoals verdachte beweert. Zij heeft deze verklaring vervolgens, lange tijd later, gewijzigd in die zin dat zij niet meer zegt te weten of verdachte die nacht bij haar in huis heeft geslapen. In het midden gelaten of verdachte die nacht thuis heeft geslapen, stelt de rechtbank wel vast dat de verklaring van verdachte over zijn bezigheden die ochtend geen bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Sterker nog, zijn verklaring wordt door andere bewijsmiddelen ontkracht. Verdachte heeft daarmee geen sluitend alibi voor de ochtend van 10 juli 2012, de dag waarop de moord is gepleegd. Dit blijkt uit het volgende.
Verdachte heeft in eerste instantie stellig verklaard dat hij die ochtend naar het zwembad in Kampen is geweest. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit niet klopt.
Verdachte heeft verklaard dat hij die ochtend door zijn vriendin [getuige 4] naar Zwolle is gebracht toen zij de kinderen daar naar school bracht. Deze school begint om 8:20 uur en verdachte zou tussen 8:15 uur en 8:30 uur bij medeverdachte [medeverdachte] zijn aangekomen, zo verklaart hij. Ten eerste verklaart [getuige 4] dat dit niet is gebeurd. Ten tweede verklaart de vriendin van medeverdachte [medeverdachte], [getuige 10], dat [medeverdachte] die ochtend pas rond 9:00 uur thuis kwam. Om 8:30 uur, het tijdstip waarop verdachte zegt [medeverdachte] te hebben bezocht, was [medeverdachte] dus nog niet thuis. Volgens [getuige 10] kwam verdachte die ochtend wel aan de deur, maar was dat pas rond 9:20 uur. Als het zo zou zijn dat verdachte zich heeft vergist in het tijdstip en hij niet om 8:20 uur, maar om 9:20 uur in Zwolle zou zijn afgezet door [getuige 4], dan is het niet logisch dat [getuige 4] om 9:02 uur heeft geprobeerd verdachte te bellen, zoals blijkt uit de telefoongegevens. Verdachte en [getuige 4] zouden dan op dat tijdstip immers samen in de auto hebben gezeten, gezien de reistijd van Kampen naar Zwolle (25 minuten, volgens getuige [getuige 4]). Bovendien ligt dit latere tijdstip niet in de rede omdat de school al om 8:20 uur begint. Daar komt bij dat verdachte eveneens heeft verklaard dat hij de rode Peugeot die ochtend tussen 8:00 en 10:00 uur bij [betrokkene 1] heeft opgehaald en vervolgens (alleen) naar [medeverdachte] in Zwolle heeft gebracht. Dat gaat niet samen met zijn verklaring dat hij tussen 8:15 en 8:30 uur bij [medeverdachte] is afgezet door [getuige 4]. Hetgeen verdachte over zijn bezigheden die ochtend heeft verklaard, is dus innerlijk tegenstrijdig en kan niet waar zijn.
Verdachte heeft enkele opvallende reacties geuit, waaruit daderwetenschap kan worden afgeleid. Toen hij op de ochtend van de moord bij [medeverdachte] aan de deur kwam, heeft hij volgens getuige [getuige 10] aan [medeverdachte] gevraagd 'gaat het'. Dat is een opmerkelijke reactie, een reactie die past bij iemand die al weet dat [medeverdachte] gewond is. [medeverdachte] was in zijn gezicht gewond geraakt bij het in brand steken van de Chrysler, waar [verdachte] volgens [medeverdachte] bij was. Ook de reactie van verdachte wanneer de politie hem voor het eerst voorhoudt dat hij volgens [medeverdachte] de opdrachtgever van de moord is, is opvallend. Terwijl hem dan nog niet is verteld dat het slachtoffer is doodgeschoten en verdachte zelf aangeeft niets van de moord te hebben vernomen uit de media, verklaart hij uit eigen beweging: "Dus ik heb tegen [medeverdachte] gezegd schiet die maar dood." Verdachte wist dus blijkbaar, zonder dat hij dit - naar eigen zeggen - uit de media had vernomen, dat het om een schietpartij ging.
De informatie die medeverdachte [medeverdachte] heeft gegeven over het slachtoffer, afkomstig van een briefje met een beschrijving over hetgeen het slachtoffer zou dragen op weg naar het zwembad en een foto die hij van het slachtoffer had gekregen, welke informatie en foto volgens hem door verdachte aan hem waren verstrekt, bleek te kloppen. Deze gedetailleerde informatie en foto kunnen niet anders dan uit een bron in de nabijheid van het slachtoffer afkomstig zijn. Tussen [medeverdachte] en het slachtoffer of de familie van het slachtoffer bestaat geen enkele link, zo is uit onderzoek gebleken. Hij moet die informatie dus wel van een ander hebben gekregen, iemand die wel is te linken aan (iemand in de nabijheid van) het slachtoffer. Tussen verdachte enerzijds en het slachtoffer en direct betrokkenen van het slachtoffer anderzijds is wel een link te leggen. Zij hebben immers een gezamenlijke kennis, [getuige 11].
