ECLI:NL:RBNNE:2013:7321

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
Awb 12/416
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdverklaring in bestuursrechtelijke klachtprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is op 5 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, en het dagelijks bestuur van de Kamer van Koophandel Noord-Nederland. De zaak betreft een klachtschrift dat eisers op 28 februari 2012 hebben ingediend, waarin zij verzochten om wijziging van de inschrijving in het Handelsregister. De Kamer van Koophandel heeft echter op 5 april 2012 besloten om de klacht buiten behandeling te stellen, wat leidde tot een bezwaarschrift van eisers op 7 april 2012. De rechtbank heeft op 24 juni 2013 de zitting gehouden, waarbij eisers aanwezig waren en de verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde en een andere vertegenwoordiger.

De rechtbank overweegt dat de klacht van eisers niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de brief van 28 februari 2012 door de Kamer van Koophandel terecht als een klacht is behandeld, en dat er geen mogelijkheid is om beroep in te stellen tegen de afhandeling van deze klacht. Dit betekent dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om over de zaak te oordelen. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De beslissing van de rechtbank is daarmee definitief, tenzij er een hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummer: AWB 12/416

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 augustus 2013 in de zaak tussen

[…], te Groningen, eisers

en

het dagelijks bestuur van de Kamer van Koophandel Noord-Nederland, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P. Doting).

Procesverloop

Op 28 februari 2012 hebben eisers bij verweerder een klachtschrift dan wel verzoekschrift op grond van de Handelsregisterwet 2007 ingediend.
Bij brief van 5 april 2012 heeft verweerder eisers bericht dat hun klacht buiten behandeling wordt gesteld.
Tegen de brief van 5 april 2012 hebben eisers een bezwaarschrift gedateerd 7 april 2012 bij verweerder ingediend.
Bij brief van 13 april 2012 heeft verweerder eisers doorverwezen naar de nationale Ombudsman.
Tegen de brief van 5 april 2012 hebben eisers op 23 april 2012 beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2013. [naam 2 eisers] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door F.R. Sweertman.

Overwegingen

1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór 1 januari 2013.
2.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, voor zover in deze zaak van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een administratief rechter beroep in te stellen, alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
3.
In de brief van 13 april 2012 heeft verweerder toegelicht dat de brief van eisers van 28 februari 2012 de titel “klachtschrift” heeft en dat daarin verwezen wordt naar hoofdstuk 9 van de Awb. Dit hoofdstuk gaat over klachtbehandeling. Verder merkt verweerder op dat de klacht ziet op besluiten van verweerder van 13 januari 2010 (primair besluit) en van 29 april 2011 (besluit op bezwaar) waartegen eisers beroep hadden ingesteld. Dit beroep hebben eisers echter weer ingetrokken zodat aan de procedure een einde was gekomen.
Ten slotte merkt verweerder op dat als eisers het niet eens zijn met de manier waarop verweerder hun klacht hebben behandeld, zij zich kunnen wenden tot de Nationale ombudsman.
4.1.
Van belang is dat eisers in 2010 hebben verweerder hebben verzocht over te gaan tot wijziging van de inschrijving in het Handelsregister van de bestuursleden van Coöperatieve woonvereniging De Middelhorst. Bij besluit van 20 januari 2011 heeft verweerder dit geweigerd. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, dat door de rechtbank ter behandeling als bezwaarschrift is doorgestuurd naar verweerder. Op 29 april 2011 heeft verweerder naar aanleiding van het bezwaarschrift laten weten niet over te gaan tot wijziging van de inschrijving. Eisers hebben hiertegen op 20 mei 2011 beroep ingesteld bij de rechtbank, welk beroep is geregistreerd onder nummer Awb 11/465. Op 27 juni 2011 is dit beroep ingetrokken.
De rechtbank overweegt dat uit de brief van 28 februari 2012 (wederom) blijkt dat eisers het herstel van bepaalde inschrijvingen in het Handelsregister wensen. Het rechtskarakter van deze wens valt uit de lange brief van eisers echter niet eenvoudig op te maken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht de aanhef van de brief die spreekt van “klachtschrift” en de nadrukkelijke verwijzing in de brief naar de procedure ter afhandeling van klachten in hoofdstuk 9 van de Awb doorslaggevend kunnen achten. Daar komt bij dat eisers eerder al beroep hadden ingesteld en dit beroep op 27 juni 2011 hadden ingetrokken. Verweerder heeft de brief van 28 februari 2012 dus terecht aangemerkt als een klacht en terecht als zodanig afgehandeld in de brief van 5 april 2012.
4.2.
Gezien het voorgaande is geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Er is dus geen mogelijkheid om tegen de afhandeling van de klacht, na maken van bezwaar, beroep in te stellen bij de rechtbank. Dit betekent dat voor de rechtbank niet de bevoegdheid is ontstaan om zich uit te laten over de zaak die eisers hebben voorgelegd.
4.3.
De rechtbank verklaart zich onbevoegd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2013.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: