Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 november 2013 in de zaak tussen
[eisers 1], woonachtig te Middelstum,
het college van burgemeester en wethouders van Loppersum, verweerder,
[belanghebbende 1], woonachtig te Middelstum
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en standpunten van partijen
Agrariërs, waaronder ook de aanvragers, moeten ruimte hebben voor het ontplooien van nevenactiviteiten ten behoeve van een gezond bedrijfsresultaat. (…)
Het huidige gemeentelijke (ruimtelijke) beleid staat de realisatie van windturbines van deze omvang niet toe. Het zijn echter de eerder genoemde bijzondere omstandigheden, de bijzondere geschiedenis en de daarin gewekte verwachtingen en gedane toezeggingen volgend op de bouwaanvraag in 1996, die een afweging tot afwijking van dit beleid rechtvaardigen.”
Wettelijk kader
Beoordeling
Indien gedurende de beroepstermijn met betrekking tot een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan bij de voorzitter van de AbRS een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, wordt de werking van het besluit opgeschort totdat op het verzoek is beslist. Bij de toewijzing van het verzoek geeft de voorzitter aan op welke onderdelen van het bestemmingsplan of inpassingsplan of van de wijziging of uitwerking hiervan de voorlopige voorziening betrekking heeft.”
Uit de hiervoor, onder 1, geschetste geschiedenis blijkt dat verweerder zich aanvankelijk op het standpunt heeft gesteld dat windturbines in het gebied dat thans aan de orde is niet zouden moeten worden gebouwd. Ook ten aanzien van de windturbine die de belanghebbenden willen oprichten heeft verweerder, vanaf 1996, jarenlang het standpunt gehuldigd dat deze niet moet worden vergund.
“De oprichting van windturbines leidt tot een aantasting van deze karakteristieke openheid en wordt daarom in het gehele plangebied niet toegestaan.”
“Binnen bestaande en toekomstige windparken is de ashoogte van windturbines niet aan een maximum gebonden. Buiten windparken is de oprichting van windturbines, met een ashoogte van 15 meter of meer, uitgesloten.”
“Om verstoring van het landschapsbeeld te voorkomen, vinden wij het van groot belang om regels te stellen aan nieuwe ontwikkelingen die het landschap kunnen ontsieren. Opvallende verstoringen in het landschap worden onder meer veroorzaakt door de plaatsing van solitaire windturbines en de uitbreiding van bedrijventerreinen. Voor beide ontwikkelingen hebben wij regels opgesteld.”
De rechtbank acht daarbij vooreerst van belang dat over de eerste aanvraag van 27 juli 1996 tot 30 december 1999 is geprocedeerd en verweerder in die procedure (telkens) het standpunt heeft gehuldigd dat er geen verwachtingen zijn gewekt die maken dat de vergunning dient te worden verleend.
De rechtbank acht daarnaast van belang dat na beëindiging van de eerste procedure in meerdere plannen is vastgelegd dat aan een vergunning als hier aan de orde geen medewerking behoeft te worden verleend.
Verweerder heeft de rechtbank er niet van kunnen overtuigen waarom dezelfde belangen op zeker moment anders moeten worden gewogen, te meer nu er geen enkel stuk is waaruit blijkt dat verweerder aan de belanghebbenden heeft toegezegd dat de windturbine gebouwd zal mogen worden. Veel meer dan een mededeling dat verweerder zich zal inspannen om de vergunning te verlenen is er niet. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder in reactie op de aanvraag van 16 december 2005 meer heeft toegezegd dan gebruikelijk is in dit soort zaken.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder opnieuw dient te beslissen op het door eisers gemaakte bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers, welke zijn vastgesteld op € 944,- en bepaalt dat deze kosten aan eisers moeten worden betaald;
- bepaalt dat verweerder eisers het betaalde griffierecht van € 160,- vergoedt.