De belangrijkste reden die verdachte aandraagt voor het feit dat zijn vriend en medeverdachte [medeverdachte] hem bij de moord betrekt als mededader, is een geldlening van € 12.000,-- die [medeverdachte] aan verdachte zou hebben verstrekt in juni 2012. Verdachte had dit geld, naar zijn zeggen, nodig om een partij hennep op te kunnen kopen. Nadat hij deze partij weer had doorverkocht, betaalde hij € 11.000,-- aan [medeverdachte] terug. Het verschil van € 1.000,-- zou volgens verdachte aanleiding kunnen zijn voor de beschuldiging aan het adres van verdachte. De rechtbank acht een dergelijk scenario in het geheel niet aannemelijk. Ten eerste acht de rechtbank het niet aannemelijk dat een dergelijk relatief klein bedrag aanleiding voor [medeverdachte] zou zijn om iemand die hij als vriend beschouwde valselijk een belangrijke rol in een moord in de schoenen te schuiven bij wijze van wraakactie. Voorts is uit niets gebleken dat [medeverdachte] over financiële middelen beschikte voordat hij de moord had gepleegd, laat staan zodanig veel geld dat hij
€ 12.000,-- kon uitlenen. Integendeel, [medeverdachte] had nauwelijks legale inkomsten, zat diep in de financiële problemen en was er zelfs bang voor dat zijn huis zou worden verkocht door de bank. Dit vormde voor hem een belangrijke reden om de moord te plegen. Hij kreeg daar immers veel geld voor, waarmee hij een groot deel van zijn problemen zou kunnen oplossen. Ook is er geen enkele aanwijzing in het dossier aanwezig op basis waarvan kan worden aangenomen dat [medeverdachte] veel geld verdiende met, bijvoorbeeld, grootschalige handel in hennep. [medeverdachte] verrichtte wel zo nu en dan hand- en spandiensten voor verdachte, die zich bezig hield met het telen van en de handel in hennep, maar verder is niet gebleken dat hij daarin een grote rol speelde. Ten slotte is [medeverdachte] pas ná de moord, toen hij de beloning daarvoor had ontvangen, geld gaan uitgeven. Zo heeft hij een huurachterstand voldaan en is hij op vakantie gegaan met zijn gezin. Had hij al eerder over zoveel geld beschikt dat hij het zich kon veroorloven om
€ 12.000,-- uit te lenen, dan had het in de rede gelegen dat hij in ieder geval eerst zijn schuldeisers had afbetaald. Op basis van het voorgaande acht de rechtbank de door verdachte beweerde wraakactie van [medeverdachte], als reden voor de beschuldiging aan zijn adres, niet aannemelijk. Andere, wel aannemelijke redenen, heeft verdachte niet gegeven.
Dit alles in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] verantwoordelijk is voor de dood van [slachtoffer 1].
Uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] opzet op de dood van het slachtoffer hadden, zij handelden immers met één doel, het doden van [slachtoffer 1]. Alle voorbereidende en uitvoerende handelingen waren op dat doel gericht. Tevens kan uit de bewijsmiddelen blijken dat zij handelden met voorbedachte raad. Al weken voor
10 juli 2012 zijn zij begonnen met het treffen van voorbereidingen, zoals het stelen van een auto om bij de moord te gebruiken, het op voorverkenning in Marum gaan, het aanschaffen van wapens en het zich voorzien van informatie over het slachtoffer. Zij zijn zelfs enkele malen voor 10 juli 2012 al in Marum geweest om de moord daadwerkelijk te plegen. Dat lukte toen niet, door invloed van externe factoren. Verdachte en zijn medeverdachte hebben dan ook voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden op hun voorgenomen besluit, zodat zij gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] handelden ook in nauwe en bewuste samenwerking. Er was sprake van een rolverdeling: verdachte is degene die het plan heeft uitgedacht en informatie en middelen heeft verschaft aan medeverdachte [medeverdachte] en medeverdachte [medeverdachte] vlak voor en vlak na het neerschieten van [slachtoffer 1] heeft vervoerd, terwijl [medeverdachte] verantwoordelijk is voor de fatale uitvoeringshandeling. Al weken van tevoren waren zij gezamenlijk bezig met de voorbereidingen.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van moord.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt met betrekking tot de diefstal van de Chrysler Voyager dat uit bovenstaande bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zich hieraan, samen met medeverdachte [medeverdachte], schuldig heeft gemaakt. Uit de aangifte blijkt dat de Chrysler Voyager met de tekst ginseng.nl is ontvreemd van het bedrijventerrein van [slachtoffer 2] in Wezep tussen grofweg 3 juli 17:30 uur en 4 juli 10:00 uur. Deze auto is dezelfde auto als die uitgebrand is aangetroffen door de politie op de parkeerplaats in Trimunt op de ochtend van de moord. Door medeverdachte [medeverdachte] is verklaard dat hij deze auto inderdaad heeft weggenomen bij een autobedrijf in Wezep op aanwijzing van verdachte en dat verdachte die auto al eerder had zien staan. Uit gegevens van het telefoonverkeer van het telefoonnummer dat in gebruik is bij verdachte blijkt dat verdachte op 3 juli 2012 om 16:43 uur in de buurt was van de [adres 3] te Wezep. De [adres 3] is vlakbij de [adres 6] gelegen, waar het autobedrijf van [slachtoffer 2] gevestigd is. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte de diefstal van de Chrysler heeft medegepleegd. Het was het idee van verdachte om de auto te stelen en hij is samen met medeverdachte [medeverdachte] daar naar toe gegaan om de diefstal te plegen. [medeverdachte] heeft de auto vervolgens ontvreemd en meegenomen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 10 juli 2012, in de gemeente Marum, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon, genaamd [slachtoffer 1], van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen die [slachtoffer 1] een kogel in de borstkas geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op 3 juli 2012 in de gemeente Oldebroek tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een terrein aan de [adres 6] te Wezep heeft weggenomen een auto (merk Chrysler, gekentekend [kenteken 1]), toebehorende aan [slachtoffer 2] of [slachtoffer 2].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1.
medeplegen van moord;
2.
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat moord één van de ernstigste feiten is die voorkomen in het Wetboek van Strafrecht en dat verdachte een nog jonge, vitale man, zijn leven heeft ontnomen. Bovendien blijven de nabestaanden met veel onbeantwoorde vragen achter nu onduidelijk blijft wat het motief achter de moord is. Verdachte had slechts één doel voor ogen, de dood van [slachtoffer 1], en stopte pas toen dit doel was bereikt. De moord heeft in het dorp Marum tot extreme gevoelens van onrust en onveiligheid geleid. De rol van verdachte in de moord is volgens de officier van justitie die van opdrachtgever en regisseur. Hij heeft alles voorbereid en is het meesterbrein achter de moord geweest. Hij heeft een ander zodanig kunnen manipuleren dat hij die voor de moord kon laten opdraaien. Dat is een verwerpelijke rol, zelfs verwerpelijker dan die van de schutter zelf. Verdachte heeft geen inzicht gegeven in en verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De officier van justitie heeft ten slotte rekening gehouden met het strafblad van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot een eventueel op te leggen straf, nu hij voor algehele vrijspraak heeft gepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport, alsmede de vordering van de officier van justitie en het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van moord, één van de meest ernstige feiten die ons Wetboek van Strafrecht kent. Verdachte heeft de volop in het leven staande [slachtoffer 1] laten ombrengen. Daarmee heeft hij het meest kostbare bezit en hoogst beschermde rechtsgoed, het leven, aan een ander ontnomen. Door verdachtes handelen blijven de familie en overige nabestaanden van het slachtoffer achter met een groot gemis en veel verdriet. Dit is door enkelen van hen ter zitting verwoord. Bij hen bestaat ook veel onbegrip en onduidelijkheid over het motief van de moord, waardoor verwerking van het verlies van hun dierbare verder wordt bemoeilijkt. Niet alleen de directe naasten van het slachtoffer, maar ook het dorp Marum en de rechtsorde zijn ernstig geschokt door dit feit. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een grote rol heeft gespeeld in de moord. Hij is, zo blijkt uit de bewijsmiddelen, de opdrachtgever van de moord. Hij heeft medeverdachte [medeverdachte] zo lang en zodanig gemanipuleerd dat hij uiteindelijk de moord heeft gepleegd. Verdachte wilde zelf buiten beeld blijven. Hij heeft een plan van aanpak bedacht, wapens geleverd, informatie verstrekt, samen met medeverdachte [medeverdachte] een auto gestolen om bij de moord te gebruiken, is op voorverkenning gegaan met [medeverdachte] en heeft geholpen bij het vluchten. Zonder verdachte had medeverdachte [medeverdachte] de moord waarschijnlijk nooit gepleegd. Verdachte heeft ook toen hij werd geconfronteerd met de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en andere onderzoeksbevindingen volgehouden niets met de moord te maken te hebben. Derhalve heeft hij ook geen verantwoordelijkheid genomen voor het bewezen verklaarde handelen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat slechts een langdurige gevangenisstraf recht doet aan de aard en ernst van de feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57, 289 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair en onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren.

Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. F. de Jong, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en P.H.M. Smeets, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Baren als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2013.