ECLI:NL:RBNNE:2013:7635

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
C18/144772/KG ZA 13-337
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J.A.M. Dijkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van derdenbeslag op diepgevroren haring in kort geding tussen Zweedse en Belgische vennootschappen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 11 december 2013 uitspraak gedaan in een kort geding over de opheffing van een derdenbeslag. De eiseres, Seaborne Supply AB, een Zweedse vennootschap, had beslag laten leggen op een lading diepgevroren haring die was opgeslagen in een koelhuis in de Eemshaven. Dit beslag was gelegd door de Belgische vennootschap Bartol SPRL in verband met een vordering op een Nigeriaanse partij, Sofimar Fisheries Nigeria Ltd. De eiseres betwistte de eigendom van de haring door de Nigeriaanse partij en stelde dat zij de rechtmatige eigenaar was, aangezien zij de haring had gekocht van een Noorse leverancier en deze in opslag had gegeven bij Sealane Coldstorage B.V.

De voorzieningenrechter overwoog dat de gegevens over de eigendom van de haring elkaar in evenwicht hielden en dat er geen duidelijke aanwijzingen waren dat de Nigeriaanse partij daadwerkelijk eigenaar was. De rechter voerde een belangenafweging uit en concludeerde dat het beslag, dat een probleem van de Belgische vennootschap tot een probleem van de eiseres had gemaakt, opgeheven moest worden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Belgische vennootschap zelf verantwoordelijk was voor haar keuze om met een partij te handelen die in Europa noch in Afrika verhaal bood. Daarom werd het beslag opgeheven en werd Bartol veroordeeld in de proceskosten van Seaborne.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijsvoering bij het leggen van derdenbeslag en de rol van belangenafweging in kort geding procedures. De rechter wees erop dat de eiseres niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de gevolgen van de zakelijke keuzes van de Belgische vennootschap.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/144772 / KG ZA 13-337
Vonnis in kort geding van 11 december 2013
in de zaak van
de vennootschap naar Zweeds recht
SEABORNE SUPPLY AB,
gevestigd te Helsingborg, Zweden
eiseres,
advocaat mr. M. Lustenhouwer,
tegen
1. de vennootschap naar Belgisch recht
BARTOL SPRL,
gevestigd te Brussel, België,
2. de vennootschap naar Belgisch recht
BARTOL BVBA,
gevestigd te Brussel, België,
gedaagden,
advocaat mr. O. Yesildag,
3. de vennootschap naar Nigeriaans recht
FIOGRET LTD,
4. de vennootschap naar Nigeriaans recht
SOFIMAR FISHERIES NIGERIA LTD,
beide gevestigd te Lagos, Nigeria,
gedaagden sub 3 en 4 niet verschenen.
Partijen zullen hierna Seaborne en Bartol SPRL en Bartol BVBA, gezamenlijk aan te duiden als Bartol en Fiogret en Sofimar genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • het faxbericht d.d. 2 december 2013 van de zijde van de raadsman van gedaagden sub 3 en 4, mr. L. Keyzer, aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank, inhoudende dat deze gedaagden geen eigendomsrechten laten gelden met betrekking tot de partij vis die voorwerp is van het door eiseres gelegde beslag;
  • de mondelinge behandeling d.d. 4 december 2013;
  • het tijdens de behandeling tegen gedaagden sub 3 en 4 verleende verstek;
  • de pleitnota van Seaborne;
  • de pleitnota van Bartol SPRL en Bartol BVBA, gezamenlijk aan te duiden als Bartol.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Krachtens verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft gedaagde sub 1 op 24 april 2013 conservatoir derdenbeslag beslag doen leggen op een lading diepgevroren haring onder Sealane Coldstorage B.V. (hierna te noemen: “Sealane”). Naar de stelling van Bartol in het verzoekschrift dat heeft geleid tot het zojuist bedoelde verlof behoort die lading diepgevroren haring aan gedaagde sub 3 en/of gedaagde sub 4.
2.2.
Bartol heeft de eis in de hoofdzaak in België aanhangig gemaakt.
2.3. Seaborne is een internationaal opererende handelaar in diepgevroren vis. Zij koopt onder andere vis uit Noorwegen en verkoopt die vis onder andere in Oost-Europa en West- Afrika.
