ECLI:NL:RBNNE:2013:7918

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
16 december 2013
Zaaknummer
18.930266-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord met voorbedachte rade door verdachte op ex-vriendin

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord op zijn ex-vriendin. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorbedachte raad, aangezien de verdachte zich vooraf had voorzien van een mes en handschoenen had aangetrokken voordat hij de fatale steekpartij uitvoerde. De feiten vonden plaats op 2 juli 2013 in Roden, waar de verdachte, na een relatiebreuk, zijn ex-vriendin met meerdere steken in de hals en romp van het leven beroofde. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en de verdachte zelf. De verdachte had verklaard dat hij niet kon verkroppen dat zijn ex-vriendin met anderen zou kunnen zijn en dat hij haar wilde steken. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig en concludeerde dat hij met opzet en na kalm beraad handelde. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van acht jaar op, met de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, gezien de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en het onherstelbare leed dat aan de nabestaanden was toegebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930266-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 december 2013 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te Groningen op [datum] 1994,
wonende te [woonplaats],
verblijvende in PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 03 december 2013.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. I.A. Groenendijk, advocaat te 's-Gravenhage.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 2 juli 2013 te Roden, althans in de gemeente Noordenveld, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans éénmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hals en/of nek en/of schouder en/of buik en/of romp en/of rug, althans in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
8 jaren gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest;
 de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewijsmotivering

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte het slachtoffer opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd. De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar relevante uitspraken van de Hoge Raad.
Naar het oordeel van de officier van justitie kan reeds op grond van de verklaring van verdachte, zoals hij deze bij de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd, worden bewezen dat er sprake was van voorbedachte raad.
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij, nadat het slachtoffer hem had afgewezen, naar beneden is gelopen en dat toen de gedachte bij hem opkwam dat hij haar wilde steken met een mes. Hij heeft verklaard dat hij daartoe een mes uit de keukenla heeft gepakt en met dit mes weer naar boven is gegaan en het slachtoffer heeft gestoken. Verdachte wilde het slachtoffer steken omdat hij er niet bij kon dat hij niet meer samen met het slachtoffer zou zijn en dat zij misschien anderen zou hebben. De officier van justitie is van mening dat, uitgaande van deze verklaring, verdachte voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad zich op zijn voornemen te beraden en alsnog van zijn besluit af te zien.
De officier van justitie heeft echter tevens betoogd dat een ander scenario uit de bewijsmiddelen volgt dan de lezing die verdachte geeft. De bewijsmiddelen ondersteunen dit andere scenario en weerspreken de lezing van verdachte. De officier van justitie acht niet aannemelijk dat verdachte naar beneden is gegaan om een mes te pakken, hij had al een mes bij zich dat hij had meegenomen uit de woning van zijn ouders. Vervolgens heeft hij handschoenen aangedaan, waarna hij het slachtoffer heeft gestoken. Dit blijkt uit de plaats waar het bloed op de handschoenen gevonden is. Uitgaande van dit, door de bewijsmiddelen gesteunde scenario, is het handelen van verdachte planmatig en weloverwogen geweest, op grond hiervan kan voorbedachte raad worden bewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat voorbedachte raad niet kan worden bewezen, doch wel de ten laste gelegde doodslag. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de raadsvrouwe recente jurisprudentie van de Hoge Raad aangehaald in combinatie met hetgeen de als deskundige ingeschakelde psychiater over verdachtes gemoedstoestand heeft gerapporteerd op pagina 24 van de Pro Justitia rapportage. Het enkele tijdsverloop is onvoldoende voor het aannemen van voorbedachte raad. Ook als verdachte het mes zou hebben meegenomen vanuit zijn ouderlijk huis en ook als aangenomen zou moeten worden dat verdachte tevoren handschoenen heeft aangetrokken, is dit niet voldoende voor het aannemen van voorbedachte raad. De rechtbank dient uit te sluiten dat verdachte heeft gehandeld onder invloed van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank gaat op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen van het volgende uit:
Verdachte is op 2 juli 2013 naar de woning van het slachtoffer gegaan en heeft zich tevoren van een mes voorzien. Het betrof een scherp mes van aanzienlijke grootte, geschikt om ernstige verwondingen toe te brengen. Er is geen andere reden gebleken waarom verdachte zo’n mes bij zich had. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij het mes kort voor de steekpartij uit de keukenla bij het slachtoffer thuis heeft gepakt onaannemelijk. De rechtbank slaat daarbij acht op de verklaring van de moeder van het slachtoffer, dat zij het mes niet kent, op het feit dat eenzelfde mes ontbreekt uit het messenblok van de ouders van verdachte, op verdachtes eigen verklaring dat hij niet concreet kan aangeven dat hij het mes bij een andere gelegenheid ooit een keer zou hebben meegenomen naar de woning van het slachtoffer en op de verklaring van de broer van het slachtoffer dat hij niemand naar beneden heeft horen komen en niet heeft gehoord dat de keukenla opengetrokken werd en dat de deuren openstonden in verband met de buitentemperatuur.
