ECLI:NL:RBNNE:2013:7881

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
2169269 CV EXPL 13-8440
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een duurovereenkomst en premieverhoging in een verzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzekeraar en een verzekerde over de beëindiging van een duurovereenkomst en de rechtmatigheid van een premieverhoging. De eiseres, een verzekeraar, vorderde betaling van onbetaalde premiebedragen van de gedaagde, die een verzekering had afgesloten. De overeenkomst was tot stand gekomen op 1 oktober 2009 en had een looptijd van 228 maanden. De gedaagde had per e-mail op 21 februari 2011 de verzekering willen beëindigen, maar de eiseres had hier niet op gereageerd. In september 2011 verhoogde de eiseres de premie, maar de gedaagde had de premies vanaf januari 2011 niet meer betaald.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde de verzekering niet rechtsgeldig had opgezegd, omdat de opzegtermijn niet in acht was genomen. De opzegging per 1 maart 2011 werd niet geaccepteerd, waardoor de overeenkomst pas per 1 oktober 2011 beëindigd kon worden. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde wel degelijk gehouden was om de verhoogde premie te betalen, omdat hij niet tijdig gebruik had gemaakt van zijn recht om de wijziging van de voorwaarden te weigeren. De vordering van de eiseres tot betaling van de premies voor de maanden januari tot en met september 2011 werd toegewezen, evenals de gevorderde rente. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, omdat hij grotendeels in het ongelijk was gesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van opzegtermijnen en het tijdig reageren op wijzigingen in de voorwaarden van een verzekeringsovereenkomst. De rechter heeft de vordering van de eiseres grotendeels toegewezen, wat aantoont dat de rechter de contractuele afspraken en de geldende voorwaarden serieus neemt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 2169269 CV EXPL 13-8440
Vonnis d.d. 7 november 2013
inzake
[naam],
statutair gevestigd te [plaatsnaam],
eiseres, hierna [eiseres] te noemen,
gemachtigde: AGC, gerechtsdeurwaarders te Zuidbroek,
tegen
[naam],
wonende te [plaatsnaam], [adres],
gedaagde, hierna [gedaagde] te noemen,
in persoon procederende.
PROCESGANG
[eiseres] heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 3.426,16, vermeerderd met rente en proceskosten. [gedaagde] heeft de vordering bestreden. Vervolgens hebben partijen respectievelijk gerepliceerd en gedupliceerd. Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is vastgesteld op heden.
OVERWEGINGEN

1.De vaststaande feiten

1.1.
Met ingang van 1 oktober 2009 is via een tussenpersoon tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot een [eiseres] Zelfstandigenplan verzekering. De overeenkomst heeft een looptijd van 228 maanden. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing.
1.2.
Uit hoofde van voormelde overeenkomst was [gedaagde] maandelijks een premiebedrag van € 195,12 verschuldigd.
1.3.
Per e-mailbericht van 21 februari 2011 heeft [gedaagde] aan zijn tussenpersoon bericht dat hij de verzekering van [eiseres] per 1 maart 2011 wenst te beëindigen. [eiseres] heeft hierop niet gereageerd.
1.4.
Per 1 september 2011 heeft [eiseres] nieuwe polisvoorwaarden van toepassing verklaard. Daarin is het verschuldigde premiebedrag verhoogd tot € 288,18. Van de wijziging van het premiebedrag is [gedaagde] bij brief van 22 augustus 2011 door de tussenpersoon in kennis gesteld.
1.5.
Vanaf de maand januari 2011 zijn de premies door [gedaagde] onbetaald gelaten.
1.6.
[eiseres] heeft de overeenkomst in juli 2012 met terugwerkende kracht per 1 januari 2012 beëindigd. Op 1 januari 2012 was sprake van een betalingsachterstand van een bedrag van in totaal € 2.689,68.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] stelt in deze procedure aanspraak te kunnen maken op de onbetaald gebleven premiebedragen. In dit verband is tussen partijen in essentie in geschil of al dan niet sprake is van een rechtsgeldige opzegging door [gedaagde] en zo niet, of [gedaagde] gehouden is aan betaling van de per 1 september 2011 doorgevoerde premieverhoging.
2.2.
Waar nodig zal de kantonrechter hierna in de beoordeling nader op de stellingen van partijen ingaan.