2.4.
Seaborne heeft van de vennootschap naar Noors recht Servin Tranvåg AS (hierna te noemen: Tranvåg) een grote hoeveelheid diepgevroren haring gekocht. Seaborne Seaborne heeft 540 MT van die diepgevroren haring van Fiskarstrand (Noorwegen) naar de Eemshaven te Groningen laten vervoeren en aldaar in de vriesloods van Sealane doen opslaan.
2.5.
Ten behoeve van de export van deze partij haring is door de Noorse Voedsel- en Warenautoriteit (‘Mattilsynet’) d.d. 6 maart 2013 een ‘sanitary certificate covering fish and fishery products for export’ gemaakt. Op dat formulier is de naam van de Nigeriaanse partij ‘Sofimar’ als geadresseerde genoemd, waarbij tevens is vermeld:

SB/CLC00/2013’. Deze nadere gegevens zijn (via Tranvåg) door Seaborne verschaft.
2.6.
De diepgevroren haring is op 8 maart 2013 geladen aan boord van het schip “Thor Skandia”. Voor het vervoer van deze lading diepgevroren haringen van Fiskarstrand naar Groningen is een Norlines ‘waybill’ (vrachtbrief, vzr) opgemaakt met nummer NL-1. Als ‘consignee’ (geadresseerde, vzr) is daarin vermeld Seaborne. Als ‘notify party’ (derde te berichten partij) is de derde-beslagene Sealane vermeld.
2.7.
Naar aanleiding van het derdenbeslag heeft Sealane bij brief d.d. 25 april 2013 aan de behandelende deurwaarder aangegeven dat Sealane geen enkele rechtsverhouding heeft met Sofimar en Fiogret:

Uit uw schrijven blijkt dat beslag is gelegd op alle beschreven zaken voor genoemde schuldenaren Fiogret Ltd. en Sofimar Fisheries Nigeria Ltd., beide kantoor houdende aan het adres Norman Williams street, South West Ikoyl, Lagos, Nigeria. Via dit schrijven wil ik u mededelen dat Sealane Coldstorage BV geen enkele rechtsverhouding heeft met beide voornoemde rechtspersonen.
(...)
Sealane Coldstorage B.V. is logistiek dienstverlener en geen eigenaar van de goederen. Van alle in ons vrieshuis aanwezige goederen is niets opgeslagen in naam van beide genoemde schuldenaren. Beide rechtspersonen zijn niet bij ons bekend.
2.8. Sealane heeft aan de deurwaarder die het beslag heeft gelegd verzocht te bevestigen dat het beslag geen doel heeft getroffen, althans dat het beslag zou worden opgeheven. Dit bericht is door de deurwaarder doorgezonden aan de advocaat van Bartol. Bartol heeft daarop geantwoord dat Sofimar en/of Fiogret 540 MT diepgevroren haring, opgeslagen in de opslagloods van Sealane, heeft/hebben gekocht van Seaborne en dat de lading diepgevroren haring eveneens is betaald.

3.Het geschil

3.1.
De vordering van Seaborne strekt ertoe:
I. het door gedaagde sub 1 en/of gedaagde sub 2 gelegde beslag onder de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sealane Coldstorage B.V. op te heffen;
althans
II. gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 hoofdelijk, althans gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 gezamenlijk althans ieder afzonderlijk te gebieden het gelegde conservatoir derdenbeslag onder de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sealane Coldstorage B.V. op te heffen, binnen twee uren na betekening van dit vonnis;
althans
III. gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 hoofdelijk, althans gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 gezamenlijk althans ieder afzonderlijk te gebieden binnen twee uren na betekening van dit vonnis aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sealane Coldstorage B.V. en eiseres schriftelijk en onvoorwaardelijk te bevestigen dat geen beslag rust op de 540 MT bevroren haring die door Sealane Coldstorage B.V. in opslag wordt gehouden voor Seaborne Supply AB;
IV. het voorgaande op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 20.000,00 per dag dat gedaagden althans gedaagde sub 1 althans gedaagde sub 2 in gebreke blij(ven)(ft) met het onder II. en III. gestelde;
alsmede
V. gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 hoofdelijk, althans gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 gezamenlijk althans ieder afzonderlijk te veroordelen om aan eiseres te betalen een bedrag van € 25.000,00 als voorschot op de door haar geleden en te lijden schade;
VI. gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 hoofdelijk, althans gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2 gezamenlijk althans ieder afzonderlijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het tot aan deze uitspraak begrote bedrag aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen vijf dagen na dagtekening van dit vonnis;
en
VII. gedaagden sub 3 en 4 te veroordelen om te gehengen en te gedogen dat eiseres de 540 MT bevroren haring die door Sealane Coldstorage B.V. in opslag wordt gehouden voor Seaborne Supply AB, na opheffing zal verkopen en leveren aan een nader te bepalen partij.