Het steken van het slachtoffer heeft bovendien, zo blijkt uit de verklaring van de broer van het slachtoffer, al zeer kort nadat verdachte en het slachtoffer naar boven gingen plaatsgevonden.
Alvorens tot steken over te gaan heeft verdachte handschoenen aangetrokken. De rechtbank acht verdachtes verklaring dat hij de handschoenen pas na het steken zou hebben aangetrokken onaannemelijk, nu deze verklaring niet strookt met de verklaring van de broer van het slachtoffer, dat hij verdachte direct nadat hij haar hoorde gillen, gehurkt bij het slachtoffer zag zitten met een mes in zijn hand en met handschoenen aan. Verdachtes verklaring strookt bovendien niet met de plaats waarop het bloed op de handschoenen is aangetroffen.
Verdachte heeft het slachtoffer onder meer in haar borst en nek gestoken, het slachtoffer raakte daardoor levensgevaarlijk gewond. Verdachte heeft de woning van het slachtoffer verlaten en onderweg de handschoenen en het mes achtergelaten. Het slachtoffer is kort daarna door de steekwonden in borst en hals overleden.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Dit is het criterium dat ook in het arrest van 15 oktober 2013 (HR: 2013,963) door de Hoge Raad wordt gehanteerd.
De rechtbank is van oordeel dat reeds uit de bewijsmiddelen blijkt dat voorbedachte raad in deze zin aanwezig was. Verdachte heeft zich tevoren voorzien van een mes van aanzienlijke scherpte en omvang, geschikt om ernstige steekwonden toe te brengen. Verdachte heeft voorts, voor hij ging steken, handschoenen aangedaan, kennelijk om te vermijden dat hij sporen achterliet dan wel bloed op zijn handen kreeg. Hieruit blijkt dat verdachte niet handelde in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en dat hij zich rekenschap heeft gegeven van zijn voorgenomen daad. De rechtbank heeft daarbij nog acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte er kennelijk vanuit ging alleen met het slachtoffer in de woning te zijn. Hij schrok immers toen hij de broer van het slachtoffer zag.
Dat de deskundigen beschrijven wat de achterliggende problematiek is en dat verdachte, kort gezegd, tot zijn daad is gekomen vanwege boosheid, krenking en verdriet vanwege het verbreken van de relatie door het slachtoffer enige dagen eerder, staat voorbedachte raad niet in de weg.
De bewijsmiddelen houden het volgende in:
- de verklaring van [broer slachtoffer] [1] , (de broer van het slachtoffer), van 31 juli 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik deed de TV aan in de woonkamer. Toen ik opzij keek zag ik [verdachte] aan komen fietsen. Ik zag [verdachte] door het achterraam van onze woning. Hij droeg een Eastpack rugtas op zijn rug.
De achterdeur bij de keuken stond open. Ook het kleine raampje aan de achterzijde in de woonkamer stond open. Ook de deur van de woonkamer naar de hal stond open en ook de deur van de hal naar de keuken stond open.
Ik hoor dan [verdachte] tegen mijn zus zeggen of zijn pas er nog was en of ze het konden uitpraten. Ik hoorde geen verschil tussen hoe [verdachte] normaal was en hij toen deed.
Ik hoorde en zag via de deuropening dat ze door de hal liepen. Ik had geen zicht op de trap naar boven, maar was in de veronderstelling dat ze naar boven gingen.
Ongeveer een minuut later, hoorde ik iets vallen. Ik hoorde een soort bonzend geluid. Ik hoorde tijdens het gebons dat mijn zus riep: "Nee [verdachte], nee [verdachte]" Ik hoorde mijn zus dat schreeuwend zeggen tegen [verdachte]. Tijdens of net na het bons geluid hoor ik mijn zus gillen. Het gillen was hard.
