ECLI:NL:RBNNE:2013:7888

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
573205 - CV EXPL 13-515
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in civiele procedure betreffende erfpacht

In deze civiele procedure, die zich afspeelt in Groningen, heeft de kantonrechter op 12 december 2013 uitspraak gedaan in een zaak tussen eiser en gedaagde, beide vertegenwoordigd door hun advocaten. De zaak betreft een geschil over erfpacht, waarbij de kantonrechter zich onbevoegd verklaarde om van de vorderingen van eiser kennis te nemen. Dit besluit volgde op een comparitie van partijen die op 18 november 2013 had plaatsgevonden, waar de kantonrechter de stellingen van gedaagde over de onduidelijkheid van de dagvaarding niet langer handhaafde. De kantonrechter overwoog dat de vorderingen van eiser, zoals geformuleerd in de dagvaarding, een waarde vertegenwoordigden die hoger was dan de bevoegdheidsgrens van € 40.000, zoals vastgelegd in artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hierdoor was de kantonrechter niet bevoegd om de zaak te behandelen. De kantonrechter verwees de zaak door naar de rechtbank, waar de verdere procedure zal worden voortgezet. Eiser werd veroordeeld in de kosten van het incident, vastgesteld op € 150,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De zaak zal op 8 januari 2014 opnieuw worden behandeld door de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 573205 \ CV EXPL 13-515
Vonnis d.d. 12 december 2013
inzake

[naam],

wonende te [plaatsnaam]
eiser, hierna [eiser] te noemen,
gemachtigde mr. J. Doornbos, advocaat te Groningen,
tegen

[naam],

wonende te [plaatsnaam], [adres],
gedaagde, hierna [gedaagde] te noemen,
gemachtigde mr. G.J. Niezink, advocaat te Groningen.

PROCESGANG

Bij tussenvonnis van 19 september 2013 is een comparitie van partijen gelast.
De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 18 november 2013, in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden. Van hetgeen ter zitting is verklaard, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Tot slot is wederom vonnis bepaald. De uitspraak daarvan is vastgesteld op heden.

OVERWEGINGEN

1.
De inhoud van het vonnis van 19 september 2013 moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd en de daarvan deel uitmakende overwegingen worden gehandhaafd.
2.
[gedaagde] heeft ter zitting haar stelling dat de dagvaarding vaag, onduidelijk en innerlijk tegenstrijdig is niet langer gehandhaafd. Ook haar stelling dat uit de dagvaarding moet worden opgemaakt dat niet de kantonrechter, maar de pachtkamer bevoegd is, heeft zij ingetrokken.
3.
Derhalve resteert de stelling van [gedaagde] dat niet de kantonrechter, maar de rechtbank bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Daarover overweegt de kantonrechter als volgt.
4.
Artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) luidt als volgt:
“Door de kantonrechter worden behandeld en beslist:
a. zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000, de tot aan de dag van dagvaarding verschenen rente daarbij inbegrepen, tenzij de rechtstitel dat bedrag te boven gaat en die rechtstitel wordt betwist;
b. zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000;
c. zaken betreffende een arbeidsovereenkomst, een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaarde bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst, een vut-overeenkomst als bedoeld in de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel, een consumentenkredietovereenkomst met een kredietsom van ten hoogste € 40 000 of een agentuur-, huur-, huurkoop- of consumentenkoopovereenkomst, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering;
d. andere zaken ten aanzien waarvan de wet dit bepaalt.”
5.
In artikel 94, lid 1 en 2 Rv is bepaald:
“1. Indien een zaak meer dan één vordering als bedoeld in artikel 93 onder a en b betreft, is voor de toepassing van dat artikel beslissend het totale beloop of de totale waarde van deze vorderingen.
2.
Indien een zaak meer vorderingen betreft en tenminste één daarvan een vordering is als bedoeld in artikel 93 onder c of d, worden deze vorderingen alle door de kantonrechter behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.”
6.
Artikel 96 Rv luidt als volgt:
“In alle zaken die slechts rechtsgevolgen betreffen die ter vrije bepaling van partijen staan, kunnen zij zich samen tot een kantonrechter van hun keuze wenden en zijn beslissing inroepen. Het geding wordt gevoerd op de wijze als door de kantonrechter bepaald.”
7.
De kantonrechter stelt voorop dat, gelet op de aard van de vorderingen van [eiser], aan artikel 93, aanhef en onder c. en d. Rv niet de bevoegdheid kan worden ontleend om van die vorderingen kennis te nemen.
8.
[eiser] heeft niet weersproken dat zijn vorderingen zoals die in de dagvaarding zijn geformuleerd onder 1 en 2 een waarde vertegenwoordigen van een bedrag dat globaal gerekend hoger is dan € 40.000,00. Ingevolge artikel 93, aanhef en onder b is de kantonrechter daarom in beginsel niet bevoegd om van deze vorderingen kennis te nemen.
9.
Van dit beginsel kan slechts met toepassing van artikel 96 Rv worden afgeweken. Vast staat echter dat partijen zich niet samen tot de kantonrechter hebben gewend, maar dat [eiser] dat zonder voorafgaande toestemming van [gedaagde] heeft gedaan.
10.
De kantonrechter acht zich daarom niet bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen zoals die in de dagvaarding zijn geformuleerd onder 1 en 2.
11.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat de samenhang tussen de 3 vorderingen zoals die in de dagvaarding zijn geformuleerd zich tegen een afzonderlijke behandeling van de vorderingen verzet. De kantonrechter acht zich daarom ook onbevoegd om kennis te nemen van de vordering zoals in de dagvaarding is geformuleerd onder 3.
12.
Uit het voorgaande vloeit voort dat niet de kantonrechter maar de rechtbank bevoegd is om van de vorderingen van [eiser] kennis te nemen. De kantonrechter zal zich daarom onbevoegd verklaren en de zaak doorverwijzen naar de rechtbank.
13.
[eiser] zal worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze zullen worden bepaald op 1 procespunt voor het verschijnen ter comparitie. De over deze kosten gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf 14 dagen na uitspraak van dit vonnis.
14.
De zaak zal worden verwezen naar de rolzitting van de rechtbank van woensdag 8 januari 2014, alwaar de gemachtigde van [gedaagde] zich als advocaat dient te stellen. Vervolgens zal de rechtbank zich beraden over de wijze waarop de procedure zal worden voortgezet.
15.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
in het incident
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen van [eiser] in de hoofdzaak kennis te nemen;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 150,00 voor salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 dagen na uitspraak van dit vonnis tot aan de datum van betaling;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rolzitting van de rechtbank van woensdag 8 januari 2014, alwaar
de gemachtigde van [gedaagde] zich als advocaat dient te stellen;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann, kantonrechter, en op 12 december 2013 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: wj