ECLI:NL:RBNNE:2013:6942

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2013
Publicatiedatum
14 november 2013
Zaaknummer
C18/143818/PR RK 13-394
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan legitimatie van rechters

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 november 2013 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door [A 1]. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters mrs. P. Molema, J. de Vroome en A.S. Venema-Dietvorst, die betrokken waren bij een eerder wrakingsverzoek van [A 1]. De verzoeker stelde dat de leden van de 1e wrakingskamer zich niet hadden gelegitimeerd en dat er geen bewijsstukken waren overgelegd waaruit hun bevoegdheid bleek. Tevens werd aangevoerd dat er geen audio-opnamen waren gemaakt van de zitting, wat volgens de verzoeker had moeten gebeuren om een correct proces-verbaal op te stellen.

De rechtbank overwoog dat het ontbreken van legitimatie en bewijsstukken niet automatisch leidt tot de conclusie dat er sprake is van vooringenomenheid of de schijn daarvan. De rechtbank benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de gronden voor het wrakingsverzoek niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters niet onpartijdig waren.

Tijdens de behandeling van het verzoek door de 2e wrakingskamer heeft [A 1] opnieuw wrakingsverzoeken ingediend, maar deze werden niet in behandeling genomen omdat ze niet voldeden aan de gestelde eisen. De rechtbank besloot dat toekomstige wrakingsverzoeken die kennelijk niet aan de eisen voldoen, ook niet in behandeling zullen worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de procesgang in het oorspronkelijke geschil voortgezet.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C18/143818/PR RK 13-394
Datum beslissing: 4 november 2013
Beslissingop het verzoek van [A 1], wonende te[woonplaats], [adres] (hierna: [A 1]) tot wraking van mrs. P. Molema, J. de Vroome en A.S. Venema-Dietvorst, rechters van deze rechtbank in een wrakingskamer die naar aanleiding van een eerder wrakingsverzoek van [A 1] is samengesteld.

1.Procesgang

1.1.
Bij brief van 6 september 2013 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van mr. B. van den Bosch, kantonrechter in deze rechtbank in een aanhangig geschil waarin [A 1] als partij is betrokken.
1.2.
Mr. Van den Bosch heeft schriftelijk laten weten niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.3.
Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mrs. P. Molema, J. de Vroome en A.S. Venema-Dietvorst.
1.4.
Op 27 september 2013 is het verzoek tot wraking van mr. Van den Bosch behandeld door de hiervoor genoemde wrakingskamer (hierna: de 1e wrakingskamer). Ter zitting hebben [A 1] en mr. Van den Bosch hun standpunten nader toegelicht. Daarna heeft [A 1] een verzoek tot wraking van de leden van de 1e wrakingskamer ingediend. Van het verhandelde heeft de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
1.5
De leden van de 1e wrakingskamer hebben schriftelijk laten weten niet in de wraking te berusten.
1.6.
Vervolgens is de onderhavige wrakingskamer geformeerd (hierna: de 2e wrakingskamer).
1.7.
Op 29 oktober 2013 is het verzoek tot wraking van de leden van de 1e wrakingskamer door de 2e wrakingskamer ter zitting behandeld. [A 1] is aldaar verschenen en heeft zijn verzoek nader toegelicht, mede aan de hand van door hem opgestelde aantekeningen. Van het verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2.De beoordeling

2.1
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
2.3
[A 1] heeft ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek aangevoerd dat hij er niet vanuit kan gaan dat de leden van de 1e wrakingskamer zijn benoemd als rechter. Ondanks zijn verzoek daartoe hebben de leden van de 1e wrakingskamer geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij bevoegd zijn en zij hebben zich niet gelegitimeerd. Verder heeft de griffier van de 1e wrakingskamer ten onrechte geen audio-opnamen gemaakt. Dit had wel gemoeten, want dat zou leiden tot een juister proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.
2.4
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5
Dat de leden van de 1e wrakingskamer hebben geweigerd zich te legitimeren, een verklaring over te leggen waaruit blijkt dat zij bevoegd zijn en een audio-opname te (laten) maken van het verhandelde ter zitting, maakt niet dat er sprake is van vooringenomenheid van deze leden, dan wel van de schijn daarvan. Het verzoek tot wraking van de leden van de 1e wrakingskamer zal daarom worden afgewezen.
2.6
Tijdens de mondelinge behandeling door de 2e wrakingskamer heeft [A 1] twee keer een wrakingsverzoek ingediend. De 2e wrakingskamer is aan deze verzoeken voorbijgegaan omdat deze verzoeken – waarvan de door [A 1] opgegeven gronden in essentie gelijk zijn aan de gronden voor wraking van de 1e wrakingskamer – kennelijk niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen.
2.7
Ook toekomstige verzoeken tot wraking van de wrakingskamer zullen niet in behandeling worden genomen indien deze kennelijk niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen.

3.BESLISSING

De rechtbank:
1. wijst het verzoek tot wraking van mrs. Molema, de Vroome en Venema-Dietvorst af;
2. bepaalt dat het proces in het wrakingsverzoek van 6 september 2013 (met zaaknummer C/18/143233 PR RK 13-337) wordt voortgezet in de stand waarin dit zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3. beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan [A 1],
mrs. Molema, de Vroome en Venema-Dietvorst en [belanghebbende];
4. bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de wrakingskamer dat kennelijk niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet, niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, R.Tj. Terpstra en
S.M. Schothorst, rechters, in tegenwoordigheid van W.A. Jager als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2013.
wj