Ik zie dat mijn zus op de grond ligt. Verder zag ik allemaal bloed naast mijn zus. Ik zag [verdachte] gehurkt naast mijn zus zitten. Ik zag dat hij handschoenen droeg en een mes in zijn handen vasthield.
Op het moment dat ik het kantoortje inkeek, keek [verdachte] in mijn richting. Hij draaide zijn hoofd naar links en keek mij in de ogen. Ik zag dat hij schrok dat hij mij zag. Ik zag het aan het gezicht. Ik kende [verdachte] en zag dat hij schrok. Ik ben vervolgens onmiddellijk naar beneden gelopen.
In de tussentijd dat mijn zus en [verdachte] naar boven gingen en ik het geschreeuw hoorde heb ik niemand de trap af komen horen of gezien.
Ik heb ook geen andere geluiden gehoord na het moment dat mijn zus naar boven is gelopen.
Als je in de kamer zit, hoor je heel goed of iemand in de keuken bij de keukenlade zit. Ik heb die geluiden die dag niet gehoord.
- een proces-verbaal verhoor verdachte [2] d.d. 2 juli 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [verdachte].
V: kun je ons vertellen wat er gebeurd is vanmiddag?
A: Afgelopen zaterdag toen is het dus uitgeraakt, want het was mijn vriendin. Toen was er verder niet veel aan de hand. Zij zouden gaan verhuizen. Er moesten ook dingen verkocht worden. Ik had met haar moeder afgesproken dat ik ook wat dingen zou doen. Ik moest daar nog wat uitprinten. Ik ben daar dus vanmiddag geweest. Ik vond het toch wel moeilijk om haar zo te zien en de gedachte daarbij. Toen is het dus gebeurd. Toen ben ik eerst weggegaan daar en ben ik naar het voetbalveld gelopen.
Toen ben ik daar een tijdje geweest. Alles kwam op me af zeg maar. Toen heb ik een vriend van mij gebeld en heb ik een hele tijd met hem gepraat en toen heeft hij de politie gebeld en verteld waar ik was. Toen ben ik aangehouden.
V: Je zegt dat je daar bent geweest en dat het toen is gebeurd. Wat is er dan gebeurd?
A; Toen heb ik dus een mes gepakt. Ik vind het moeilijk om dat uit te spreken. Toen heb ik haar dus gestoken.
V: Je zegt je hebt haar gestoken, wel meer dan een (1) keer
A: in haar buik en in haar nek. Op haar lichaam.
V: Waarom deed je dat?
A: omdat ze toch eigenlijk wel het meisje van mijn dromen was eigenlijk en dan toch die gedachte dat ik niet meer bij haar zou zijn en dat zij dan met een andere zou zijn binnenkort ofzo.
V: Wat wilde je bereiken met dat mes
A: Omdat ik het niet meer anders wist wat ik moest doen en ik kon er gewoon niet bij met mijn gedachte dat ik niet meer bij haar zou zijn en dat ze anderen zou hebben.
V: En wat moest er gebeuren dan?
A: Nou dat ik haar op dat moment in mijn gedachte zou neersteken dan.
V: Hoe ver wilde je dan gaan, wat wilde je bereiken?
A: Ik ging eigenlijk door totdat ze daar lag en niet meer bewoog.
V; Hoe lang heeft dat steken geduurd?
A: Niet langer dan tien seconden eigenlijk
V; En wat gebeurt er met haar?
A: ze gilde. ze was in paniek eigenlijk
V: Wat zei ze?
A: Ze riep mijn naam en ze gilde dan
V: Waar is zij op het moment dat je steekt?
A: Eerst stond ze nog half. Er stonden allemaal spullen in die kamer en daar viel ze eigenlijk overheen.
V: Op welk moment was dat dan?
A: Best wel snel eigenlijk. We struikelden ergens over en toen viel ik samen met haar.
V: Na hoeveel keer steken viel ze dan?
A: Dat was volgens mij gelijk na de eerste of tweede keer.
V; En wat gebeurt er dan nadat jullie vallen?
A: Toen heb ik haar ook gestoken.
V: Waarom stak je toen nog. Je had toen al twee keer gestoken?
A; Dat ging eigenlijk vanzelf.
V: Op welk moment stop je dan met steken?
A: Niet heel lang nadat we zijn gevallen en dat zij daar zo lag en toen bewoog ze niet meer. En toen stond ik op en toen dacht ik dus van; wat heb ik gedaan. Toen ben ik gelijk weggaan.
V; Droeg je ook iets aan je handen?
A: euuh, ja ik had handschoentjes
- een proces-verbaal verhoor verdachte [3] d.d. 15 juli 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [verdachte].
V: waar ben je als zij jou ziet
A: net in de deuropening
V: en dan, ze draait zich om en ziet jou staan
A: ja eerst, ja ze keek een beetje een geschrokken en verbaasd
V: waarom
A: omdat ik daar stond met het mes
V: hoe stond jij dan
A: die had ik nog steeds in mijn hand naast mijn lichaam
V: en dan
A: toen liep ik dus door en liep ik op haar af. En toen begon ze mijn naam te zeggen en te gillen eigenlijk.
V: zonder dat er wat gebeurde
A: ze begon te gillen om dat ik zo op haar af liep, ik had het mes toen iets omhoog. Mijn arm was iets gebogen.
V: waar is het mes dan ongeveer
A: ongeveer op mijn maaghoogte
V: wat doe je dan
A: ik stak haar dus
V: waar
A: in haar buik denk ik, dat dat als eerste was.
V: en ze bleef gillen zei je
A: ja
V: en toen
A: toen weet ik dat ik nog een keer stak
V: waar
A: dat was in haar nek volgens mij.
- de verklaring van verdachte afgelegd op de openbare terechtzitting van 3 december 2013, voor zover hier van belang:
Ik weet niet hoe dat mes bij [slachtoffer] terecht is gekomen, als dat het mes van mijn ouders is. Wellicht doordat ik er wel eens kookte. Ik kan mij niet concreet herinneren dat ik een mes heb meegenomen naar huis van [slachtoffer] Het blijft bij "zou kunnen".
- een proces-verbaal van bevindingen [4] d.d. 12 juli 2013, inhoudende -zakelijk weerge-geven- de bevindingen van verbalisanten [namen verbalisanten].
Op vrijdag 12 juli 2013 hebben wij op foto's afgebeelde goederen aan de moeder van het slachtoffer getoond genaamd: [naam moeder].
Zij verklaarde ons het volgende.
Foto 4:
Dit mes ken ik niet. Het is geen mes van mij of uit mijn keuken. Ik heb dit mes nog niet eerder gezien.
- een proces-verbaal van bevindingen [5] d.d. 22 juli 2013, inhoudende -zakelijk weerge-geven- de bevindingen van verbalisanten [namen verbalisanten].
Bij de doorzoeking in de woning van [verdachte] is een messenblok van het merk Muller in beslag genomen. In het messenblok waren twee plekken leeg. Verbalisant[naam] heeft de bewoners gevraagd of zij wisten waar de ontbrekende stukken uit het messenblok waren. Zowel de heer [naam] als mevrouw [naam] gaven aan dat er een schaar in hoort, maar dat die kapot is en dat er nog een mes in hoort. Maar beiden weten ze niet waar het mes is. De heer [naam] gaf nog aan dat hij het mes nog niet gemist had.
Verbalisant [naam] toonde beide bewoners een foto van het in beslaggenomen mes. Daarbij stelde hij de vraag of ze daarop wilden reageren. De heer [naam] gaf aan dat het mes wel leek op de messen uit het messenblok.
- een proces-verbaal van bevindingen [6] d.d. 23 juli 2013, inhoudende -zakelijk weergegeven- de bevindingen van verbalisant [naam].
Op 23 juli 2013 heb ik telefonisch contact gezocht met het bedrijf:
Muller Cuisine Europe te Almere.
Ik heb op dinsdag 23 juli een mail met 3 foto's als bijlage aan [naam] gemaild.
Eveneens op dinsdag 23 juli ontving ik een mail van [naam] met daarin het volgende
antwoord:
"Het gaat hier om een messenblok genaamd: Hamburg. "uit de lijn Kochtopfhaus Müller"
Bestaande uit;
6
steakmessen, Broodmes, Koksmes, Vleesmes, Tourneermes, Fileermes en Aanzetstaal.
Het los getoonde mes is een Fileermes en behoort inderdaad tot deze set."
- een proces-verbaal van onderzoek [7] naar bloed met Luminol d.d. 12 augustus 2013 met betrekking tot de door de verdachte gedragen handschoenen. Dat proces-verbaal houdt
-zakelijk weergegeven- het volgende in.