3.De beoordeling

3.1.
Allereerst is de vraag aan de orde of de tussen partijen met ingang van 1 oktober 2009 tot stand gekomen overeenkomst rechtsgeldig door [gedaagde] is beëindigd. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
3.2.
[eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] niet rechtsgeldig per 1 maart 2011 heeft opgezegd, omdat een verzekeringnemer conform de toepasselijke voorwaarden alleen na verloop van telkens één jaar de verzekering kan opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. [gedaagde] heeft deze opzeggingsvoorwaarde niet betwist, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Dit betekent dat de opzegging van [gedaagde] d.d. 21 februari 2011 niet kan leiden tot de door hem gewenste beëindiging per 1 maart 2011. Gelet op de ingangsdatum van de overeenkomst en dus vervaldatum van 1 oktober, moet het opzeggingsbericht - waarvan [eiseres] de ontvangst niet heeft betwist - wel tot een beëindiging per 1 oktober 2011 leiden. Naar het oordeel van de kantonrechter moet de overeenkomst dan ook per deze datum – en niet per 1 januari 2012 zoals [eiseres] meent - als beëindigd worden beschouwd. Dit betekent dat het deel van de vordering dat ziet op de na 1 oktober 2011 vervallen premies zal worden afgewezen.
3.3.
De vraag is vervolgens of [gedaagde] gehouden is de per 1 september 2011 doorgevoerde premieverhoging aan [eiseres] te betalen. De kantonrechter overweegt ter zake als volgt.
3.4.
Uit artikel 21.4 lid 1 van de door [eiseres] overgelegde algemene voorwaarden volgt dat [eiseres] gerechtigd is om de voor de verzekering geldende tarieven en/of voorwaarden te herzien. Uit de leden 4 en 5 van voormeld artikel volgt dat de verzekeringnemer gedurende 30 dagen na kennisneming van een dergelijke herziening het recht heeft deze te weigeren. Door [gedaagde] is niet gesteld dat in de voorwaarden die deel uit maken van de door hem afgesloten overeenkomst niet een dergelijke bepaling is opgenomen. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat de inhoud van voormelde bepaling ook op de door [gedaagde] gesloten overeenkomst van toepassing is.
3.5.
Vaststaat dat [gedaagde] bij brief van 22 augustus 2012 op de hoogte is gesteld van de per 1 september 2012 geldende premieverhoging. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] daarop van het hiervoor bedoelde weigeringsrecht gebruik heeft gemaakt, laat staan dat hij dit binnen een termijn van 30 dagen heeft gedaan. Hij wordt dan ook geacht met de wijziging van de polis te hebben ingestemd. [gedaagde] is daarom gebonden aan de nieuwe tarieven en voorwaarden. Dit betekent dat hij het verhoogde premiebedrag voor de maand september 2011 verschuldigd is.
3.6.
Voorgaande rechtsoverwegingen leiden tot de conclusie dat de vordering van [eiseres] ter zake van de premies voor de maanden januari 2011 tot en met september 2011 zal worden toegewezen. Vanwege het betalingsverzuim zal de hierover gevorderde rente eveneens worden toegewezen.
3.7.
De vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, omdat niet althans onvoldoende is gebleken van werkzaamheden anders dan die ter voorbereiding van de processtukken en instructie van de zaak.
3.8.
[gedaagde] zal ten slotte als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze zullen worden gebaseerd op het toewijsbare bedrag.
BESLISSING
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.825,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de verschillende facturen tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiseres] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 213,00 aan griffierecht, € 103,82 aan explootkosten en € 300,00 voor salaris van de gemachtigde;
  • verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken, kantonrechter, en op 7 november 2013 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: mb