3.2.
Aan de onderhavige vorderingen heeft Seaborne onder meer het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
De lading diepgevroren haring behoort in eigendom toe aan Seaborne. Tussen Seaborne en Bartol bestaat geen rechtsverhouding.
Ondanks herhaald verzoek weigert Seaborne te bevestigen dat het beslag geen doel heeft
getroffen, althans dat het beslag onmiddellijk en onvoorwaardelijk wordt opgeheven. Derhalve is Seaborne genoodzaakt tot deze procedure.
3.2.2.
Ondanks dat zij daartoe is uitgenodigd, heeft Bartol nimmer stukken overgelegd ter onderbouwing van de onjuiste stelling dat Fiogret en/of Sofimar eigenaar zijn van de in geding zijnde haring.
Met de Nigeriaanse partij is slechts telefonisch overleg gevoerd; er zijn geen geschriften of e-mails waaruit blijkt dat de onderhandelingen zijn gevoerd, maar vervolgens beeindigd zonder dat een koopovereenkomst is gesloten.
3.2.3.
Tussen Seaborne en Sofimar hebben mondelinge onderhandelingen plaatsgevonden over de verkoop aan Sofimar van diepgevroren haring door Seaborne aan Sofimar. Deze hebben niet tot een koopovereenkomst geleid. De vis is nimmer aan Sofimar of enige andere partij verkocht en geleverd door Seaborne. Evenmin heeft Seaborne ter zake van deze partij vis enige betaling ontvangen.
Dat in het ‘sanitary certificate’ gegevens zijn vermeld aangaande de Nigeriaanse partij, hangt hiermee samen dat zonder de vermelding van dergelijke individualiserende gegevens de Noorse Voedsel- en Warenautoriteit geen certificaat afgeeft en export niet mogelijk is, terwijl na afgifte van dat certificaat bedoelde gegevens eenvoudig kunnen worden aangepast. Toen het certificaat werd aangevraagd, waren de onderhandelingen met de Nigeriaanse partij nog niet geëindigd.
3.2.4.
Dat Seaborne eigenaar is van de 540 MT diepgevroren haring die bij Sealane in opslag ligt, blijkt ook uit het feit dat Seaborne de opslagkosten aan Sealane voldoet.
3.3.
Bartol heeft verweer gevoerd.
3.3.1.
Bartol heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
Op het certificaat van de Noorse Voedsel- en Warenautoriteit d.d. 6 maart 2013 is de productiecode ‘M359’ vermeld die overeenkomt met de productiecode genoemd in de factuur van Sevrin Tranvåg, welke ook overeenkomt met die genoemd op de door Seaborne in geding gebrachte ‘Waybill’.
Op het certificaat staat Sevrin Tranvåg als afzender vermeld en Sofimar als geadresseerde. De goederen zijn dus bestemd voor Sofimar. Dat blijkt ook uit het gegeven dat melding wordt gemaakt van een ‘Form M’ met kenmerknummer ‘
MF20130021972’. Het M Formulier is een importdocument dat vereist wordt door de Nigeriaanse douane indien goederen geïmporteerd worden in Nigeria. Het opmaken van een M formulier betekent dus dat de lading bestemd was voor import naar Nigeria voor Sofimar.
Bovendien is op het certificaat te zien dat een Letter of Credit is geopend door de Sterling Bank Nigeria (de afkorting ‘SB’ staat voor Sterling Bank) met kenmerknummer ‘
SB/CLC00/2013’. Nu er een L/C is geopend, garandeert de Sterling Bank Nigeria de betaling aan de verkoper als deze tijdig de in het L/C genoemde documenten aanbiedt.
Het certificaat toont aan dat Seaborne na de lading van Sevrin Tranvåg te hebben gekocht, deze heeft doorverkocht aan Sofimar.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening is met de aard van het gevorderde gegeven.
4.2.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
De maatstaf die de voorzieningenrechter moet aanleggen bij de beoordeling van de vordering tot opheffing van een gelegd conservatoir derdenbeslag in een geval dat nu voorligt is, of summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de gepretendeerde vordering en/of summierlijk is gebleken dat de beslagen zaken toebehoren aan de geëxecuteerde.
Weliswaar geldt dat het in beginsel aan degene die opheffing vordert is om aannemelijk te maken dat een van deze gronden zich voordoet, maar zulk ‘aannemelijk’ gemaakt zijn kan aan de voorzieningenrechter snel blijken omdat het voorafgaande verlof tot het leggen van conservatoir beslag in een uiterst summiere procedure is gegeven. Wil de rechtsbescherming van de bezwaarde partij die opheffing van het beslag vordert een reële inhoud hebben, dan is het gepast dat de voorzieningenrechter in het opheffingsgeding van de beslaglegger vergt dat hij de deugdelijkheid van zijn aanspraken tenminste summierlijk onderbouwt, bij gebreke waarvan het beslag in de regel (uitzonderingen ontleend aan een belangenafweging in een bijzonder geval daargelaten) dient te worden opgeheven.
Bedacht kan hierbij nog worden dat in een verklaringsprocedure weliswaar geldt dat de derdebeslagene zijn verklaring zoveel mogelijk dient te staven met gegevens en bescheiden, maar dat dit niet wegneemt dat de bewijslast uiteindelijk rust bij de beslaglegger.
4.3.
In het nu ter beoordeling voorliggende geval is door Seaborne de deugdelijkheid van de gepretendeerde vordering van Bartol op Fiogret en/of Sofimar niet ter discussie gesteld; daarom gaat de voorzieningenrechter veronderstellenderwijs uit van de gegrondheid van die vordering.
4.4.
Seaborne heeft in dit opheffingsgeding weersproken dat de beslagen zaken toebehoren aan Fiogret en/of Sofimar.
De vraag ligt derhalve voor of Bartol haar stelling dat de bevroren vis eigendom is van de Nigeriaanse partij, zodanig heeft onderbouwd dat, in het licht van hetgeen eiser heeft aangevoerd, summierlijk is gebleken van de deugdelijkheid van deze stelling.
4.5.
Bartol heeft haar stelling louter onderbouwd met het overgelegde formulier d.d. 6 maart 2013 van de Noorse Voedsel- en Warenautoriteit (‘Mattilsynet’). Op dat formulier komt niet alleen de naam van de Nigeriaanse partij ‘Sofimar’ als geadresseerde (‘consignee’) voor, maar waarschijnlijk (in dit kort geding is onvoldoende
zekerheidomtrent de betekenis van de gegevens verkregen kunnen worden) staat er ook op vermeld welk importnummer de partij vis van de Nigeriaanse douane heeft verkregen en welke Nigeriaanse bank een letter of credit zou verschaffen met betrekking tot de financiële afwikkeling van aankoop van de vis door de Nigeriaanse partij.
Naar zeggen van Seaborne zijn deze gegevens door haar toedoen op het formulier ingevuld.
Seaborne heeft aangegeven dat de gegevens op het Noorse formulier slechts voorlopige, eenvoudig te vervangen data betreffen, die achterhaald waren toen de koop met de Nigeriaanse partij niet rond kwam.
4.6. De opgave door Seaborne van de betrekkelijkheid van op een dergelijk formulier in te vullen gegevens kan juist zijn, maar nadere onderbouwing ervan (bijvoorbeeld doordat een 'handleiding' voor dit formulier is overgelegd) ontbreekt.
4.7. Seaborne heeft voorts gewezen op de ontkenning van een koopovereenkomst en betaling door de Nigeriaanse partij, maar als zodanig zegt die ontkenning niet zo veel (indien de Nigeriaanse partij wel degelijk koper en eigenaar is, heeft deze belang bij opheffing van het beslag).
4.8.
Seaborne heeft zich daarnaast beroepen op de omstandigheid dat zij opdrachtgeefster van Sealane is en dat vast staat dat zij sinds maart 2013 de zeer aanzienlijke opslagkosten voldoet. Dit laatste is voor de voorzieningenrechter een duidelijk en relevant gegeven.