Beide aangetroffen handschoenen waren volgens de door [verdachte] afgelegde verklaring door hem gedragen en tijdens de vlucht weggegooid.
Dit betroffen twee verschillende handschoenen, namelijk een leren handschoen en een stoffen handschoen.
Visueel (met het blote oog) waren op beide handschoenen aan de buitenzijde bloedsporen waar te nemen. Visueel waren aan de binnenzijde van beide handschoenen geen bloed-sporen waar te nemen.
Tijdens het verrichte luminolonderzoek zagen wij, verbalisanten:
- dat op de buitenzijde van de leren handschoen wel bloed aanwezig was en aan de binnenzijde niet, met uitzondering van het merklabeltje (Hema) en de rand bij de handschoen opening.
Het is niet aannemelijk dat de verdachte deze handschoen met een bebloede hand heeft aangetrokken.
- dat op de buitenzijde van de stoffen handschoen significant meer bloed aanwezig was dan aan de binnenzijde van de handschoen.
Dit is mogelijk te verklaren door het feit dat het bloed mogelijk door de open stofstructuur van de handschoen gedrongen was, waardoor ook aan de binnenzijde door ons, een kleinere hoeveelheid bloed aangetroffen werd.
- een rapport van het NFI [8] betreffende een pathologie onderzoek niet natuurlijke dood d.d. 11 juli 2013 opgemaakt door[rapporteur(s)], beiden arts en patholoog. Dit rapport houdt -zakelijk weergegeven- het volgende in.
Overledene is [slachtoffer] en zij is op 2 juli 2013 overleden.
Resultaten
A: Uitwendig
Er waren 27 scherprandige huidperforaties en oppervlakkige snijletsels of een combinatie van beide.
De scherprandige huidperforaties (in totaal 11) betreffen het volgende letsel:
- Hoog aan de hals rechts een scherprandige huidperforatie met een lengte van 1,3 cm.
- Hoog aan de romp rechts een scherprandige huidperforatie met een lengte van 1,1 cm.
- Hoog aan de rechterschouder een scherprandige huidperforatie met een lengte van circa 5 cm.
- Aan de rechterborst een scherprandige huidperforatie met een lengte van circa 1,5 cm.
- Links in de nek een scherprandige huidperforatie met een lengte van circa 2 cm.
- Aan de hals links een scherprandige huidperforatie met een lengte van circa 1 cm.
- Voor aan de linkerschouder een scherprandige huidperforatie met een lengte van circa 1,7 cm.
- Hoog op de linkerschouder een scherprandige huidperforatie met een lengte van circa 1,5 cm.
- Hoog aan de linkerbovenarm een scherprandige huidperforatie met een lengte van circa 1,5 cm.
- Hoog aan de rug rechts een scherprandige huidperforatie met een lengte van circa 2 cm.
- Aan het linkerschouderblad een scherprandige huidperforatie met een lengte van circa 2 cm
B: Inwendig
Er waren 2 letsels, de huidperforatie aan de rechter borst en de huidperforatie links aan
de hals, die gepaard gingen met perforatie van vitale structuren.
Het steekkanaal in relatie met letsel aan de rechter borst, ging gepaard met onder andere klieving van de vijfde rib rechts aan de voorzijde, klieving van de middenkwab van de rechterlong (doorsteek), het hartzakje, de bovenste holle ader, alwaar een hechting, en de grote lichaamsslagader net boven het hart. Er was bloedophoping in de rechter borstholte (circa 180 ml bloed).
In relatie met letsel links aan de hals was er onder andere klieving van de linker halsader.
Interpretatie van resultaten
In relatie met letsels aan de rechterborst en hals links waren vitale structuren geraakt. Letsel aan de rechterborst ging gepaard met onder andere klieving van de rechterlong, de bovenste holle ader en de grote lichaamsslagader. Letsel aan de hals links ging gepaard met onder andere klieving van de linker halsader. Hierdoor is algehele weefselschade ontstaan gepaard gaande met fors bloedverlies waarmee het intreden van de dood wordt verklaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 juli 2013 te Roden, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes in de hals en nek en schouder en buik en romp en rug, van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen geachte levert op:
moord,
strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 23 november 2013, opgemaakt door [rapporteur(s)], kinder- en jeugdpsychiater.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
“ Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijk-heidsstoornis NAO. Dit is een stoornis die langdurig aanwezig is en daarvan was ook sprake ten tijde van het ten lastgelegde.
De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Omdat het niet mogelijk was om met betrokkene vrijuit te spreken over de aanloop tot het ten laste gelegde komt ondergetekende tot een hypothese over deze relatie.
Betrokkene had een zeer hechte, bijna symbiotische relatie met [slachtoffer] waarin hij
bepalend was. Zij was de enige relatie van belang omdat hij in emotioneel opzicht had gebroken met zijn ouders. Betrokkene kon zich een leven zonder haar niet voorstellen. Hij was meer dan gemiddeld afhankelijk van haar voor zijn (kwetsbare) zelfgevoel.
De relatiebreuk riep enorme boosheid en krenking op, naast het verdriet. Betrokkene had veel verdragen van [slachtoffer] in de relatie en deze bleek nu minder belangrijk voor haar dan voor hem te zijn. Betrokkene kon het niet verdragen haar met een ander te zien.
In deze crisis zocht betrokkene geen steun bij anderen. Hij zocht deze niet bij zijn vrienden, vanuit schaamte en angst dat hij emotioneel zou worden. Dat paste niet bij het beeld dat hij voor de buitenwereld heeft geschapen. Door niet te praten ontnam hij zichzelf de gelegenheid om zijn gevoelens van verdriet en woede te uiten, te delen en daarmee beheersbaar te maken. Dit past bij de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene, wiens copingvaardigheden in het omgaan met problemen beperkt zijn.
Op het moment van steken zelf, verloor betrokkene de greep op zichzelf en heeft hij haar meerdere keren op verschillende plaatsen gestoken.
Ondergetekende adviseert betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.“
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 25 november 2013, opgemaakt door [rapporteur(s)], klinisch psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
"Betrokkene lijdt aan gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis
Niet Anders Omschreven. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde.
De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Ten gevolge van de door betrokkene ingenomen procespositie, is dit voor een belangrijk deel gebaseerd op een reconstructie van rapporteur met de beperkingen van dien.
Uit het onderzoek komt bovendien naar voren dat betrokkene krenkbaar is. Juist in de relaties met vrouwen (moeder, slachtoffer) blijkt betrokkene bovendien dwingend en niet in staat tot een wederkerig contact en schiet zijn empathie te kort. Ook is hij een man die moeilijk zijn agressie 'gezond' integreert, laat staan uit. Positieve gevoelens ten aanzien van zijn ex-vriendin zijn na het verbreken van de relatie, een krenking, veranderd in totaal negatieve gevoelens. Ze heeft afgedaan. Het ten laste gelegde is dan te begrijpen als een poging de krenking ongedaan te maken. Betrokkene repareert op deze wijze zijn zelfgevoel en heeft dus geen doorleefde spijt van zijn daad.
Er is ook sprake bij betrokkene van een redelijk realiteitscontact en -besef en een redelijke mate van zelfcontrole, maar die schiet enigszins te kort. Juist in deze situatie van psychische afhankelijkheid van een vrouw.
Geadviseerd wordt, met in acht neming van voornoemde beperking door de ingenomen procespositie door betrokkene, tot een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid."
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de door haar aannemelijk geachte toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.

Strafmotivering

De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd.
Het behoeft geen betoog dat het opzettelijk doden van een medemens het meest ernstige delict is dat onze samenleving kent. In dit geval was het slachtoffer de voormalige vriendin van verdachte, zij was nog maar 17 jaar oud en had nog een heel leven voor zich.
Verdachte kon het kennelijk niet verkroppen dat het slachtoffer niet verder met hem wilde en de gedachte dat zij met anderen een relatie zou kunnen aangaan werd haar fataal.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen komt naar voren op welke wijze verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht. Die wijze is uiterst gruwelijk geweest zo valt uit het sectierapport op te maken. Gebleken is dat het slachtoffer 27 steek- en snijwonden heeft opgelopen.
Verdachte heeft door zijn handelwijze de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed aangedaan. De vader en de moeder van het slachtoffer hebben dat treffend verwoord op de terechtzitting. Zij zullen het verlies van hun dochter de rest van hun leven met zich mee moeten dragen. De broer van het slachtoffer zal dit ook moeten doen.
