Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid,
- de antwoordconclusie in het bevoegdheidsincident.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland werd behandeld, ging het om een geschil tussen Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en Bouwbedrijf J. Kooi & Zonen B.V. Delta Lloyd had als gesubrogeerde verzekeraar een vordering ingesteld tegen Kooi naar aanleiding van brandschade aan een woning, waarvoor Delta Lloyd de schade had vergoed aan de eigenaar. Kooi voerde aan dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren om van de vordering kennis te nemen, omdat er een arbitragebeding van toepassing was op de aannemingsovereenkomst tussen Kooi en de eigenaar van de woning. Dit beding, opgenomen in de Algemene Voorwaarden Aanneming (AVA) 1992, stelde dat geschillen door de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland moesten worden beslecht.
De rechtbank oordeelde dat Delta Lloyd, hoewel zij in de rechten van de consument was getreden door de schadevergoeding, niet de positie van consument had overgenomen. De rechtbank stelde vast dat Delta Lloyd geen beroep kon doen op de consumentenbescherming die aan de oorspronkelijke consument toekwam, omdat Delta Lloyd zelf geen consument was. De rechtbank concludeerde dat het arbitragebeding van toepassing was en dat zij zich daarom onbevoegd moest verklaren om van de vordering van Delta Lloyd kennis te nemen.
De rechtbank wees de vordering van Kooi in het incident toe en veroordeelde Delta Lloyd in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de grenzen van subrogatie en de toepassing van arbitragebedingen in geschillen tussen verzekeraars en aannemers.