4.9.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat Bartol weliswaar stelt dat er een koopovereenkomst tussen Seaborne en de Nigeriaanse partij is gesloten en dat op die grond de eigendom bij laatstgenoemde is komen te liggen, maar enige juridische onderbouwing (bijvoorbeeld: naar welk recht is het contract gesloten, welk rechtsgevolg heeft het wat betreft de eigendomsovergang, is het ook na meer dan een half jaar nog bindend?) ontbreekt. Nu kan dat Bartol niet euvel worden geduid, maar het is een gegeven dat er veel duister is. Dat strekt niet ten voordele van Bartol.
4.10. Een ander relevant gegeven, tot slot, is dat de lading vis begin maart 2013 (een maand vóór het beslag) niet is verscheept naar Afrika, maar is opgeslagen in de Eemshaven.
Dit komt de voorzieningenrechter niet vanzelfsprekend voor bij een afgeronde koopovereenkomst met de Nigeriaanse partij.
4.11.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter houden de voorliggende gegevens elkaar min of meer in evenwicht: tegenover een duidelijke aanwijzing voor de juistheid van de stelling van Bartol dat de partij vis toebehoort aan de Nigeriaanse partij, staan even zoveel gegevens die deze juistheid weerspreken.
4.12.
Een belangenafweging zal hierbij de doorslag moeten geven. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
Een eerste overweging in dit verband is dat van Seaborne wordt gevergd negatief bewijs te leveren (zij moet waarmaken dat zij niet heeft gecontracteerd met de Nigeriaanse partij); dat plaatst die partij in een bezwaarlijke bewijspositie (het bewijs dat men niets heeft is in het algemeen zwaarder dan het bewijs dat men iets wel heeft (probatio diabolica).
De voorzieningenrechter overweegt dat indien er in dezen ooit een verklaringsprocedure zou komen, de
thansvoorliggende gegevens bepaald onvoldoende zijn om te kunnen gelden als bewijs voor Bartol.
Een tweede overweging in dit verband is dat zaken door het beslag zijn geblokkeerd met een aanzienlijke hogere waarde dan waarop de vordering van Bartol op de Nigeriaanse partij is begroot (onweersproken is dat de waarde van de vis bijna het dubbele bedraagt); dat pleit tegen continuering van het beslag.
De belangrijkste reden om de belangenafweging ten gunste van Seaborne te doen uitvallen is dat een probleem van Bartol, door het beslag tot een probleem van Seaborne is gemaakt. Startpunt is immers dat Bartol zaken heeft gedaan met een Nigeriaanse partij die kennelijk in Europa noch in Afrika verhaal biedt wanneer Bartol de Belgische bodemprocedure wint. Het is evenwel de keuze geweest van Bartol om met een dergelijke partij koopovereenkomsten te sluiten; haar teleurstelling wordt nu afgewenteld op een derde - Seaborne - waarvan allerminst zeker is dat zij er mee te maken heeft.
4.13.
De wederzijdse belangen afwegend, acht de rechter de vordering tot opheffing van het beslag op de hierna aangegeven wijze toewijsbaar.
4.14.
Anders ligt dat wat betreft de vordering om Bartol te veroordelen een voorschot op de schadevergoeding te voldoen. Bestaan en omvang van een vordering van Seaborne op Bartol zijn, zo moge ook uit het voorgaande worden afgeleid, allerminst in voldoende mate aannemelijk.
4.15.
De gevorderde veroordeling van Fiogret en/of Sofimar is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd, zodat de vordering in zoverre wordt afgewezen.
4.16.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij dient Bartol te worden veroordeeld in de proceskosten van Seaborne.
De kosten aan de zijde van Seaborne worden begroot op:
- dagvaarding €  92,82
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal €  1.497,82.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het door Bartol gelegde beslag ten laste van Seaborne onder de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sealane Coldstorage B.V.;
5.2.
veroordeelt Bartol in de proceskosten, aan de zijde van Seaborne tot op heden begroot op € 1.497,82;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.A.M. Dijkers en in het openbaar uitgesproken op
11 december 2013. [1]

Voetnoten

1.type: js