Het nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf ter afdoening in aanmerking komt ter vergelding van de inbreuk op de rechtsorde en het leed dat verdachte de nabestaanden van het slachtoffer heeft aangedaan. De rechtbank heeft evenwel bij vaststelling van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf, net als de officier van justitie, de nog jeugdige leeftijd van verdachte betrokken.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren passend en geboden is.

Motivering van de maatregel van terbeschikkingstelling

Naast het opleggen van een langdurige gevangenisstraf heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd.
leggen en daar voorwaarden aan te verbinden.
Alleen al gelet op de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf komt de rechtbank niet toe aan het opleggen van een terbeschikkingstelling onder voorwaarden.
De rechtbank acht aangewezen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Door de gedragsdeskundigen,[rapporteur(s)], psychiater en [rapporteur(s)], psycholoog, die de verdachte beiden hebben onderzocht, is elk afzonderlijk een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies uitgebracht.
De conclusies in het advies van [rapporteur(s)], psychiater, d.d. 23 november 2013 luiden:
" Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijk-heidsstoornis NAO. Dit is een stoornis die langdurig aanwezig is en daarvan was ook sprake van ten tijde van het ten lastgelegde.
De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde betrokkenes gedrags-keuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Betrokkene is een jongeman van 19 jaar, van wie verwacht kan worden dat hij opnieuw een relatie zal aangaan. Vanuit zijn persoonlijkheidsstructuur (afhankelijkheid) zal dat zeer waarschijnlijk zijn. Betrokkene heeft geen evenwichtige relaties met vrouwen gehad. Vanwege het feit dat hij zelf weinig problemen ervaart en onder ogen kan zien, zal er een risico zijn dat hij in een intieme relatie op eenzelfde wijze met een nieuwe partner om zal gaan. Wanneer hij geen inzicht krijgt in de kwetsbare kanten van zijn persoonlijkheid en zijn opstelling in een intieme relatie, is er sprake van een herhalingsrisico.
De autonomie zal moeten worden gestimuleerd. Van belang is verder een opleiding, waarbij begeleiding noodzakelijk is.
Ondergetekende adviseert de klinische behandeling in het kader van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden plaats te vinden. Betrokkene is gemotiveerd, en hij heeft nog nooit behandeling gehad, die bovendien niet op hem was gericht maar op het gezinssysteem. Mocht dit in verband met de strafmaat niet zijn te combineren, dan wordt TBS met dwangverpleging geadviseerd."
De conclusies in het advies van [rapporteur(s)], psycholoog, d.d. 25 november 2013 luiden:
" Betrokkene lijdt aan gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis
Niet Anders Omschreven. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde.
De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Belangrijk voor de kans op recidive is vooral de inperking van zijn affectieve repertoire, de beperking in de 'gezonde' integratie van zijn (vooral agressieve) gevoelens en een beperking in het wederzijds empathisch functioneren en contact met voor hem belangrijke vrouwen en betrokkenes gebrekkig ontwikkelde autonomie in dergelijke relaties.
Betrokkene heeft geen probleeminzicht. Hij verdraagt bovendien geen begrenzing door anderen of de realiteit.
Voor een klinische behandeling heeft betrokkene vooralsnog onvoldoende probleembesef en lijdensdruk, maar mogelijk zou dat in een kliniek wel ontwikkeld kunnen worden.
Een klinische behandeling zou plaats kunnen vinden in het kader van een TBS met dwangverpleging."
De rechtbank verenigt zich met de bovenstaande conclusies en maakt die tot de hare.
Op grond van die conclusies en de adviezen en rapporten die over de persoonlijkheid van de verdachte zijn uitgebracht, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens bestond.
Het door de verdachte begane feit is een misdrijf, waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld .
Op grond van het bovenstaande en mede gelet op de ernst van het begane feit is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid voor personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling en de verpleging van overheidswege eist.
De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en zal bevelen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27, 37 en 37a van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
 een gevangenisstraf voor de duur van
acht jaren.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
De rechtbank stelt vast dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling een periode van vier jaar te boven mag gaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mr. M.A.A. van Capelle en mr. S. Zwerwer, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 17 december 2013.

Voetnoten

1.pag. 30 van het dossier
2.pag. 183 van het dossier
3.pag. 217 van het dossier
4.pag. 64 van het dossier
5.pag. 106 van het dossier
6.pag. 108 van het dossier
7.ongenummerd stuk
8.ongenummerd document