ECLI:NL:RBNNE:2013:6602

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2013
Publicatiedatum
1 november 2013
Zaaknummer
Awb 13/864
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid voorzieningenrechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 23 augustus 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door een verzoeker uit Groningen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een brief van de Officier van Justitie Landelijk Parket, waarin hem was meegedeeld dat er geen strafrechtelijk onderzoek zou worden gestart naar aanleiding van zijn aangifte. De verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij meende dat er onverwijlde spoed was geboden.

De voorzieningenrechter overwoog dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt. Echter, de voorzieningenrechter stelde vast dat de hoofdstukken van de Awb niet van toepassing zijn op de opsporing en vervolging van strafbare feiten, zoals vermeld in artikel 1.6 van de Awb. Dit betekent dat er tegen de beslissing van de Officier van Justitie geen bestuursrechtelijk bezwaar of beroep openstaat.

Daarom verklaarde de voorzieningenrechter zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen. De uitspraak werd gedaan zonder het houden van een zitting, zoals mogelijk is volgens artikel 8:83, derde lid, van de Awb. Er werd geen partij in de proceskosten veroordeeld. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Bestuursrecht
zittingsplaats Groningen
zaaknummer: AWB 13/864

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 augustus 2013 in de zaak tussen

[naam verzoeker], te Groningen, verzoeker

en

De Officier van Justitie Landelijk Parket, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder van 22 augustus 2013, waarin hem (nogmaals) is meegedeeld dat verweerder geen strafrechtelijk onderzoek zal starten naar aanleiding van een aangifte van verzoeker.
Bij brief van 22 augustus 2013 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.
Ingevolge artikel 1.6 aanhef en onder a van de Awb zijn de hoofdstukken 2 tot en met 8 en 10 van de Awb niet van toepassing op de opsporing en vervolging van strafbare feiten, alsmede op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.
3.
Voor verzoeker staat tegen een beslissing als hier aan de orde derhalve geen bestuursrechtelijke bezwaar of beroep open.
4.
De voorzieningenrechter doet uitspraak met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, dat wil zeggen zonder het houden van een zitting. Er is geen grond voor veroordeling van een partij in de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Deze uitspaak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.W. Wind als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2013.
De griffier, De voorzieningenrechter,

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Afschrift verzonden op: